Zesentwintigste zondag door het jaar
"Hooien!"
Bas en Boris zijn wat minder uitgelaten, als ze in de hut arriveren,
als anders. Het is al snel voor de andere kinderen duidelijk dat er hun
iets niets helemaal lekker zit. "Wat is er met jullie aan de hand,"
vraagt Hanneke. Bas haalt zijn schouders eens op en zegt: "we hadden
eigenlijk onze vader moeten helpen met hooien, die heeft het een beetje
druk." "Maar we hadden geen zin," vult Boris aan, "we spelen veel
liever hier." "Toen hebben we gezegd dat we het niet deden,"
verduidelijkt Bas. "Toen heeft papa het aan Patrick gevraagd en die zei
dat hij zou helpen, maar nu is die met zijn vrienden naar de stad."
"Dus heeft jullie vader geen hulp vanmiddag," trekt Bert een hele
logische conclusie. "Dat zal hij wel erg vervelend vinden," zegt
Fatima. "Ja," zegt Monique, "want nu is het lekker weer en morgen gaat
het regenen!" Oei, daar heeft de tweeling nog niet aan gedacht. Als het
gaat regenen kan het hooi niet naar binnen en dan moeten ze eerst weer
wachten tot alles droog is. "Zullen we dan toch maar gaan helpen," zegt
Bas? "Dat is misschien wel het beste, anders heeft papa vanavond weer
zo’n snerthumeur en dat is ook gezellig," vindt Boris. "Weet je wat we
doen," zegt Suzan," we gaan allemaal mee, dat lijkt mij best leuk: met
z’n allen hooien!"
Iedereen heeft daar wel zin in, het is weer eens iets heel anders en de
meesten hebben nog nooit geholpen bij hooien. Zo komt het dat een
kwartiertje later de hele club in de wei verschijnt, waar de vader van
Bas en Boris, druk bezig is met een grote trekker en een platte kar.
Hij heeft maar een knecht bij zich en het schiet dus echt niet op.
"Wat komen jullie doen," vraagt vader een beetje kriegel omdat hij
gestoord wordt in zijn werk. "Wij komen helpen," zegt Bas. "Zo," zegt
vader, "een beetje hulp kan ik echt wel gebruiken kom maar vlug op de
kar, dan kunnen jullie de hooibalen aanpakken." Bas en Boris klimmen
razend vlug op de kar en vader springt er af. "Netje stapelen hè," zegt
vader, " anders vallen de balen er af als ik ga rijden."
De andere kinderen moeten de hooibalen aangeven, dat is een zwaar
karwei, maar met z’n drieën kunnen ze best een hooibaal omhoog tillen.
Al snel zijn de werkzaamheden keurig verdeeld: de jongens tillen de
balen omhoog en de meisjes slepen ze aan. Zo gaat het lekker vlug.
Vader is op de trekker gaan zitten en rijdt de kar over het veld, zodat
ze nooit ver met de balen hoeven te slepen.
Al heel gauw is de kar volgeladen. Dan mogen alle kinderen boven op de
hooibalen gaan zitten en rijdt vader voorzichtig naar de schuur waar
het hooi opgeslagen moet worden. Het hooi moet naar een zolder en alle
kinderen worden naar de zolder gestuurd; vader en de knecht zullen de
balen aangeven, want dat is heel zwaar werk. De jongens pakken de balen
aan en de meisjes brengen ze verder de zolder op. Daar worden ze keurig
opgestapeld. Als de kar leeg is gaan ze, met een vaartje terug naar de
wei en begint het weer opnieuw. Op weg naar de wei zijn ze onder een
pruimenboom doorgereden, waar heerlijk dikke, rijpe pruimen aan hingen.
Bas en Boris hebben er een stelletje gepikt en iedereen zit pruimen te
eten. Vader heeft dit goed in de gaten en besluit de volgende keer als
hij onder de pruimenboom doorrijdt, wat langzamer te rijden, dan kunnen
er nog meer pruimen gejat worden. Gelukkig weet vader uit eigen
ervaring dat een gejatte pruim veel lekkerder smaakt, als een pruim die
je keurig aan tafel krijgt. De kinderen op de kar doen hun uiterste
best om zoveel mogelijk pruimen te pakken te krijgen; hun zakken puilen
uit. Het is natuurlijk heel vervelend dat juist de dikste pruimen het
hoogste hangen. Daar kunnen ze echt niet bij. Bas en Boris willen op
elkaars schouders gaan staan, maar daar wordt door de rest een stokje
voor gestoken: dat is echt veel te gevaarlijk!
Iedere keer als de kinderen in het weiland eventjes moeten wachten eten
ze een pruim op. Als ze terugrijden, zijn hun zakken al weer leeg, maar
dat duurt niet lang, want er hangen nog genoeg pruimen in de boom. Die
kun je toch echt niet voor de vogels laten hangen!!!!
Op de hooizolder ontstaat dolle pret als de
kinderen ontdekken dat je op de balen lekker zacht valt als je vanaf
een stapel erop springt. Ze vergeten helemaal dat ze balen moeten
aanpakken en pas als vader eens hard roept, bedenken ze dat er iets
anders van hen verwacht wordt als in het hooi spelen.
Ondanks al het gespeel en geravot, is het hooi snel binnen gehaald. Dan
mogen alle kinderen in de keuken komen, waar ze getrakteerd worden
op.......pruimenvlaai. Ondanks dat hun buikjes al vol zitten met
pruimen, laten ze zich de vlaai goed smaken; van hooien krijg je een
reuze honger en......krijg je blaren op je handen. Vader bekijkt de
handen eens en zegt: "Als jullie nu eens tellen hoeveel blaren jullie
precies hebben, dan krijgen jullie voor iedere blaar een snoepje."
IJverig telt iedereen zijn blaren en het blijkt dat Monique de kroon
spant: zij heeft er tien! Intussen heeft vader een grote zak snoep
gehaald en iedereen krijgt zijn "loon" uitbetaald. Het is een zeer
tevreden, moe en ongelofelijk smerig stelletje kinderen dat die middag
naar huis gaat. Over een ding zijn ze het wel eens: als er nog eens
hulp nodig is bij hooien, dan zijn zij van de partij!
De volgende dag is daar nog een
vast voornemen
bij gekomen: ze zullen nooit meer zoveel pruimen eten!!!!!! Van dat
pruimenfeest hebben ze de hele avond en sommigen zelfs de halve nacht
plezier gehad!