Driëndertigste zondag door het jaar
Muzikaal talent
De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn dol op muziek. Sommigen van
hen zitten op de muziekschool en leren echt op een instrument te
spelen. Willeke speelt al heel mooi blokfluit; althans, dat zegt Helga,
want Willeke durft niet in het openbaar te spelen. Ze speelt alleen
maar op haar kamer, als ze denkt dat niemand in de buurt is. Helga gaat
soms heel zachtjes de trap op en luistert dan bij de deur. Willeke is
woedend als Helga aan de anderen vertelt dat zij zo goed kan spelen, ze
vindt zelf dat ze helemaal nog niet goed kan spelen en wil het ook
beslist niet aan de anderen laten horen. Hanneke speelt een beetje
keyboard. Ze kent een paar liedjes en soms speelt ze wel eens mee met
het kinderkoor, als dat vastzit met de begeleiding. Bas en Boris vinden
het maar een moeilijk gedoe; "Muziek maken is toch helemaal niet
moeilijk: dat kan iedereen," zegt Bas. "Dat is niet waar," reageert
Willeke verontwaardigd. "Wel waar," zegt Boris, "luister maar." Hij
haalt een zakkammetje uit zijn zak en vouwt er een stukje zilverpapier
omheen. Ook Bas heeft een kammetje tevoorschijn getoverd en dan
beginnen de twee met hun lippen tegen het zilverpapier een liedje te
neuriën. De kinderen herkennen de melodie van "de koning van Siam".
"Dat klinkt leuk," zegt Bert, "laat mij het eens proberen." Bas geeft
zijn kammetje aan Bert en Bert probeert of hij er "alle eendjes zwemmen
in het water" op kan spelen. Dat lukt ook al. "Jullie hebben dus
gelijk," zegt Fatima, "iedereen kan muziek maken en dat is helemaal
niet moeilijk." "Zo kunnen we best een orkest oprichten," zegt Monique.
"Dan moeten we eerst wel goed oefenen," vindt Eddy, "want we moeten wel
gelijk spelen, anders is het niet mooi." "We hebben gewoon iemand nodig
die de maat zwaait," zegt Bas.
"Dat doe ik wel," zegt Eddy, die een heel
goed maatgevoel heeft. De volgende dag komt iedereen gewapend met
zakkammetjes en zilverpapier naar de hut. Monique heeft een paar
liedjesboeken meegebracht, zo hoeven ze niet alleen "de koning van
Siam" te spelen; dat wordt zo saai. Het samenspelen blijkt veel
moeilijker te zijn dan ze gedacht hebben; vooral Ron en Suzan hebben er
heel veel moeite mee om in de maat te spelen. "Dat lukt zo nooit,"
zucht Eddy, die zijn uiterste best doet om de maat erin te krijgen. "We
moeten er gewoon iets bij hebben, waarop de maat getimmerd wordt," zegt
Fatima, "wacht eens, ik weet wat." Ze rommelt wat in de kast en komt
terug met een koektrommeltje in haar hand. "Ik ga er even wat steentjes
in doen; dan kan ik daarmee de maat aangeven," zegt ze. Met het
gerammel van het blik erbij gaat het inderdaad veel beter. Na een
uurtje kunnen zowaar één liedje zonder fouten samen spelen. Veertien
dagen later hebben de kinderen een heel repertoire en vinden ze dat het
tijd is om eens op te gaan treden.
Ze besluiten die zondag, na de
Mis, op het
grasveld voor de kerk te gaan spelen. "Daar komen dan een heleboel
mensen langs en die zullen het best mooi vinden," zegt Bas heel
optimistisch. "Dan zetten we een hoed neer met een bordje erbij." "Ja,"
zegt Boris, "dan zeggen we dat het geld voor nieuwe instrumenten is.
Daar hebben de mensen beslist wel wat geld voor over." Zo gezegd, zo
gedaan; zondagsmorgens, als de mensen uit de kerk komen, wacht hun een
verrassing. Op het grasveld zit een groep kinderen, die verwoed op
zakkammetjes aan het blazen is. Ervoor staat Eddy te dansen en te
springen en te zwaaien met zijn armen. Het is een prachtgezicht. Het
klinkt ook nog aardig; wel een beetje vals af en toe, maar zo nauw moet
je niet kijken. Op het gras staat een echte hoge hoed. Dat ding hebben
Bas en Boris thuis in een kast gevonden. Dat het de hoge hoed van hun
vader is, die hij gedragen heeft toen hij trouwde, weten ze niet
en....ze weten ook niet dat vader heel erg zuinig is op die hoed.
Waarom een hoed altijd in de kast staat, zonder dat je hem ooit nog
draagt, daar begrijpen Bas en Boris nu eenmaal echt niets van. Deze
keer doet de hoed echter goed dienst, want na afloop van het concert
blijkt er ruim tien gulden in te zitten. "Wat moeten we daar nu mee
doen," vraagt Hanneke. "Instrumenten kopen natuurlijk, suffie,"
antwoordt Bas. "Maar die hebben we nu toch," zegt Hanneke. "We moeten
toch steeds nieuw zilverpapier hebben," legt Boris uit. "Dat
zilverpapier zit om chocoladerepen," vult Bas aan. "We moeten dus
chocoladerepen kopen om onze instrumenten te onderhouden," verklaart
Bas. "Kunnen we dan niet veel beter een rolletje aluminiumfolie halen,"
stelt Monique voor. "Nee," zegt Bas, "dat gaat niet. Zilverpapier van
chocoladerepen speelt echt het mooist." Omdat niemand het oordeel van
deze deskundige in twijfel trekt, wordt er de volgende dag voor ruim
tien gulden chocoladerepen gekocht. Voorzichtig wordt het zilverpapier
eraf gehaald en netjes glad gestreken. De chocolade eten ze maar op,
want die kun je zonder verpakking toch niet lang bewaren. Het is voor
de kinderen natuurlijk een hele opoffering dat ze ieder anderhalve reep
moeten opeten, maar.........je moet er iets voor over hebben om muziek
te kunnen maken. Ze besluiten nog vaak op te treden, want dat
zilverpapier kan beslist nooit lang meegaan en ze zullen moeten zorgen
voor een grote voorraad.
Hierdoor komt het dat Overloon nu
een vast
orkest rijker is: het zakkammetjesorkest, dat minstens eenmaal in de
maand optreedt; meestal als het zakgeld van de kinderen op is en....ze
verschrikkelijk veel trek in chocolade hebben.