Vierde zondag van de veertigdagentijd
In de handel!
Er wordt een grote rommelmarkt gehouden in Overloon voor de scholen in
Uganda; daar is veel geld voor nodig, want de kinderen hebben niet eens
schriften om in te schrijven. Bas en Boris vinden het maar grote
flauwekul om geld te verdienen voor schoolschriften; "Misschien vinden
die kinderen het wel fijn dat ze niet naar school moeten," zegt Bas.
"Ja," is Boris het helemaal met zijn broertje eens, "die kinderen
kunnen fijn iedere dag gaan vissen." De tweeling heeft pech, want hun
vriendjes zijn het niet met hen eens: "Die kinderen willen juist heel
graag naar school," weet Monique te vertellen, "die spijbelen nooit."
"Zij moeten nu in het zand schrijven om hun sommen te maken," merkt
Hanneke op, "dat is echt niet leuk voor hen."
Bas en Boris vinden dat ze maar met hun vriendjes mee moeten doen en
gaan vlug thuis op zoek naar spulletjes voor de rommelmarkt. Alle
kinderen van het 14 Oktoberplein gaan thuis op zoek naar spulletjes;
alle kasten worden nagekeken en ook de zolders worden onderzocht. Bas
en Boris hebben een kruiwagen vol met rommel; hun moeder vindt de
rommelmarkt altijd een goede kans om van een heleboel troep af te
komen.
De enigen die niet met oude rotzooi naar de markt gaan, zijn Fatima en
Eddy: zij hebben een heleboel potten zelfgemaakte jam van hun moeder
gekregen om te verkopen. Het is die zaterdag geen goed weer; er dreigt
een regenbui. Een aantal mensen, dat ook een kraampje heeft, heeft
partytenten opgezet om alles droog te houden. "Zullen wij ook maar een
tent opzetten?" vraagt Hanneke. "Welnee," antwoordt Bas, "als het
slecht weer wordt, gaat het meestal ook waaien en dan blijft zo'n tent
toch niet staan." "Als het regent, gaan we gewoon in de kerk; daar is
ruimte genoeg," stelt Boris voor. "Dan moeten we wel een bordje
neerzetten, dat wij in de kerk zitten met onze spullen," merkt Eddy op.
Nog voordat alle spulletjes uitgeladen zijn, begint het te regenen. Bas
aarzelt niet en rijdt met zijn kruiwagen naar de kerk. Gelukkig is de
zij-ingang altijd open en... de pastoor is niet thuis, want zijn auto
is weg. In de kerk is het heel donker, maar gelukkig weten Bas en Boris
waar ze het licht moeten aandoen.
Als alle spulletjes in veiligheid zijn, gaan Bas en Boris terug naar
het grasveld voor de kerk en zetten daar een bordje neer, dat Monique
even gemaakt heeft. Er staat op: "Wij zitten in de kerk, daar is het
lekker droog, kom dus bij ons kopen!" Er zijn veel mensen die graag
willen schuilen en het bordje brengt hen wel op een idee.
Al snel lopen er veel mensen naar de kerk en het lijkt wel of het
zondagmorgen is. In de kerk is het een enorme herrie, want de kinderen
schreeuwen om mensen hun koopwaar aan te prijzen. Fatima en Eddy zijn
al vlug al hun potten jam kwijt. Bas en Boris lukt het minder goed om
hun spulletjes te verkopen, want wat zij hebben is echte troep: oude
schilderijlijstjes, oude soepborden, een lamp die het niet meer doet en
een stel smerige kinderboeken dat ook nog vol ezelsoren zit.
Intussen begrijpt de koster, die ook vlakbij de kerk woont, niet wat er
aan de hand is; hij kan zich niet herinneren dat er deze ochtend iets
in de kerk te doen zou zijn. De koster gaat eens kijken en ziet tot
zijn schrik dat er een markt in de kerk gehouden wordt; hij ziet ook
Bas en Boris druk bezig met het aanprijzen van hun spullen. "Mogen
jullie dit van de pastoor?" vraagt de koster aan de tweeling. "Dit mag
vast wel van de pastoor," antwoordt Boris, "maar hij is niet thuis, dus
konden we het niet vragen." "Als jullie dat niet gevraagd hebben,
geloof ik niet dat de pastoor dit goed zou vinden," zegt de koster, "de
kerk is net gepoetst, want vanavond is er een viering en dan willen de
mensen wel in een schone kerk komen. Jullie hebben er nu echt een
rotzooitje van gemaakt. Verdwijn maar gauw naar buiten met die spullen
en kom terug om alles schoon te maken." Dit is een flinke tegenvaller
voor de kinderen: ze moeten al hun spullen weer inpakken en naar buiten
brengen. Intussen stuurt de koster alle mensen weg. "Dat geeft niet,"
zegt Bert, "het meeste hebben we al verkocht." "Maar nu verkopen we
niets meer, want we moeten gaan poetsen," zegt Fatima. "Jij bent alles
al kwijt," vindt Bas, "dus jij en Eddy kunnen best gaan poetsen, dan
kunnen wij buiten nog even proberen of we iets verkopen."
Hier trappen Fatima en Eddy niet in, want het idee om in de kerk te
gaan verkopen was van de tweeling afkomstig; die mag dus zeker helpen
om te poetsen. Besloten wordt dat Monique en Helga samen zullen
proberen om alles wat de kinderen van het 14 Oktoberplein nog hebben,
kwijt te raken. Monique heeft nog een beetje last van haar been, dat
gebroken is geweest, dus kan zij toch niet goed poetsen. De anderen
gaan terug de kerk in, waar de koster op hen staat te wachten.
De kinderen krijgen bezems om eerst de
grootste rommel bij elkaar te vegen; nu pas zien de kinderen hoe smerig
het is in de kerk. Overal liggen plasjes, want het heeft flink geregend
en de mensen zijn met druipende paraplu's naar binnen gekomen. "Kijk
eens wat een modder," zegt Fatima, "dat krijgen we met vegen alleen
niet weg." Dat heeft de koster ook al gezien en hij komt aanlopen met
twee emmers water en een paar dweilen. Omdat de vloer van de kerk een
beetje schuin loopt, krijgt Bas ineens een goed idee. "Als we nu eens
een paar emmers water over de grond gieten, dan loopt dat water vanzelf
naar beneden en neemt de modder mee," zegt Bas. "Ja," zegt Boris, "en
dan hoeven we alleen dat water maar op te scheppen met een vuilblik;
dat gaat veel vlugger."
Jammer genoeg vindt de koster dit geen goed idee en de tweeling komt er
niet onderuit: ze moeten de hele kerk dweilen. "Als we nu eens naast
elkaar gaan staan en dan gelijk dweilen, dan vergeten we niks," zegt
Fatima. De kinderen maken een rijtje en tellen af: nu lopen ze zo hard
ze kunnen achteruit met hun handen op de grond. Zo slepen ze de dweilen
mee en... het werkt: alle modder verdwijnt. Nu moeten ze nog een
keertje met droge dweilen over de vloer, want de koster is bang dat de
kerk anders 's avonds niet droog is. Wanneer de kinderen aan het tweede
gangpad beginnen, besluiten ze er een wedstrijdje van te maken. "Wie
het eerst bij het altaar is," roept Bas. Hans telt af en dan rennen de
kinderen om het hardst achteruit. Eddy wint de wedstrijd, want hij is
heel lenig; Hanneke heeft de grootste moeite met snel achteruit lopen,
ze hijgt van de inspanning. "Als jullie nog eens iets weten," zegt
Hanneke, "ik dacht dat ik leuk op een rommelmarkt mocht staan vandaag."
"Dit is ook wel leuk," vindt Bas, "ik houd wel van een wedstrijdje!"
Hanneke geeft het op en besluit dat zij de
dweilen wel uit zal spoelen, want dat moet ook gebeuren. Anderhalf uur
later is de koster pas tevreden: de kerk ziet er weer keurig uit en is
bijna droog.
De kinderen moeten ook nog helpen met het opruimen van alle emmers en
dweilen en mogen dan pas naar de rommelmarkt gaan. Helga en Monique
hebben het heel druk gehad en er is veel verkocht, alleen de spullen
van Bas en Boris liggen nog allemaal op het grasveld bij de meisjes.
"Jullie weten gewoon het verschil niet tussen een rommelmarkt en een
vuilnishoop," zegt Ron tegen Bas en Boris.
De tweeling heeft geen zin om alles weer mee naar huis te nemen en is
van plan om alle troep in de glascontainer te gaan stoppen. Ook dit
plan mislukt want Willeke heeft gehoord wat Bas tegen Boris vertelde.
De kinderen helpen de tweeling om al hun rommel weer in de kruiwagen te
laden en ze lopen mee naar huis, waar de kruiwagen in een schuur gezet
wordt. "We ruimen de boel morgen wel op," zegt Bas, "nu ben ik moe!"
"En ik heb honger," merkt Boris op.
De broertjes hebben pech, want voordat ze iets
te eten krijgen, moeten ze van hun moeder alle rommel in vuilniszakken
doen en pas als alles opgeruimd is, mogen ze gaan eten. Na zulk zwaar
werk, smaken boterhammen erg goed en Bas en Boris eten er ieder wel
vijftien op. "De volgende keer nemen we toch maar een tent mee," zegt
Bas. Dat lijkt Boris ook wel wat handiger, dan hoeft hij tenminste geen
kerk te dweilen.