Zevende zondag door het jaar
In het gips!
Monique is op school, tijdens de gymnastiekles, uit de ringen gevallen.
Het was een enorme opschudding, want ze maakte een vreselijke smak.
Omdat ze eerst heel stil bleef liggen, schrok iedereen zich naar.
Monique lag er maar vreemd bij: het leek of haar ene enkel er heel
anders uitzag dan de andere. De onderwijzer belde direct de dokter en
die zorgde ervoor dat er een ambulance kwam. Nu, Monique heeft veertien
dagen in het ziekenhuis gelegen, want haar enkel was gebroken. Gelukkig
heeft ze nu loopgips en is ze weer thuis. Met loopgips kun je
natuurlijk niet echt lopen; je moet met twee krukken een beetje
hinkelen. Monique vindt het vreselijk lastig, maar ze kan zó wel naar
school, want daarvoor hoeft ze niet ver te lopen. De kinderen van het
14 Oktoberplein vinden het vreselijk naar dat Monique nu niet mee naar
de hut kan. Bas en Boris vinden dat ze iets moeten bedenken opdat
Monique toch naar de hut kan. "Ze kan op die krukken niet in het bos
lopen," zegt Bas. "Dan moeten we haar rijden in een karretje," zegt
Boris. "Eigenlijk moet Monique een rolstoel hebben, dan kunnen we haar
daarmee naar de hut brengen," zegt Bas. "Nee, dat gaat niet," antwoordt
Boris, "een rolstoel heeft net zulke banden als een fiets, dus die gaan
in het bos ook kapot." "Laten we eens in de schuur kijken, misschien
staat daar wel een karretje," komt Bas op een prachtig idee. "Als er
bij ons niks staat, vragen we het gewoon aan opa Matje; die heeft vast
wel iets," zegt Boris. De tweeling struint de hele schuur af, maar er
blijkt niets te staan dat geschikt is om een meisje met een gipsbeen te
vervoeren. Alle karren zijn veel te groot; die moet je echt achter een
tractor hangen; zelfs Bas en Boris kunnen die niet trekken of duwen.
"Dus moeten we vanmiddag naar opa Matje," zegt Bas. ’s Middags, na
school, gaan alle kinderen van het 14 Oktoberplein met Monique mee; ze
gaan maar bij haar spelen. Bij Monique hebben ze niet veel ruimte, want
zij woont in een niet zo groot huis, met een kleine tuin. De vader van
Monique is politieagent en Moniques moeder heeft een baan bij een
notaris. Meestal zijn de ouders niet thuis en heel vaak moet Monique op
broertje Mark passen. Gelukkig heeft Monique nog een opa, die in een
serviceflatje woont; daar mag Mark ook vaak naar toe, dan heeft Monique
haar handen vrij. De kinderen vinden het vreemd dat Bas en Boris niet
meegaan naar Monique en vreselijke haast hebben. De broertjes sjezen
vanuit school direct weg op hun fietsen. "We kunnen het beter maar pas
vertellen als we iets hebben," zegt Bas. "Ja," vindt ook Boris, "anders
verheugt Monique zich erop en dan gaat het niet door; dat is zielig!"
Opa Matje is druk bezig op het land. Wanneer Bas en Boris vertellen wat
er aan de hand is, is hij direct bereid om op zoek in de schuur te
gaan. Svetlana komt ook kijken en met z’n vieren zoeken ze naar een
geschikt karretje. Ook de schuur van opa Matje staat helemaal vol met
allerlei oude rommel. "Ik moet toch nog zo’n wagen hebben," mompelt opa
Matje.
Verwachtingsvol kijken Bas en Boris hem aan;
dat belooft iets goeds. Ook Achim is komen helpen en opa Matje maakt
van de gelegenheid gebruik om gelijk de schuur maar wat op te ruimen.
Bas, Boris en Achim brengen alle rommel, die niet meer bruikbaar is,
naar de stookplaats. Ineens heeft opa Matje gevonden wat hij zocht.
Onder een berg troep is een karretje vandaan gekomen. Het is een
ouderwetse bokkenwagen. De banden zijn heel slap, want het ding is
jaren niet meer gebruikt. "Daar moet ik ook nog een tuigje en leidsels
bij hebben," zegt opa Matje en hij zoekt weer vrolijk verder. "Dat is
een mooie kar," zegt Bas, "daar past Monique precies in." "Dan moeten
we wel de banden maken," zegt Boris. "En de kar goed schoonmaken," zegt
Svetlana. Opa Matje vindt het tuigje en ook de leidsels. Ook heeft opa
Matje nog een paar goede banden liggen. Achim doet nieuwe banden om de
wielen en Bas en Boris maken de kar schoon. Svetlana heeft een paar
kussens gepakt; die heeft ze toch in overvloed, want de meisjes doen
niets zo graag als kussens maken, dat komt nu goed van pas. "Wie moet
die kar trekken," vraagt Bas. "Een bok," antwoordt opa Matje, "ik heb
nog een heel sterke jongen staan, die zich gruwelijk verveelt. Dat is
een mooi klusje voor hem." "Kan Josje niet voor de kar," vraagt Boris.
"Nee," antwoordt oom Matje, "die is nog veel te jong, dat gaat niet.
Jullie krijgen die bok mee en daar zorgen jullie zolang maar voor. Hij
kan bij jullie ook in de wei staan."
De bok wordt ingespannen; Bas
kruipt in de
kar; Boris gaat op de voorbank zitten en pakt de leidsels. De tweeling
laat hun fietsen bij opa Matje staat; die halen ze straks wel weer op.
Trots rijdt de tweeling naar het huis van Monique. Bert ziet de
tweeling als eerste aankomen. "Jongens, kijk eens wat daar aankomt,"
roept Bert. Alle kinderen rennen de straat op en Monique strompelt met
haar krukken er achteraan. "Monique," gilt Bas, "we hebben vervoer voor
jou, nu kun je weer met ons mee!" Monique kijkt eens en begint te
lachen. Dat is leuk, zo kan ze mee naar het bos en naar de beek. "We
verzinnen ook wel iets zodat je in de hut kan," kondigt Boris aan. "Kom
eens zitten," zegt Bas. Met hulp van de anderen wordt Monique in de
wagen gezet. Onder haar been wordt een kussen gelegd; nu zit ze heel
prettig. Bas legt haar uit hoe ze de wagen moet besturen. Wanneer
Monique een rondje over het plein gereden heeft, wil ook Mark in de
wagen. Hij mag bij Monique op schoot zitten en zit daar zo trots als
een pauw. "Kom, we gaan naar het bos," zegt Boris. "Eens kijken of het
lukt," vindt Bas. Maar de bok vindt het welletjes geweest; hij heeft
genoeg gewerkt en heeft honger. Met de kar achter zich aan loopt hij
naar een tuintje, waar hij lekker sappig gras heeft zien staan. "We
moeten voer meenemen," zegt Hanneke, "dan kunnen we hem iedere keer wat
geven als hij een eind getrokken heeft. Ik ga thuis wel even wat
halen." Hanneke rent naar huis en komt even later terug met een zak
geitenvoer en een bakje. De bok ruikt het voer en rent op Hanneke af.
Monique, in de kar probeert uit alle macht te sturen, maar dat helpt
niets; de bok doet gewoon wat hij wil. "Als we nu eens een lange stok
pakken," zegt Bas. "En een touwtje met een bakje eraan," denkt Boris
mee. "Dan doen we daar wat voer in en dan kan Monique dat voor de snoet
van de bok laten bengelen," zegt Bas. "Dan gaat die bok achter het voer
aan en dan hoeft Monique niet te sturen; dan wijst ze gewoon met de
stok aan waar ze naar toe wil," snapt Boris het plan helemaal. De
tweeling gaat, geholpen door de andere jongens een lange stok zoeken.
Een touwtje is ook gauw gevonden. Met een zakmes maken Bas en Boris
vier gaatjes in het bakje en hangen dit aan de stok. Hanneke doet er
wat voer in en Monique krijgt de stok in haar handen. Het werkt; de bok
ruikt het voer en wil dat hebben. De bok doet reuzeveel moeite om zo
gauw mogelijk bij het voer te zijn. "Hoe moet ik nu remmen," vraagt
Monique, die het een beetje griezelig vindt, want die bok loopt erg
hard. "Gewoon de stok inhalen en hem het voer laten opeten," antwoordt
Bas, "dan staat hij vanzelf stil." Vlakbij de hut haalt Monique de stok
in en inderdaad; de bok begint te eten en loopt niet meer verder. "Hoe
krijgen we haar nu beneden," vraagt Bas zich af. "Dat is niet
moeilijk," zegt Hans, "haal eens een een paar dikke touwen." Bert en
Eddy rennen de trap af en zoeken een paar stevige touwen op. Monique
wordt bij de ingang van de hut op de grond gezet. Ze moet op het midden
van het touw gaan zitten. Bas, Boris, Bert en Eddy moeten het touw
langzaam laten vieren. Hans gaat op de trap staan en pakt Monique in
zijn armen. Ron staat onder Hans en houdt hem tegen. Heel voorzichtig
laten de jongens Monique zakken. Monique vindt het wel griezelig, maar
ze vertrouwt Hans. Wanneer Hans zegt dat iets kan, is dat meestal ook
zo. Hans draagt Monique naar een kistje en zet een andere kist onder
haar been. Iedereen is blij dat Monique nu weer mee naar de hut kan.
Het wordt een vrolijke middag en de bok heeft, voorlopig, geen last
meer van verveling!