Negenentwintigste zondag door het jaar
"Een poenig probleem!"
Bas en Boris hebben thuis weer eens iets opgevangen; kleine potjes
hebben nu eenmaal grote oren. Vader heeft een brief gekregen die in een
bijzondere enveloppe zat: zo’n blauwe. Met die brief was vader helemaal
niet blij; hij liep er stevig over te mopperen; want hij moet weer
flink wat belasting betalen. Bas en Boris hebben zo hun eigen ideeën
over belasting. Als de hele club die middag lekker in het bos bij de
beek zit, beginnen Bas en Boris erover. "Belasting betalen is heel
gemeen," zegt Bas. "Ja," beaamt Boris, "je moet zomaar geld geven voor
iets waar je niets voor terug krijgt." "Papa heeft heel hard gewerkt
voor zijn centen en nu mag hij het niet eens allemaal houden! Dat is
niet eerlijk," zegt Bas. "Dat is wel eerlijk," vindt Ron, "er zijn heel
veel dingen die geld kosten en waar iedereen plezier van heeft. Dat
moet toch ook betaald worden." "Wat voor dingen," vraagt Bas. "De
wegen, bruggen en zo nog veel meer dingen." "Wegen," roept Bas uit,
"dat is toch onzin, die zijn er al." "Maar die moeten toch netjes
blijven," bemoeit Monique zich er mee. "Ja, zó netjes, dat de auto’s
heel hard kunnen rijden en wij verschrikkelijk moeten uitkijken om er
niet onder te komen." "Daarom hebben ze geld nodig," zegt Hanneke, "dan
kunnen ze heuveltjes en rotondes bouwen, dan kunnen auto’s niet zo hard
meer." "Wat een onzit," zegt Boris; "eerst maken ze heel goede wegen en
dan gaan ze ze weer een beetje minder goed maken! Zo blijven ze toch
aan de gang." "Ze moeten die wegen helemaal niet onderhouden," vindt
Bas, " als er flink wat kuilen en losse stenen in de weg zitten, dan
kunnen auto’s vanzelf niet zo hard rijden. Dat kost dus geen cent en
dan hoef je ook geen belasting te betalen. Het is dus echt flauwekul
dat iedereen voor die stomme wegen moet betalen!" "Maar dan kan er ook
geen straatverlichting branden," zegt Suzan, die het maar wat griezelig
vindt om in het donker over straat te moeten lopen. "Dat heb je
eigenlijk ook helemaal niet nodig," vindt Boris; "alle auto’s hebben
toch lampen en dat geeft licht genoeg." "Ook fietsen hebben zelf
licht," is Bas het hardgrondig met zijn broertje eens. "Iedereen kan
toch gewoon een zaklantaarn meenemen," vindt Bas.
"De vuilnis moet toch ook opgehaald worden,"
mengt Fatima zich in het gesprek. "Dat is al helemaal flauwekul," vindt
Bas, "als iedereen regelmatig een fikkie stookt, is het ophalen van
vuil helemaal niet nodig." "Er moeten toch ook bruggen gebouwd worden
en...die moeten wel goed onderhouden worden, anders kukelen alle mensen
in het water," zegt Willeke. Daar heeft Bas niet zo gauw een antwoord
op, want dat een brug een beetje stevig moet zijn is voor hem wel
duidelijk. "Maar dat kan toch gewoon gratis; wij vragen toch ook geen
geld voor onze mooie brug," zegt hij. "Daar gaat vast niemand
overheen," zegt Helga. "Vast wel," vindt Boris, "als er mensen in het
bos wandelen zullen ze best over onze brug gaan." "Weet je wat," roept
Boris uit, " we hangen een bordje neer, dat ze moeten betalen als ze er
overheen gaan. Dan zetten we er een spaarpotje bij en daarop zetten we
dat het geld voor het onderhoud van de brug is." "Dan laat jij de
mensen in feite ook belasting betalen," vindt Hanneke. "Nietes," zegt
Bas, "ik laat ze betalen om over de brug te lopen, dat is geen
belasting." "Jongens het is helemaal niet zo erg oneerlijk om belasting
te betalen," zegt Bert ineens; "doordat iedereen belasting betaalt
kunnen ze geld geven aan mensen, die niet kunnen werken. In feite is
het een middel om elkaar te helpen." Daar heeft nog niemand aan
gedacht.
"Van de belasting worden ook de
scholen
betaald," zegt Monique ineens. "En bibliotheken krijgen geld," zegt
Suzan. Nu weten Bas en Boris echt geen antwoord meer te verzinnen. "Het
is dus helemaal niet echt oneerlijk dat je belasting moet betalen; je
krijgt er ook een boel voor terug," zegt Bas. "Waarom maakte papa dan
zo’n bezwaar," zegt Boris. "Dat doet hij altijd als hij iets moet
betalen," zegt Bas, " we moeten het hem toch maar eens precies vragen.
Maar we kunnen nu wel een bordje gaan maken en dat bij de brug zetten,
want wij worden niet betaald voor het bouwen van onze brug." Het lijkt
iedereen heel redelijk om geld te vragen aan mensen die gebruik maken
van de touwbrug. Bas en Boris rennen naar huis en komen even later
terug met een grote plank. Ze hebben ook een paaltje, een hamer en
spijkers bij zich. Eddy heeft intussen in de hut een restje gele verf
en een kwast gehaald. Ook was er nog een beetje zwarte verf. Vlug wordt
het bord geschilderd. Intussen wordt met de hamer het paaltje in de
grond gemept. Dan spijkert Bas het bordje aan de paal vast. Op het
bordje staat: "Voor het heel houden van onze brug graag een kwartje!"
"Nu moet er wel iets bij waar de mensen het
geld in kunnen doen," zegt Hanneke. "Ik heb nog een spaarpotje, dat ik
niet gebruik," zegt Willeke. "Ik ga het even halen." Weg, is Willeke.
Even later komt ze hijgend terug met een klein metalen busje. Bovenin
het dekseltje zit een gleuf en het dekseltje zit vast met een slotje.
"Zie je," zegt Willeke, "zo kan niemand aan het geld komen." Boris
bekijkt het spaarpotje eens. "Dat kunnen we heel gemakkelijk aan de
paal vastschroeven," vindt hij. In de achterkant van het busje maakt
Bas twee gaatjes, daar passen twee schroeven door en vijf minuten later
zit het busje goed stevig aan het paaltje vast. "Nu moeten we wel
iedere dag gaan kijken of er iets inzit," vindt Bert. "Zo’n vaart zal
het echt niet lopen," vindt Hanneke, "als we ééns in de week gaan
kijken is dat ook wel genoeg." Dat vindt iedereen een beter idee, want
het is nog een heel eind lopen naar de beek toe. De volgende week gaan
de kinderen van het 14 Oktoberplein vol verwachting naar de beek. Ze
zijn reuze benieuwd wat ze in het busje aan zullen treffen. Al van
veraf zien ze dat er iets aan het paaltje hangt. Wat kan dat nu zijn.
Het blijkt een plastic zak te zijn, waar iets inzit. Nieuwsgierig doet
Bas de zak open en.....haalt er een grote zak met snoepjes uit. Er zit
een briefje bij: "een snoepje voor onder het werk, daar krijg je weer
moed van. Als jullie stevig touw willen hebben, moeten jullie dat maar
even komen halen bij de boerderij aan de overkant van de beek." Stevig
touw, dat is natuurlijk altijd nodig; de kinderen gaan over de touwbrug
naar de overkant; intussen is iedereen daar heel handig in geworden;
zelfs Hanneke heeft geen hulp meer nodig. Ze rennen het bos uit en zien
dat ze vlak bij een boerderij zijn. "Zou dat hem zijn," vraagt Willeke.
"Dat is vast de boerderij," zegt Bas, "laten we maar gaan kijken." Op
het erf zien ze een man met een kruiwagen lopen. "Hallo mijnheer,"
roept Boris, "bent U de mijnheer, die dat briefje geschreven heeft?"
"Ja," zegt de man, "zijn jullie de kinderen, die die brug gebouwd
hebben. Het blijkt dat de boer de touwbrug een reuze praktische
uitvinding vindt. Hij gaat er bijna iedere dag overheen naar een
weiland dat aan de andere kant van de beek ligt. Het bespaart hem veel
tijd. Hij geeft de kinderen een kruiwagen vol met dik kabeltouw mee.
Dat is fijn; daar kun je mooie bruggen van maken. "Wat heerlijk," zegt
Hanneke, "als jullie daar een brug van maken, hoef ik niet meer bang te
zijn dat er een touwtje knapt." De boer gaat met de kinderen mee naar
de beek en helpt een nieuwe brug te bouwen, die wat lager zit en die
ook veel strakker gespannen is. De boer is heel sterk en zo schiet het
vlug op. Nu heeft iedereen plezier van een prachtige brug, waar ze nog
lang overheen kunnen lopen. Het bord blijft staan, maar de kinderen
vinden, dat de boer nooit iets in de spaarpot hoeft te doen; per slot
van rekening heeft hij nu zelf meegeholpen.