Sacramentsdag

Breng jouw eigen vlees maar mee!

Het is zalig weer; het is net zomer. Bas en Boris krijgen zin om weer eens lekker te gaan barbecuen. "Zullen we bij de hut gaan barbeknoeien," zegt Bas. "Dat kan misschien best," vindt Boris, "dan hoeven we geen houtskool te kopen, we gebruiken gewoon hout uit het bos; dat gaat ook best." De tweeling vertelt aan hun vriendjes wat ze van plan zijn. "Dat gaat echt niet," zegt Bert, "willen jullie het hele bos in de fik steken?" "Dan nemen we toch onze barbecue mee naar de hut," zegt Bas, "misschien gaat dat wel." "Maak het nog een beetje gevaarlijker," zegt Hanneke, "als de hut in de fik vliegt terwijl wij erin zitten, is dat heel eng." "Dan heb je wél geroosterd vlees genoeg," vindt Ron, "misschien is het dan wel een beetje aangebrand!" "Daar doen wij dus niet aan mee," zegt Fatima, "ik wil heel graag barbecuen, maar niet in het bos en zeker niet in de hut." "Dan doen we het maar bij ons thuis in de wei," stelt Boris voor, "daar is ruimte genoeg, daar kan het wél!" De kinderen vinden de wei veel veiliger en willen allemaal komen. Iedereen moet iets meebrengen en ze beloven daarvoor te zullen zorgen. Bas en Boris gaan eens op zoek, hoe ze een wat grotere barbecue kunnen maken, want de echte barbecue die ze thuis hebben, vinden ze veel te klein. "We kunnen er toch gewoon een bouwen," zegt Bas, "er liggen nog bakstenen genoeg."
Samen bouwen ze een stevig muurtje, althans, je moet er natuurlijk niet tegenaan leunen, want dan valt het om. Er wordt een ijzeren plaat gezocht en die leggen ze er bovenop. Op de ijzeren plaat bouwen ze nog een muurtje; daar kan het houtskool liggen. "Nu moeten we nog een groot rooster hebben," zegt Bas. "In de schuur ligt nog een rooster uit een oude kippenstal," weet Boris, "dat kunnen wij er mooi voor gebruiken. Boris rent naar de schuur om het rooster te halen. Het rooster past precies; het is wel een beetje smerig, maar dat vuil dat brandt er wel af, vindt de tweeling. In de schuur vinden ze ook een paar zakken houtskool; die brengen ze naar de barbecue en schudden de zakken leeg tussen de stenen. Het is een hele berg houtskool. "Dat zal wel genoeg zijn," zegt Bas. "Nu nog wat aanmaakblokjes ertussen en dan kunnen we hem aansteken," vindt Bas. Ze hebben twee pakjes aanmaakblokjes gevonden en stoppen die, in stukjes overal tussen het houtskool. "Dat zal wel branden," vindt Boris. Voor ze de houtskool aansteken, sjouwt de tweeling een tafel naar buiten en wat stoelen; ze krijgen van hun moeder een stapeltje oude borden. Moeder heeft nog wat worstjes in de diepvries; die zal ze eruit halen en die mogen Bas en Boris hebben. "Het is wel niet genoeg voor iedereen," zegt moeder. "Dat hoeft ook niet," legt Boris uit, "iedereen brengt wat mee." De tweeling legt het barbecuegereedschap op de tafel klaar en zoekt ook nog wat oude vorken en messen. "Nu moet het vuur aan," zegt Boris, "anders is de houtskool straks niet heet genoeg." Met een paar heel lange lucifers steken de broertjes de aanmaakblokjes aan. Al snel branden de witte blokjes allemaal. "Zetten jullie er wel een emmer water bij," roept moeder die vanuit de keuken in de gaten houdt wat de tweeling doet. "Dat is waar ook," zegt Bas, "we moeten er drinken bij hebben." Moeder belooft dat ze, wanneer de andere kinderen er zijn, wat limonade zal brengen. Hanneke, Fatima en Eddy komen er al aan. Dan is ineens iedereen er. Willeke en Helga hebben een kleine koelbox bij zich. "We hebben lekkere worstjes," zegt Helga, "die moesten we van onze moeder koel houden totdat we ze gaan gebruiken." Aan worstjes is er geen gebrek: alle kinderen hebben worstjes meegenomen. "Dan barbeknoeien we gewoon een heleboel worstjes; dat is erg lekker," zegt Bas. "Laten we alvast wat worstjes op het rooster leggen," zegt Boris. Hanneke bekijkt het rooster eens en vraagt, "waar hebben jullie dat vandaan gehaald?" "Uit de schuur," zegt Bas. "Wat is dat voor troep die aan dat rooster vastzit," vraagt Fatima. "Dat is gewoon iets van een kip," zegt Bas. "Als dat oud ei is," zegt Helga, "moet dat er wel af, want dat kan heel gevaarlijk zijn." "Dat is geen oud ei," zegt Boris, "maar het komt wel uit een kip." "Dan is het nog smeriger," begrijpt Bert, "dan maken we eerst dat rooster maar eens schoon." Met behulp van een paar ijzeren stangen wordt het rooster van de barbecue gehaald. Hanneke vraagt aan de moeder van Bas en Boris een borstel en een teiltje met sop. Samen met Fatima maakt Hanneke het rooster grondig schoon. "Zo," zegt ze, "nu vind ik het niet smerig meer." Met veel moeite wordt het rooster weer op de barbecue gelegd. De houtskool gloeit en het is heel warm in de buurt van het bouwwerk van Bas en Boris. Monique en Helga leggen met een grote tang een heleboel worstjes op het rooster. "Nu moeten we wel opletten dat ze niet verbranden," zegt Bas. "We moeten heel vaak draaien," vindt Boris. "We moeten ook wat brood hebben," zegt Bas, "want alleen worstjes eten is ook maar saai." Hij rent naar binnen en komt terug met een brood. "We gaan dat brood ook roosteren," zegt hij, "dat hoort zo bij barbeknoeien." "Aardappels worden op dit ding vast ook wel gaar," bedenkt Boris en hij haalt een mandje aardappels in de schuur. "Moet je die eerst niet schoonmaken," vraagt Monique. "Welnee," zegt Boris, "we eten de schil toch niet op, hoe meer aarde eraan zit, des te beter gaat het!"
Boris legt een stelletje piepers op het rooster en begint ook die ijverig te draaien. "Mijn moeder heeft wat sausjes meegegeven," zegt Willeke. In de koelbox zit een stelletje flesjes. Op een flesje staat chilisaus. "Hé Bas, " roept Boris, "hier heb je wat lekkers; dat zal wel lekker heet zijn!" Het brood is vlug bruin en omdat het warm erg lekker is, eten de kinderen eerst het brood op; ze smeren er wat boter op die direct smelt. Intussen zijn ook een paar worstjes mooi bruin. Bert heeft goed op de worstjes gelet en ze vaak gedraaid. "Hmmmm, lekker, worstjes," geniet Bas. "Laten we nu deze eerst allemaal maar opeten," zegt Fatima, "dan kan er iets anders op het rooster." Het andere blijkt een volgende serie worstjes te zijn. "Hmmmm, lekker," zegt Boris, "nog meer worstjes." "Hebben we niets anders," vraagt Suzan. Het blijkt dat iedereen alleen maar worstjes meegebracht heeft. "Dat geeft toch niet," vindt Boris, "ik ben dol op worstjes!" De aardappels zien er intussen raar uit: ze zijn heel erg zwart. "Zouden die aardappels soms gaar zijn," vraagt Ron. "Gewoon proberen," adviseert Bas. Ron haalt met een tang een aardappel van het rooster; met een mes probeert hij de aardappel door te snijden. De pieper is onherkenbaar: de buitenkant lijkt wel verkoold, dan komt een stukje dat op een gewone gekookte aardappel lijkt en in het midden is hij nog helemaal rauw. "Gewoon het binnenste nog even terugleggen," zegt Bas, "dan wordt het best gaar." Ron proeft eens van een stukje aardappel dat er tamelijk normaal uitziet. "Best lekker," zegt Ron, "er moet alleen een beetje saus overheen; dan gaat het best." Nadat de kinderen twee uur hard gewerkt en veel worstjes hebben gegeten, hebben ze echt geen honger meer. Fatima heeft een toetje meegenomen; uit haar rugzak haalt ze een zak marshmellows en een grote reep chocolade."Die chocolade moet in de mashmellows en dan moet je die dingen even boven het vuur houden tot de chocolade gaat smelten," legt Fatima uit, "dat is heel lekker!" De kinderen proberen het en inderdaad, het is heerlijk. De chocolade smelt en drupt, maar dat geeft niet. Eigenlijk vinden de meeste kinderen het toetje het lekkerste van het hele barbeknoeifeest!
Wanneer iedereen naar huis gaat, zijn ze van een ding wel overtuigd: voorlopig hoeven ze geen worstjes meer!!!!!!!