Tweede zondag door het jaar
Jij bent echt een kei
Hans heeft op school twee fijne vrienden; hij wil ze eigenlijk heel
graag eens meebrengen naar de hut. Die twee vrienden geloven zijn
verhalen over de hut maar half en nu wil Hans hun laten zien wat hij,
samen met de andere kinderen van het 14 Oktoberplein, gemaakt heeft.
Hans praat er eerst eens over met Bas en Boris. "Dat vinden de anderen
best goed hoor," zegt Bas. "Als je het eerst maar even vraagt," vult
Boris aan. Dan durft Hans het ook aan de andere kinderen te vragen. Die
vinden het direct goed. "Wij willen jouw vrienden ook wel eens zien,"
zegt Monique. "Misschien vinden jullie wel, dat mijn vrienden er een
beetje raar uitzien," zegt Hans wat aarzelend. "Hoezo," vraagt Fatima,
"hebben ze soms van die hanenkammen in allerlei kleuren op hun hoofd?"
"Nee," antwoordt Hans, "ze hebben van die heel schuine ogen en zo’n
dikke tong," "O," begrijpt Hanneke, "net als die mensen van de
Jostiband." "Ja," zegt Hans, "zo zien zij er ook uit." "Dat geeft toch
niks," vindt Bas, "breng ze woensdagmiddag maar fijn mee. Dat lijkt me
heel leuk." Hans is nu gerustgesteld.
's Woensdagmiddags wacht Hans bij de kerk op zijn vrienden. Een kerk
kun je altijd gemakkelijk vinden, dus als je daar afspreekt kan er
niets fout gaan. Hans hoeft niet lang te wachten, daar komen Dré en
Siem al aan. Ze fietsen of hun leven ervan af hangt. Hans zwaait eens
en....ja, ze zien hem staan. "Moeten we hier zijn," vraagt Siem. "Nee,
natuurlijk niet," zegt Hans, "nu gaan we samen naar de hut." Tot ze bij
het bos zijn, kunnen de jongens fietsen; dan zetten ze de fietsen tegen
een boom en doen ze op slot. "We moeten verder lopen," zegt Hans,
"anders gaan de banden kapot." Siem en Dré lopen achter Hans aan.
Ineens zijn ze er! "Dat is het luik," zegt Hans, "daar gaan we naar
binnen." "Moeten we in dat gat," zegt Dré, "dat durf ik niet. Ik vind
het eng onder de grond." "Het is helemaal niet eng," zegt Hans, "ik heb
alles heel stevig gemaakt." De andere kinderen hebben Hans aan horen
komen.
Monique komt naar boven en roept naar de drie
jongens: "Dag, ik ben Monique." "Kom jij uit dat gat," vraagt Dré.
"Vind jij dat niet eng," vraagt Siem. "Nee hoor," antwoordt Monique,
"eerst vond ik het wel eng, maar nu is het heel veilig; daar heeft Hans
voor gezorgd," en ze klimt naar buiten. "Als een meisje in dat gat
durft, durf ik ook," zegt Siem en hij loopt naar de ingang. Nu kan Dré
niet meer achterblijven en gaat ook mee. "Kijk," zegt Monique, "hier
staat een heel stevig keukentrapje, daarmee gaan we naar beneden."
Intussen zijn ook de andere kinderen naar boven gekomen. Dré en Siem
weten niet wat ze zien. "Is dat gat zo groot, dat jullie daar allemaal
inpassen," vraagt Siem. "Ja, hoor," zegt Bas, "en jullie passen er ook
nog gemakkelijk bij." "Kom maar, wij doen voor hoe het moet," zegt
Boris en hij gaat naar beneden. Ook Boris gaat de hut weer in en Bert
en Ron klauteren erachteraan. "Nu jij," zegt Monique tegen Siem, "draai
je maar om, je valt heus niet. De jongens helpen jou wel."
Bas en Boris staan opzij van het trapje en pakken de voeten van Siem.
Wanneer Siem de tree voelt, is hij niet zo bang meer. Na een minuut of
vijf staan Siem en Dré in de hut. "O, wat mooi," zegt Siem. "Hebben
jullie dat gemaakt," vraagt Dré. "Ja," zegt Hanneke," daar hebben we
allemaal aan meegeholpen, maar Hans heeft het moeilijkste werk gedaan.
Zonder hem was dat nooit gelukt." "Wat goed," zegt Dré, "en wij
geloofden jou nooit als jij over de hut vertelde." "Dat geeft toch
niets," zegt Hans, "nu kunnen jullie het zien, dat is veel leuker."
Intussen loopt Siem rond in de hut; hij voelt eens aan de houten wanden
en strijkt over de tafel. "Jullie hebben de tafel niet geschuurd," zegt
hij, "zo krijg je allemaal splinters!" "Dat duurde veel te lang," zegt
Bas. "We kijken goed uit als we aan tafel zitten," zegt Boris. "Maar
Siem heeft wel gelijk, we hebben vaak splinters in onze handen en die
krijgen we van de tafel," zegt Fatima. "Moet je beter uitkijken," zegt
Bas. "Hebben jullie schuurpapier," vraagt Siem. "Ja," zegt Bert, "dat
moet in de kast liggen; Hans heeft dat toch voor de wieg gebruikt."
Ron gaat gelijk op zoek en vindt
een stapeltje
schuurpapier. Siem pakt het aan en bekijkt de velletjes. Hij neemt het
velletje grof schuurpapier en begint te schuren. O jee, daar gaat alle
verf. "Niets aan te doen, eerst moet het glad, dan komt pas de verf,"
verkondigt Siem. Siem kan niet goed leren, maar één ding kan hij wel :
schuren! Schuren is het liefste wat hij doet; hij vindt het heerlijk om
hout zo glad te maken, dat het wel zijde lijkt. Er helpt geen
moedertjelief aan; alle spullen moeten uit het netje dat onder de tafel
zit; en ook het netje moet eraf gehaald worden.
Intussen schuurt Siem vrolijk verder. Door de inspanning hangt zijn
tong een beetje uit zijn mond, maar hij kijkt heel tevreden. "Die is
nog wel een uurtje bezig," zegt Hans. Daar schrikken de kinderen wel
een beetje van, want....er zijn twee tafels; zal Siem ook aan de tweede
tafel beginnen? "Haal dat netje ook alvast maar leeg," zegt Hans, die
Siem goed kent. "Kunnen wij niet alvast beginnen," vraagt Bas. "Dan
doen wij toch gewoon het grove werk," vindt Boris. De meisjes vinden
het prima; zij besluiten maar naar Svetlana te gaan, hier in de hut
kunnen zij toch niets meer doen. "We komen straks wel kijken," zegt
Hanneke.
Intussen schuurt Siem ijverig door, zelfs voor een glaasje limonade
heeft hij geen tijd. Wanneer de eerste tafel helemaal glad is en er
echt geen splintertje meer te bekennen is, kijkt Siem op. Dan pas heeft
hij in de gaten dat de jongens ook aan het schuren zijn. "Dat doen
jullie niet goed, kom, dat doe ik wel," zegt Siem. Siem duwt Bas weg en
pakt een nieuw schuurpapiertje. "Die kistjes moeten ook," zegt Siem,
"anders krijg je splinters in je billen." Bas en Boris kijken elkaar
eens aan, dat wordt wél een snertwerk, want er staan een heleboel
veilingkistjes. Toch vinden Bas en Boris het geen slecht idee, want
toen Svetlana en Achim in de hut woonden, had Svetlana een keer een
grote splinter in haar been.
"Onze moeder heeft een goede pincet, hoor,"
zegt Bas. "Dat doet zeer," antwoordt Siem. Hij schuurt verder en wil er
verder niet over praten; schuren moet nu eenmaal! "Begin maar gewoon,"
zegt Hans, "anders zijn we vannacht om twaalf uur nog bezig!" Iedereen
is twee uur lang verwoed aan het schuren; Siem is niet gauw tevreden en
controleert alle kistjes; geen splinter ontsnapt aan zijn aandacht.
Alle jongens hebben een rode kleur van de inspanning. Wanneer de
meisjes terugkomen, weten ze niet wat ze zien: de tafels zijn mooi glad
en ook de meeste kistjes hebben weer de oorspronkelijke kleur. "Dat is
fijn," zegt Fatima. "O, wat heerlijk," zegt Willeke, "nu kunnen we
lekker zitten zonder dat we onze billen vol splinters krijgen!" "Kom,
we helpen even met die laatste kistjes," zegt Monique.
Het is al donker buiten wanneer ook het laatste kistje mooi glad
geschuurd is. "Nu ga ik naar huis," kondigt Siem aan, "dit was fijn!"
Bas en Boris trekken een gezicht; zij hadden echt iets anders verwacht
van deze middag. "Siem," zegt Hanneke, "jij bent een kei in schuren!
Reuze bedankt!" "Ik kom terug," zegt Siem, "want die vloer moet ook
nog!" Bas en Boris kreunen; ze zien de bui al hangen: iedereen op zijn
knieën de vloer schuren; wat een ramp! "Dat lijkt mij heel fijn," zegt
Fatima "want als de kleintjes hier spelen, zitten ze altijd op de grond
en die blijven echt niet op het vloerkleed." "Ik kom morgen," zegt
Siem. Dré knikt ijverig; hij vindt het ook wel leuk. "Wij hebben
morgenmiddag vrij," zegt Dré. "Ja," zegt Hans, "dan kunnen we met z’n
drieën alvast beginnen." Dat lijkt Bas en Boris een reuzegoed plan en
ze besluiten dat zij het morgen veel te druk hebben om naar de hut te
komen. Een hele middag de vloer schuren.....dat lijkt de tweeling maar
niks! "Wij komen wel helpen," zegt Fatima, "dan hoeven we tenminste
nooit meer bang voor splinters te zijn!"