Tweeëntwintigste zondag door het jaar
"Op naar Friensland"
Hans moet in Harlingen stage gaan lopen bij een bedrijf waar ze jachten
bouwen. Zijn school heeft dit adres voor hem gevonden, want hier kan
hij nog veel beter leren timmeren, dan hij al kan. Hans vindt het
eigenlijk niet zo leuk, want Friesland is toch wel heel ver weg van
Overloon, maar gelukkig wonen opa en oma in Makkum en daar kan hij gaan
logeren. Dat is weer wél fijn. Vanuit Makkum kan hij iedere dag met het
bedrijfsbusje, dat nog meer mensen in Makkum komt ophalen, naar
Harlingen gaan. Ook de andere kinderen van het 14 Oktoberplein vinden
het niets leuk dat Hans weggaat. Ze zullen hem beslist erg missen,
vooral Bas en Boris vinden het heel naar. "Waarom vraag je niet om een
andere stageplaats," vraagt Bas aan Hans. "Je moet niet gaan," zegt
Boris, "dat is echt waardeloos. Hier in de buurt kun je toch ook leren
timmeren," valt Boris zijn broertje bij. "Je kunt niet eens meer in de
hut spelen," zegt Bas, "dat is toch helemaal niet leuk." "Ja maar,"
stottert Hans, "ik vind het nu net zo fijn om boten te leren bouwen.
Dat wil ik zo graag!"
Suzan en Hanneke, die gehoord hebben wat Bas en Boris tegen Hans
zeggen, vinden het maar niks. "Maak het Hans toch niet zo moeilijk,"
zegt Hanneke, "hij gaat toch maar een paar maanden weg. Dat is helemaal
niet erg." "Hij vindt het eigenlijk heel erg leuk, nu moeten jullie
niet zo vervelend doen," vindt Suzan, "straks is de lol er voor Hans
helemaal af!" Daar hebben Bas en Boris nog niet aan gedacht. "Vindt jij
het echt leuk om naar Harlingen te gaan," vraagt Bas? "Ja," zegt Hans,"
eigenlijk vind ik dat heel erg leuk. Ik ben echt gek op boten."
"Misschien kan Hans straks voor ons een echte boot bouwen, waar we op
het Schaartven mee kunnen varen," stelt Eddy voor. Een echte boot, dat
is iets waar Bas en Boris best oren naar hebben. "Dat zou leuk zijn,"
zegt Bas, "ga dan maar gauw, dan ben je ook gauw weer terug." "Dan
hebben wij snel een echt boot," zegt Boris. "Misschien kunnen wij Hans
wel met z’n allen wegbrengen," zegt Hanneke. "Hoe dan," vraagt Bert,
"Hans heeft vast heel veel bagage bij zich, dat moet toch met een
auto!" "Nee," vindt Suzan, "als wij allemaal wat dragen, kan dat best
met de trein, dat is beslist heel erg leuk!" "Dan weten wij gelijk hoe
Hans woont en.....dan komen wij ook eens een keertje in Friesland,"
reageert Fatima, heel enthousiast.
Er wordt besloten dat ze het thuis eens zullen bespreken. De vader van
Hans, Bas en Boris is helemaal verrast; hij had er op gerekend dat hij
Hans weg zou brengen. Eigenlijk komt het hem wel goed uit, want op zijn
bedrijf is het reuze druk en hij kan heel moeilijk een vrije dag nemen.
Ook de andere kinderen mogen een dagje naar Friesland.
Hans belooft al zijn spullen in kleine tassen
en koffertjes te pakken, zó hoeft niemand heel zware dingen te dragen
en kan het best. Zaterdagmorgen is het zo ver. Gepakt en gezakt
vertrekken de kinderen naar het station in Vierlingsbeek. Hans neemt
zijn fiets mee, want dan kan hij in Friesland tenminste een eindje gaan
rijden als hij vrij is. De anderen laten hun fietsen op het station
staan, want opa heeft beloofd dat hij het hele stel met een busje zal
komen halen.
Het is een heel gedoe voordat de kinderen alle bagage in de trein
hebben en die zó neergezet hebben dat niemand er zijn nek over breekt.
In Nijmegen moeten ze er weer uit en door de tunnel naar een ander
perron. Daar staat de trein naar Zwolle, die doorrijdt tot Leeuwarden.
Zo ver hoeven ze gelukkig niet, want opa wacht in Akkrum al op hen. In
de trein hebben de kinderen dolle pret, per slot van rekening zitten ze
niet dagelijks in de trein. Gelukkig is het niet druk en de oudere heer
en mevrouw die bij hen in de coupé zitten, vinden het alleen maar reuze
gezellig dat er zo’n vrolijk troepje bij hen zit.
Hans kijkt toch wel een beetje sip. Hij vindt het nu toch niet zo leuk
meer, wat zal hij zijn vriendjes missen. Monique heeft in de gaten, dat
Hans erg stil is. "Wat is er," vraagt ze? "O, niks," zegt Hans, " ik
vindt het alleen een beetje moeilijk om weg te gaan." "Dat gaat vast
heel gauw over," zegt Monique, "je hebt dat beslist ook heel gauw
vrienden." "Dat zal wel," zegt Hans, "maar dat kunnen nooit zulke leuke
vrienden zijn als jullie." "Weet je wat we doen," stelt Fatima voor,
"we sturen jou iedere dag een kaart; dat scheelt vast een heleboel."
"Ja," zegt Bert, "dat kunnen we best doen, we zijn maar een keer in de
elf dagen aan de beurt." "Dan schrijven we jou alle nieuwtjes en dan
weet je gewoon alles wat er gebeurt," zegt Suzan. "Dat wordt leuk,"
vindt Bas, " dan kan ik alle geheimen schrijven, want Hans kan ze dan
toch niet aan papa en mama vertellen."
Intussen is al het brood en de pakjes drinken, dat bedoeld was voor de
hele dag, finaal op; reizen maakt nu eenmaal hongerig! Dat wordt honger
lijden op de terugweg!!!!!!
Bas en Boris krijgen last van de
geeuwhonger
, bij de gedachte alleen al. Ze zitten gruwelijk te geeuwen en steken
iedereen aan. De mevrouw kan het niet meer aanzien en zoekt in haar
handtas naar een rolletje pepermuntjes. "Hier jongens, neem allemaal
een pepermuntje, dan is dat gegeeuw zo over! Ik krijg helemaal slaap
van jullie," zegt zij en ze geeft het rolletje snoep aan Hanneke.
Hanneke deelt de pepermuntjes uit en het helpt; door de afleiding stopt
het geeuwen.
Ze zijn nu vlak bij Akkrum en de kinderen slepen alle bagage naar de
deur, zo kunnen ze snel uit stappen, want ze zijn bang dat de trein
niet erg lang op dat station zal blijven staan. Er ontstaat een reuze
puinhoop in het halletje. Als de trein stopt, klautert Bas over de
tassen en koffers naar buiten en begint alles aan te pakken. Dat hoeft
hij niet lang alleen te doen, want opa heeft intussen ontdekt uit welke
coupé zijn toekomstige huisgenoot moet komen. Als de bagage op het
perron staat begroet opa Hans en de andere kinderen. Samen lopen ze
naar het busje, waar de kinderen en alle bagage maar net aan in passen.
Hans en Hanneke mogen op de voorbank zitten; de rest moet achterin. Op
iedere bank moeten drie kinderen zitten en de vier die oveblijven,
moeten op de grond, anders krijgt opa last met de politie, want
eigenlijk mag het niet! Bas en Boris vinden dat ze maar boffen met een
opa, die dingen doet die niet mogen van de politie en hebben het er
graag voor over om op de grond te zitten. Ook Eddy en Bert kruipen op
de grond. Nu lijkt het een heel normaal busje, met een gewoon aantal
personen erin. Ron houdt goed in de gaten of hij geen politiewagen
ziet. Als hij zo’n auto ziet duiken de kinderen die op de grond zitten,
nog een beetje dieper weg.
Zo komen ze tegen half een in Makkum aan. Oma staat al op de uitkijk
en.....ze heeft een grote pan macaroni gemaakt. De kinderen helpen na
het eten Hans met het inrichten van zijn kamer. Die is heel groot; veel
groter dan Hans thuis had. Daar zal hij het best uit kunnen houden!
Dan is het weer tijd om naar het
station te
gaan. "Hebben jullie wel eten voor onderweg," vraagt oma. "Dat hadden
we wel," antwoordt Bas, "maar we hadden zo’n last van de geeuwhonger
dat het allemaal op is." "We zijn een beetje bang dat we weer last
krijgen van de geeuwhonger," zegt Boris en kijkt oma heel zielig aan.
"Als je even helpen," zegt oma, "zal ik zorgen dat jullie geen honger
krijgen. Kom maar mee naar de keuken." In de keuken worden twee broden
besmeerd en belegd en in een paar zakken gedaan. Oma geeft ook nog een
paar pakken sap en bekertjes mee. "Zo," zegt ze, " nu redden jullie het
wel tot jullie thuis zijn."
De kinderen redden het tot
Nijmegen, dan is
echt al het brood op en zijn de pakken sap helemaal leeg. Als ze bijna
in Vierlingsbeek zijn krijgt Boris zowaar weer last van de geeuwhonger,
alleen nu lukt het hem niet meer om iedereen aan te steken. Als de
kinderen ‘s avonds thuiskomen hebben alleen Bas en Boris nog zin in
warm eten. De anderen zijn helemaal voldaan en gaan vroeg slapen, want
het is een vermoeiende bezigheid om iemand te verhuizen!