H. Drie-eenheid

Je moet het maar geloven!

De kinderen van het 14 Oktoberplein lopen weer eens lekker te bekvechten. Bas en Boris beweren dat ze er zeker van zijn dat de jongens en meisjes in Roraima het nu veel beter hebben. "Hoe kunnen jullie dat nu zo zeker weten," vraagt Ron, "dat hebben jullie toch niet gezien?" "Ik geloof dat," zegt Bas met veel overtuiging. "Wanneer je iets gelooft, hoeft het toch niet waar te zijn," vindt Bert. "Wel waar," zegt Boris, "als je heel erg iets gelooft, wordt het altijd waar!" "En daar geloof ik niks van," zegt Fatima. "Jullie geloven toch ook dat spoken bestaan," zegt Bas.
"Nee," zegt Hanneke, "dat geloven we helemaal niet." "Kruipen jullie dan niet 's nachts heel diep onder de dekens, omdat je denkt dat er dan geen spook bij je kan komen," vraagt Boris. Daar wil niemand direct antwoord op geven, want ze vinden het eigenlijk een beetje kinderachtig om bang te zijn in het donker. "Zie je wel," zegt Bas, "jullie zijn allemaal bang voor spoken!" "Jullie willen het alleen niet toegeven," zegt Boris. "Ik vind het niet fijn om alleen in het donker te zijn," zegt Monique, "maar ik geloof niet in spoken." "Als je niet in spoken gelooft, dan ben je ook niet bang in het donker," vindt Boris. "Spoken bestaan dus echt," zegt Bas, die ineens een heel goed idee krijgt. Boris heeft door, wat Bas van plan is en helpt een handje mee; "jullie kunnen echt spoken zien als je er in gelooft," zegt hij. "Jullie fantaseren maar wat," zegt Hanneke. "Nee," zegt Bas, "het is echt waar, ga maar een om twaalf uur 's nachts naar het kerkhof; dan zie je echt spoken." "Wij zijn vannacht gaan kijken," beweert Boris, "het krioelde er van de witte lakens; het was echt heel griezelig." "Maar die spoken hadden maar wat een plezier," gaat Bas nog een stapje verder, "ze waren aan het voetballen, of liever, aan het lakenballen." "Dat konden ze goed hè," zegt Boris, "Ajax had beslist van hen verloren." "Hebben die spoken jullie dan niet gezien," vraagt Fatima, die het langzamerhand begint te geloven. "Natuurlijk niet," zet Boris, "wij zijn achter het muurtje blijven zitten en toen zagen ze ons niet." "Spelen die spoken iedere nacht dat spelletje," vraagt Helga. "Natuurlijk doen ze dat," zegt Bas, "toen ze weggingen riepen ze naar elkaar: tot morgen!" "Dus vanavond zijn ze weer aan het voetballen," vraagt Willeke die een beetje nieuwsgierig wordt. "Vast en zeker," zegt Bas, "ga maar kijken." "Gaan jullie vannacht weer kijken," vraagt Eddy. "Nee," zegt Bas, "wij zijn vannacht op geweest en nu hebben we zo'n vreselijke slaap." "Wij gaan vanavond lekker vroeg naar bed," valt Boris Bas bij en hij begint ijverig te geeuwen. Het gegeeuw van Boris steekt Bas aan; die doet vrolijk mee en wrijft ook nog verwoed in zijn ogen. De tweeling ziet er ineens reuze slaperig uit. "Ik heb lucifers nodig," zegt Bas, "ik kan mijn ogen bijna niet meer openhouden." "Ik stik ook van de slaap," zegt Boris, "laten we maar gauw naar huis gaan, dan kunnen we eten en naar bed." Zo gauw de tweeling bij hun huis is, is de slaap over. "Nu moeten we lakens zoeken," zegt Bas. "Zouden ze er echt ingetrapt zijn," vraagt Boris zich af. "Vast," zegt Bas, "die komen allemaal vannacht naar het kerkhof." "Dan moeten we wel zorgen dat daar een paar mooie spoken zijn," vindt Boris. Wanneer Hans eindelijk naar huis komt, hebben Bas en Boris al gegeten en ze zijn naar hun kamer verdwenen. "Ze waren een beetje moe," legt moeder aan Hans uit. Nu is ook Hans bijna overtuigd dat het echt waar is; hij zal ook vannacht maar eens een kijkje op het kerkhof gaan nemen, maar eers zal hij zijn broertjes goed in de gaten houden. Bas en Boris hebben zich goed voorbereid; ze hebben zaklantaans, kaarsen, lucifers, een voetbal in een kussensloop en twee grote tweepersoonslakens in hun rugzakken gestopt. De tweeling is in bed gekropen en heeft de wekker op half twaalf gezet. Als het half twaalf is gaat de wekker rinkelen; vliegensvlug mept Boris op het knopje om de wekker te laten stoppen met de herrie. Ook Bas is wakker. Zachtjes kleden de broertjes zich aan, ze doen witte sportschoenen aan, want ze moeten echt helemaal in het wit. Bas en Boris klimmen door het raam naar buiten, ze kunnen heel gemakkelijk op het platte dak van het schuurtje komen en vandaar zijn ze zó op de grond. De tweeling rent naar het kerkhof en duikt achter een paar bosjes. Brrr, toch wel eng, zo midden in de nacht op het kerkhof. "Stel je eens voor dat er echt spoken zouden bestaan," zegt Bas. Ineens horen ze wat; de broertjes staan stijf van schrik. "Hebben jullie soms hulp nodig," vraagt Hans. "Verhip," zegt Bas, "wat doe jij hier?" "Ik zag jullie gaan en ik dacht, ik ga een handje helpen, want ik heb tegen de anderen gezegd dat ik niet kom, omdat ik niet in spoken geloof," vertelt Hans. Hans blijkt een laken meegebracht te hebben en met z'n drieën kan het natuurlijk nog veel mooier worden. "Ssssst," zegt Boris, "daar komen ze."
De andere kinderen komen zachtjes aanlopen en kruipen achter het muurtje van het kerkhof. "We wachten tot de klok twaalf uur slaat, dan beginnen we," zegt Boris heel zachtjes. Na de laatste slag van de klok springen Bas, Boris en Hans tevoorschijn. Onder hun lakens hebben ze de zaklantaarns aangedaan; het ziet er in het donker echt heel griezelig uit. "Oehoeoehoeoehoe," loeit Bas. "Wèwèwèwè," imiteert Boris de kreet van een spook. "Broembroembroem," doet Hans, zijn kreet lijkt meer op het starten van een brommer dan op een spook, maar dat geeft niet. Bas trapt de voetbal in het sloop weg. Boris "fladdert" er achteraan en Hans voetbalt dapper mee. De jongens spelen de bal zo, dat die vlak bij de plaats komt waar de kinderen zich verstopt hebben. "Ohho, oh ho, oh oh, oh ho, oh ho," doet Bas en rent op Hanneke af. Boris heeft het voorzien op Fatima en Hans vindt dat Bert eens de stuipen op het lijf gejaagd moet worden. De kinderen wachten niet af wat er gaat gebeuren, maar rennen weg. Helga en Willeke huilen van angst. Ron heeft echter de spoken eens goed bekeken en hij roept: "jongens, onder die lakens zit iets rood, volgens mij zijn het Bas en Boris!" Intussen is de bal weggestuiterd; Eddy ziet de bal liggen en zegt: "dat weten we zo!" Eddy pakt de bal en ziet dat het de voetbal van Bas en Boris is met een sloop eromheen. "Jongens, kom terug," roept Eddy, "het zijn geen spoken, het zijn Bas en Boris." "Maar ze zijn met z'n drieën," zegt Hanneke nog een beetje bibberend. "Dat is vast Hans," zegt Fatima. Hans maakt nog wat broembroem-geluiden, maar dit overtuigt niemand meer. "Doe die lakens maar af, stelletje klieren," zegt Monique. "Spoken bestaan dus echt niet," zegt Bert. "Dat doen ze wel," zegt Bas, die het laken af heeft gedaan, "maar wij hebben ze weggejaagd." "Dat kan ik me voorstellen," zegt Fatima, "als er zo'n stelletje herrieschoppers in de buurt waren, zou ik ook weggaan." "We moeten maken dat we wegkomen," zegt Helga ineens, "straks maken we nog iemand wakker en dan krijgen we morgen op ons kop." "Ik weet niet hoe ik thuis binnen moet komen," zegt Hanneke.
Het blijkt dat verschillende kinderen een probleempje hebben: ze kunnen wel uit het huis klimmen, maar niet meer erin. Uiteindelijk helpen Bas, Boris en Hans iedereen om weer ongezien in zijn kamer te komen. De volgende morgen hebben alle kinderen van het 14 Oktoberplein een beetje slaap. Er wordt op school wat afgegeeuwd en de leerkrachten vinden dat ouders ervan overtuigd moeten worden, dat het nodig is, dat kinderen voldoende slaap krijgen. De moeder van Bas en Boris begrijpt niet wie al die lakens en dat sloop in de was heeft gedaan. Die lakens gebruikt ze toch nooit meer, wat doen die dan in de was? Op deze vraag zal moeder wel nooit een antwoord krijgen.