Derde zondag door het jaar

Nog méér hulp!

Siem en Dré hebben op school heel enthousiast verteld over de hut. Het enthousiasme werkt besmettelijk; wanneer Hans op Siem en Dré staat te wachten, ziet hij vier fietsers aankomen in plaats van twee; ook Jaap en Johan zijn meegekomen. Een middagje schuren lijkt ook die twee jongens wel leuk. Vooral de enorme vloer trekt Jaap en Johan aan; zij houden niet van dat heel kleine, fijne werk! Hans is blij dat ze nu met z’n vijven aan de gang kunnen, want of de kinderen van het 14 Oktoberplein die middag naar de hut zullen komen, daar durft Hans niet erg op te rekenen. Hij heeft thuis opgevangen dat Bas en Boris die middag naar opa Matje willen gaan; daar moet een wei geploegd worden e n dat vinden zij veel leuker dan schuren. Misschien komen er alleen een paar meisjes helpen, want Eddy, Bert en Ron gaan vast met Bas en Boris mee. Hans fietst met de vier jongens naar het bos. Jaap en Johan vinden het helemaal niet eng om in een gat in de grond te moeten klimmen. Zij vertrouwen op Dré en Siem; wat die durven, kunnen zij ook! Hans maakt eerst een hele hoek leeg; hij zoekt al het schuurpapier op wat er nog is. Ook heeft Hans een paar nieuwe pakjes schuurpapier bij zich. Siem heeft zich ook goed voorbereid; hij heeft al het schuurpapier, dat hij thuis nog had, meegenomen. Wanneer de meisjes naar de hut gaan, is Hans met zijn vrienden al twee uur aan het werken; ze hebben de helft van de vloer geschuurd. Het werk is wel niet helemaal naar de zin van Siem; hij vindt de vloer nog lang niet glad genoeg, maar splinters zijn er niet meer te bekennen. De meisjes pakken ieder een stuk schuurpapier en beginnen ijverig mee te schuren. "Het is geen stijl dat de jongens er niet zijn," vindt Fatima. "De hut is ook van hen en dus moeten zij eigenlijk ook meehelpen," vindt Hanneke, die het helemaal met Fatima eens is. "Ze zeiden dat ze opa Matje beloofd hadden om hem te komen helpen bij het ploegen," zegt Willeke. "Dat is volgens mij een smoesje dat ze gisteravond verzonnen hebben," zegt Monique; "opa Matje heeft die jongens helemaal niet nodig om te ploegen; hij heeft genoeg aan de hulp van Achim." "Zullen we ze eens even gaan halen," zegt Suzan, "dan zien we gelijk of opa Matje de jongens nodig heeft, of dat het een verzinsel is." Hans zegt : "Zal ik even met de fiets gaan, dat gaat veel vlugger." "Dan ga ik met je mee," zegt Fatima, "ik ga wel achterop zitten."
Hans fietst heel hard en ze zijn al snel bij het huis van opa Matje. Ze zien wel opa Matje met zijn paard, maar de jongens zijn in geen velden of wegen te bekennen. "Zie je nu wel," zegt Fatima, "het was een smoesje!" "Opa Matje," roept Hans, "heeft u Bas, Boris, Eddy, Ron en Bert gezien?" "Nee hoor," antwoordt opa Matje, "er is de hele middag niemand hier geweest." "Dan gaan we gauw verder zoeken," zegt Fatima, "kom Hans, we gaan naar de beek. Daar zouden ze ook wel eens kunnen zitten." Bij de beek in het bos hebben Fatima en Hans beet. Ze horen Bas en Boris al op een afstand schreeuwen. Wanneer Fatima en Hans vlakbij de touwbrug zijn, zien ze dat Bas en Boris in een bootje op de beek aan het peddelen zijn. Eddy, Ron en Bert zijn bezig met het opblazen van nog een rubberboot. "Zo," zegt Fatima, "is dat opa Matje helpen met ploegen? Stelletje onderkruipers, wat zijn jullie onsportief!" "Kom gauw mee," zegt Hans, "dan zijn we vanavond tenminste klaar. We zijn al heel ver met de vloer!" "Ik wist het wel," zegt Fatima, "dat ze een smoesje verzonnen hadden. Jullie zijn gewoon lui!" "We vinden schuren zo’n snertwerk," zegt Bert. "Maar het moet wel gebeuren en nu hebben we hulp, dus kom gauw, dan zijn we zó klaar," probeert Hans het nog een keer. Eddy heeft de boot, die hij aan het opblazen was, al losgelaten. Hij weet dat hij maar beter kan doen wat Fatima zegt, anders wordt ze verschrikkelijk kwaad en dat is ook niet leuk. "Ik ga mee," zegt Eddy. "Ik ook," zegt Bert, "we kunnen dit echt niet maken!" "Bah, schuren," zegt Ron, maar hij vouwt de rubberboot op en doet hem in de hoes. "Kom naar de kant," zegt Bert, "zo is het mooi genoeg geweest." Bas en Boris besluiten dat het toch verstandiger is om maar mee te gaan; stel je voor dat al hun vriendjes kwaad op hen worden; dat is ook niet leuk. "Wij gaan vast," zegt Fatima, "dan kunnen wij aan de anderen vertellen dat jullie eraan komen." Hans springt op zijn fiets en Fatima wipt achterop. "O, o," zegt Bas, "nu moeten we heel vlug zijn, anders vertelt Fatima aan iedereen dat we bij de beek waren en niet bij opa Matje." Bas en Boris laten de boot snel leeglopen op de kant en sjorren hem achter op hun fietsen. De vijf jongens racen naar het bos. Ze gooien hun fietsen tegen een boom en rennen naar de hut. Ze klauteren naar binnen, grijpen een stuk schuurpapier en beginnen te schuren. "Hé," zegt Siem, " dat is al klaar!" "Jullie moeten netjes in de rij gaan zitten, dan weten we zeker dat we alles gehad hebben," zegt Hans. Nu ook de vijf spijbelaars er zijn, is de rij precies even lang als de hut breed is. "Zo gaat het goed," zegt Hans, "dit schiet lekker op. Misschien kunnen we van plaats ruilen, want die spijbelaars hebben nog geen vloeren geschuurd; dat moeten wij hun even leren." Bas wordt tussen Siem en Dré ingezet en Boris tussen Johan en Jaap. Hans en Fatima houden Ron in de gaten; iets dat hard nodig is, want Ron vindt het volkomen onzin om heel precies te zijn. Na een half uurtje is driekwart van de vloer klaar. Siem kruipt op zijn knieën en voelt of alles echt glad is; daarbij vindt hij af en toe oneffenheden en werkt die ijverig weg. "Straks kunnen we hier gewoon op onze sokken lopen," zegt Monique, "dat is best prettig." "Ik vind het heerlijk dat we nu geen last meer hebben van splinters in onze billen," zegt Helga, "het was zo lastig als die eruit gehaald moesten worden."
"Ja, dat was wel een toestand," grinnikt Bas, die regelmatig splinters uit het achterwerk van Boris heeft moeten halen. "Het was wel een gek werkje," geeft ook Boris toe, die Bas regelmatig van splinters bevrijd heeft. "Toch niet zo dom om de boel eens te schuren," zegt Bert. "Hè, hè," zegt Suzan, "dringt het eindelijk tot jullie oenige kopjes door dat het heel slim is om het hout te schuren?" "Daar heb ik nog nooit aan gedacht," zegt Bas. "Ik ook niet, ik dacht dat het hout door de verf wel glad werd," zegt Boris. "Ik heb er wel aangedacht," bekent Hans, "maar ik had de moed niet om eraan te beginnen. Ik was veel te bang dat ik het helemaal alleen zou moeten doen en zo goed schuren als Siem kan ik niet." "Jij hebt die wieg toch ook mooi geschuurd," zegt Bert. "Die is eigenlijk nog lang niet glad genoeg," zegt Hans, "het is een geluk dat opa Matje die ledikantjes nog had, anders hadden Basje en Borisje op den duur beslist splinters gekregen." "Wat doen we nu met die wieg," vraagt Monique, "die is nergens meer voor nodig." "Die kunnen we fijn als konijnenhok gebruiken," zegt Bas. "We leggen er een plank bovenop en klaar is Kees," vindt Boris. "Die konijnen kunnen vast tussen de spijltjes door," zegt Hanneke. "Welnee," zegt Bas, "wij hebben alleen maar van die heel dikke konijnen; die kunnen er echt niet door." "Heb jij konijnen," vraagt Jaap. "Ja, en een geit," antwoordt Bas. "O, wat leuk, mag ik die straks even zien," vraagt Jaap. "Natuurlijk," kom mee, dan gaan we nu naar de dieren kijken," z egt Boris en hij wil opstaan. "Eerst werken," zegt Jaap en hij duwt Boris terug op zijn knieën. Verbouwereerd kijkt Boris naar Jaap. De anderen lachen zich naar; ze vinden wel dat Jaap gelijk heeft. "Gewoon flink doorwerken," zegt Helga, "we zijn er bijna." Inderdaad voelen ze al gauw de muur met hun voeten; nog even omdraaien voor het laatste stukje en dan is het leed geleden. Als een speer gaan Bas, Boris en Jaap er vandoor. Ook de anderen klimmen uit de hut; ze kunnen even geen hut meer zien! Met z’n allen gaan ze naar het huis van Bas en Boris. Daar zit Jaap midden op het grasveld met een konijntje in zijn armen. Hij zit tegen het diertje te praten en het te knuffelen. "Wil jij graag een konijn hebben," vraagt Bas. "Ja," zegt Jaap, "ik houd van konijnen; die zijn zo lekker zacht." "Dan mag jij een konijn hebben, want we krijgen toch heel gauw weer jonkies," vindt Boris. "We hebben eigenlijk veel te veel konijnen," zegt Bas, "er worden heel vaak jonkies geboren." "Mag ik ook een konijn," vraagt Siem. "Ik wil er ook wel een," zegt Dré. Ook Johan blijkt graag een konijn te willen hebben. Bas en Boris zoeken in de schuur vier grote dozen. Daar doen de broertjes wat hooi in en dan zoeken ze vier konijnen. "Het zijn alle vier mannetjes," zegt Bas, "dan heb je geen last van jonkies." De vier dozen worden achterop de fietsen gebonden en dan gaan de vrienden van Hans naar huis. Siem, Dré, Jaap en Joop zijn vast van plan om nog een keer te komen; dan gaan ze met Bas en Boris vissen, want dat vinden zij ook héél leuk!