Zeventiende zondag door het jaar
"Schatgravertje"
Suzan en Bert hebben thuis geholpen met het opruimen van de schuur.
Hier hebben ze iets heel leuks gevonden: een metaaldetector. Hun vader
heeft dit ding een tijdje voor zijn werk gebruikt. Omdat dit ding wat
verouderd is, mocht hij het apparaat mee naar huis nemen en in zijn
vrije tijd gebruiken. Nu is vader niet zo'n hobbyist, dus staat het
ding weg te roesten in de schuur. Suzan en Bert vragen of zij het ding
mogen hebben, want het lijkt hun best leuk om eens op zoek te gaan naar
metaal in het bos. Misschien vinden ze wel een grote schat; dat zou pas
leuk zijn! Vader vindt dit prima en geeft er zelfs een stelletje nieuwe
batterijen bij, nu moet het apparaat alleen nog goed schoon gemaakt te
worden, dan kunnen ze het gebruiken. Bert en Suzan nemen de
metaaldetector mee naar de hut, want ze zijn er van overtuigd, dat ze
het ding met z'n allen best schoon kunnen krijgen.
Die woensdagmiddag komen ze er nog niet aan toe om op zoek naar
schatten te gaan. Hans haalt bijna het hele apparaat uit elkaar en
samen met Ron, Eddy en Bert, wordt het weer keurig schoongemaakt in
elkaar gezet. Alles wordt goed geolied en nu moet het werken. Als ze
dat uitproberen met een dekseltje van een jampot, zien ze dat het
apparaat gelijk uitslaat. Het is helemaal in orde.
De volgende dag, na school gaan ze met z'n allen op jacht. De kinderen
spreken af dat ze om de beurt het apparaat vast mogen houden, de
anderen gaan dan graven als de wijzer uitslaat. Voor alle zekerheid
hebben ze maar wat plastic schepjes meegenomen, want als ze gewone,
metalen schoppen bij zich zouden hebben, raakt het apparaat zeker van
streek. Vol vertrouwen lopen ze het bos in. Al snel begint de
metaaldetector te piepen.
"Oehoe," gilt Bas, " we hebben een schat
gevonden". Bert, die de detector vasthoudt, probeert zo precies
mogelijk de plaats vinden, waar ze moeten graven. Dan gaan ze aan de
slag ze graven dat het een lieve lust is en al snel hebben ze een
roestig blikje gevonden. De teleurstelling is groot en Bas wil het
blikje teruggooien in de kuil, want ze kunnen er toch niets mee doen.
"Wacht even," zegt Hanneke, " als we nu eens een vuilniszak halen, dan
kan daar alle rommel in, dat ruimt gelijk lekker op in het bos".
"Misschien kunnen we het inleven, als er oud ijzer opgehaald wordt,"
stelt Monique voor," dan krijgen we daar misschien wel geld voor".
Monique rent naar de hut, waar de kinderen altijd een rol vuilniszakken
hebben liggen. Zo houden ze de hut tenminste ook altijd netjes. Monique
is gauw terug en ze heeft de hele rol maar meegebracht. "Je bent zog al
wat van plan," zegt Boris, "wil jij het hele bos opruimen?" Intussen
hebben ze al weer een nieuwe begraven schat gevonden; dit blijkt een
kwartje te zijn. "Zie je wel", zegt Bert, " we worden vast heel erg
rijk op deze manier!" Helaas bestaat de "rijkdom" na een uurtje uit een
kwartje en een halve zak vol oude blikje en andere rommel. Ze hebben
ook al een heleboel verroeste spijkers gevonden, die zelfs Hans, niet
de moeite van het bewaren waard vindt. "Die zijn helemaal doorgeroest,
daar kun je niets meer stevig mee aan elkaar timmeren," zegt hij.
Ineens begin het apparaat heel hard te piepen. "Dat moet echt de schat
zijn," zegt Bas, die nog steeds de moed niet opgegeven heeft. Deze keer
moeten ze diep graven voordat ze op metaal stuiten. Daar ligt echt iets
heel groots, maar of dat nu een schat is, daar zijn ze niet erg zeker
van. "Jongens," zegt Ron heel beslist, " afblijven, dat lijkt wel een
of ander ding uit de oorlog. Misschien ontploft dat wel als wij er aan
komen". "Welnee," zegt Boris, " dat is toch gewoon heel oud, dat doet
het vast niet meer". Hij wil in de kuil springen om het ding eens te
bekijken, maar Hanneke houdt hem tegen. "Je laat het," zegt ze, " dat
is veel te gevaarlijk!" "Als dat iets uit de oorlog is," bedenkt
Fatima, " dan weten ze in het Oorlogsmuseum vast wel wat het is". "Ja,"
zegt Suzan, " laten we daar eens vragen of er iemand is die even wil
komen kijken, dan weten we zeker of dat ding gevaarlijk is of niet".
Dat vinden alle kinderen een goed idee,; je kunt beter een beetje té
voorzichtig zijn, als een arm of een been kwijt raken. Samen lopen ze
naar het Museum en vertellen aan de mevrouw die aan de kassa zit wat er
aan de hand is. De kinderen hebben geluk, die dag is net iemand
aanwezig die heel veel verstand heeft van ontploffende dingen uit de
oorlog.
De "deskundige" wordt opgetrommeld
en al gauw
komt er een man, in een blauwe overal op een oude fiets aan gereden.
Hij vertelt dat hij Wil heet en dat hij even met hen mee zal gaan.
Aangekomen bij de "schat" gaat Wil voorzicht in de kuil en bekijkt het
ding dat ze gevonden hebben. "Het is goed dat jullie hier van af
gebleven zijn," zegt hij, " dit een hele grote granaat en....hij staat
op scherp. Die heel gemakkelijk kunnen ontploffen als jullie er aan
gekomen waren. Dat was niet best geweest; dan hadden jullie hier zó
niet meer gestaan". Wil vertelt aan de kinderen dat je altijd heel
voorzicht mot zijn met dit soort dingen. Hij durft er zelf ook niet aan
te komen. "Wat moet er dan gebeuren," vraagt Eddy, " moeten we de kuil
weer dicht gooien soms?" "Nee," zegt Wil," ik ga een stel soldaten
vragen of ze dit ding komen opruimen. Die soldaten weten precies hoe ze
dat moeten doen". "Mogen wij dan ook helpen," vraagt Bas, die het best
spannend vindt. Ook dat mag niet, de kinderen moeten zo ver mogelijk
uit de buurt van de granaat blijven. Binnen een uurtje zijn er een stel
soldaten van de mijnenopruimingsdienst, druk aan het werk. Eerst zetten
ze met linten een gebied af, waarin niemand meer mag komen. Ook de
ingang van de hut zit in dit gebied. "Mogen we niet in de hut," vraagt
Fatima, " daar zijn we toch heel veilig!" "Daar zijn jullie helemaal
niet veilig, want als die granaat ontploft, heb je kans dat het dak van
de hut instort en als jullie daar dan inzitten, is dat niet echt
gezond", zegt een van de soldaten.
Na een uurtje werken hebben de soldaten de granaat uitgegraven. Ze
halen de ontsteking eruit, nu kan het geen kwaad meer. Een van de
soldaten roept de kinderen, die op een veilige afstand staan te
wachten. Nu zien ze voor het eerst de "schat", die ze hebben gevonden.
Het is een monster van een ding. Wil is er heel blij mee, " die hadden
we nog niet in het Museum," zegt hij. "Zullen we er dan nog maar een
paar gaan zoeken," stelt Bas voor. "Dat lijkt mij niet zo'n best plan,"
antwoordt Wil, " dat gedoe met die metaaldetector is veel te
gevaarlijk. Zet dat ding maar weer in de schuur, want dit werk is echt
iets voor mensen die het geleerd hebben ". "Maar wij willen schatten
ontdekken," zegt Suzan. "Die hebben jullie nu toch gevonden," vindt
Wil, " als jullie woensdagmiddag vrij zijn, zal ik jullie, als beloning
voor jullie werk een rondleiding in het museum geven en dan vertel ik
jullie een heleboel over al dit soort gevaarlijke dingen". "Dat lijkt
me spannend," zegt Boris," dat is misschien wel leuker als graven naar
schatten, want daar wordt je alleen maar moe van!"
Tevreden gaan de kinderen naar
huis; Bert en
Suzan zetten de metaaldetector weer in de schuur, waar hij weer fijn
kan gaan roesten. Ze verheugen zich wel op woensdagmiddag, want een
goed verhaal; dat is ook een echte "schat". Daar kun je nog wat van
leren ook, dat is beter als roestige blikjes zoeken!