Twintigste zondag door het jaar

"Bezoek in de hut"

Bas en Boris hebben in het bos een jongetje gezien. Ze gaan achter hem aan, want ze zijn bang dat hij hun hut zal ontdekken. Voorzichtig sluipen ze door de bosjes en zorgen er voor dat het jongetje hen niet ziet. Het jongetje loopt tegen dennenappels aan te schoppen en af en toe raapt hij een takje op en smijt dat ver weg. Het jongetje heeft er duidelijk de smoor in! "Wat zou er met hem aan de hand zijn," vraagt Bas aan Boris. Die haalt zijn schouders eens op en zegt: "Geen idee, misschien heeft hij thuis wel ruzie gehad. Laten we het hem eens vragen, dan weten we het". De tweeling is altijd reuze nieuwsgierig en ze bemoeien zich altijd met dingen die hen eigenlijk niets aan gaan. Soms komt hun nieuwsgierigheid goed van pas, zoals ook deze keer.
Bas en Boris stappen naar het jongetje, dat heel verbaasd op kijkt als hij ineens twee jongens voor zich ziet staan, die er precies het zelfde uit zien. "Hoi,", zegt Bas, " ik ben Bas". "En ik ben Boris," zegt Boris". "What do you say," zegt het jongetje, dat heel verbaasd kijkt. "Hij spreekt, geloof ik, Engels," zegt Bas. "Dat is lastig," vindt Boris, "laten we het nog maar eens proberen". Bas wijst nu op zichzelf en zegt: " ik ben Bas!" Boris wijst ook op zich zelf en zegt: "Ik ben Boris!" Nu begrijpt het jongetje wat ze bedoelen, hij wijst ook op zichzelf en zegt:" I am Herby". "Hij heet geloof ik Herby," zegt Bas. Voor alle zekerheid probeert Bas het nog een keertje en wijst naar zichzelf:" Bas," zegt hij. Dan wijst hij naar Boris en zegt; "Boris". Als laatste wijst hij naar het jongetje en zegt:"Herby". Het jongetje knikt verheugd. Zo, dit is geregeld, nu weten ze tenminste hoe het jongetje heet.
"We moeten hem maar meenemen naar de hut," zegt Bas, "volgens mij verveelt Herby zich gruwelijk". "Dat kunnen we toch niet doen," vindt Boris, "hij hoort toch niet bij onze club en....hij is niet eens een Nederlander". "Wat maakt dat nu uit," zegt Bas, "je vervelen is even naar voor een engels jongetje als voor ons". Dat is natuurlijk waar, dat ziet Boris ook wel in. Dus nemen ze Herbie mee naar de hut. Die zet grote ogen op als hij onder het luik in de grond een trapje ziet en hij is nog verbaasder als hij in de hut staat. "What wonderfull," zegt hij. "Volgens mij, vindt hij dit wel aardig," zegt Bas. "Ik snap er geen biet van, van wat hij zegt," merkt Boris op, "laten we hem maar een glaasje limonade geven, dat hoeven we niet uit te leggen."
Boris duikt in de kast en haalt drie bekers te voorschijn. Gelukkig is er nog een beetje aanmaak limonade en zit er nog wat water in de jerrycan. Het water is wel oud, want de tweeling had al lang de jerrycan moeten vullen, maar dat zijn ze weer eens vergeten. Bas wijst aan Herbie, dat hij op een kistje moet gaan zitten en dan zitten ze met z'n drieën aan tafel. Wat moeten ze nu beginnen, want met elkaar praten lukt niet best. "Misschien begrijpt hij ons wel als we heel duidelijk praten en flink hard," zegt Boris. Hij probeert het maak gelijk: "Ben jij alleen", vraagt Boris. "Waar zijn jouw vader en moeder," schreeuwt Bas. Herby trekt een nadenkend gezicht en ineens snapt hij wat de twee willen weten hij zegt: "My dad and mom are in the Museum". "Ik geloof dat ik het snap," zegt Bas, "z'n vader en moeder zitten in het museum". "Hij heeft vast gedacht dat het een reuze saai museum zou zijn en is niet meegegaan," zegt Boris. "Wat een sufferd," roept Bas uit," dat museum is hartstikke gaaf!" "Museum, poef, poef, poef," zegt Boris en doet een schietende beweging na. Herby knikt en drinkt eens van zijn limonade. Hij trekt een gezicht, wat smaakt dat spul gek!!!!!!
Ineens weet Boris hoe ze met Herby kunnen praten; hij pakt een kladblokje en begint te tekenen. Het wordt een fraaie tekening van een tank, ook Bas doet mee en tekent een kanon. Daarbij zetten ze een mannetje en een vrouwtje. Herby begrijpt wat ze bedoelen en zegt :" Yes, dad and mom". Nu pakt Herby het blok en tekent een tent, daarvoor zet hij een poppetje. Hij wijst en zegt :" that's me, Herby". "O," zegt Bas," hij zit op de camping".
Na een uurtje zijn Bas en Boris er achter dat Herby de vakantie in Holland stierlijk vervelend vindt, omdat zijn ouders alleen maar naar musea gaan. Hij moet meestal mee, maar dat vindt hij helemaal niet leuk. Hij speelt veel liever of.....hij gaat nog liever vissen.
Als ze dat begrepen hebben, springen Bas en Boris op. Dat is leuk, nog iemand die dol is op vissen. Ze pakken Herby bij zijn mouw en trekken hem mee naar boven, de hut uit en op een holletje gaan ze naar huis. Herby begrijpt het eerst niet, maar als Bas en Boris in de schuur hun hengels pakken, dan begint hij te stralen. Dat wordt leuk: ze gaan vissen. Bas en Boris pakken hun fietsen. Boris doet alle visspullen achterop en Bas gebaart naar Herby dat hij bij hem achterop moet gaan zitten. Ze fietsen zo hard ze kunnen, naar Geysteren. Daar, op hun eigen plekje, gooien ze al snel hun hengels uit. Herby blijkt heel handig. Hij heeft al vlug beet en trots wordt de gevangen vis in het leefnet gestopt. Om samen te kunnen vissen, is het niet nodig, dat je elkaars taal verstaat, want iedere visser weet, dat je wormen nodig hebt als aas en Herby zoekt net zo hard wormen als Bas en Boris. Hij vindt het de gewoonste zaak van de wereld dat hij smerig wordt. Ze hebben een reuze leuke middag met z'n drieën . Als ze naar huis fietsen kennen Bas en Boris een paar Engelse woorden en Herby heeft wat Nederlands geleerd. Dat, dat nu niet bepaald het meest nette Nederlands is, daar kan natuurlijk niemand iets aan doen. Het " gaaf", "subiet," " stommerd", en "oen", was die middag niet van de lucht! Het belooft voor Herby toch een fijne vakantie te worden, nu heeft hij tenminste vriendjes en........kan hij heerlijk gaan vissen!