Derde zondag van Pasen

Vader, je bent een domoor!

De vader van Hanneke is al weer een week thuis; hij is een beetje ziek, want zijn buik doet gek. Vader dacht dat hij niet zo vreselijk goed hoefde op te letten met het drinken van water; hij is vaak in het buitenland en meestal heeft hij nergens last van. Omdat vader zo toch niet naar zijn werk kan, werkt hij thuis; dat gaat net zo goed, want hij heeft thuis niet voor niets een heel goede computer. Hanneke vindt het fijn dat vader niet naar zijn werk gaat; nu is er altijd iemand thuis wanneer zij uit school komt.
De kinderen van het 14 Oktoberplein vinden het eigenlijk niet zo fijn dat Hannekes vader weer thuis is; ze missen het, dat ze nu niet meer kunnen E-mailen naar Brazilië. "Misschien gaat jouw vader weer heel gauw ergens naar toe," zegt Bas. "Dat denk ik niet," zegt Hanneke, "hij mag meestal van de krant maar één keer per jaar zo ver weg; dat duurt dus nog wel even." "Kan jouw vader niet een keertje bij ons in de hut komen," vraagt Bert. "Ja," zegt Fatima, "we moeten hem toch dat geld geven dat wij verdiend hebben met al die tuintjes."
Dat is waar, de kinderen hebben een flink bedrag verdiend; dat moet nu hoognodig naar Brazilië. "Mijn vader is een beetje ziek," zegt Hanneke, "hij kan niet zo ver uit de buurt van een w.c. gaan." "Naar de hut kan hij best komen," vindt Bas. "We zitten midden in het bos en hier zijn bosjes genoeg, die gebruiken wij toch ook." "We nemen wel een rol w.c.-papier mee van thuis; dan kan het gemakkelijk," vindt Boris. "We nemen de visparaplu mee en een oranje afdekzeil," stelt Bas voor, "dan kan jouw vader daar prima zitten." Hanneke vindt ook dat het best kan en ze belooft haar vader te vragen om naar de hut te komen. Hannekes vader is het in huis al lang een beetje moe.
Het idee om naar de hut te gaan vindt hij eigenlijk wel fijn. Hij besluit het er maar op te wagen. Woensdagsmiddag is het zover. Bas en Boris hebben met de visparaplu en het zeil een bosje keurig afgeschermd. Aan een tak hebben ze de rol w.c.-papier gehangen; nu kan Hannekes vader komen. Verwonderd kijkt vader naar het bouwsel van Bas en Boris en begint te lachen. "Moet ik dat gebruiken," vraagt hij. "Nu ja, Hanneke zei dat u anders niet kon komen," legt Bas uit. "Ze zei dat u de race-kak heeft," verduidelijkt Boris. "Dat is bijna over," zegt vader, "anders was ik echt niet gekomen." "Kom dan maar vlug mee naar de hut," zegt Fatima, die heel nieuwsgierig is, wat Hannekes vader wel zal zeggen, wanneer hij al het geld ziet.
Monique heeft een grote portemonnee bij zich; zij heeft het geld moeten bewaren, want haar vader is bij de politie. De kinderen vinden dat je geld het best aan een politieagent kunt geven; dan is het veilig! Hannekes vader gaat op een veilingkistje zitten en kijkt eens om zich heen. Hij is nog niet in de hut geweest en weet niet wat hij ziet. Dat het er zo netjes uitziet, vindt hij heel bijzonder.
"Hier zou ik eens een leuk artikeltje in de krant over moeten zetten," zegt Hannekes vader. "Als je dat maar laat," zegt Hanneke, "dan weet iedereen dat wij hier een hut hebben en dan komen er allerlei mensen kijken." "Niet doen hoor," zegt Bert, "dat is niks!"
Suzan speelt voor gastvrouw en geeft iedereen een beker limonade. Bas en Boris hebben die middag net schoon water meegebracht, dus de limonade smaakt eens een keertje niet muf! "Zo," zegt vader," vertel nu maar eens waarom ik naar de hut moest komen." "Hiervoor," zegt Monique en ze schuift de portemonnee in vaders richting. "Wat is dat," vraagt deze. "Dat is geld," zegt Monique. "Voor de jongens en meisjes in Roraima," legt Bas uit. "Die hebben toch geld nodig," vult Boris aan.
Hannekes vader begrijpt het niet direct. "Wat ben jij toch een domoor," zegt Hanneke, "je hebt ons toch verteld dat die jongens en meisjes naar school moeten om de andere mensen te kunnen helpen." "Ja, dat stond in de brieven," zegt Ron. "Toen vonden wij dat we maar geld voor die jongens en meisjes moesten gaan verdienen," zegt Boris. "Wat hebben jullie dan gedaan," vraag Hannekes vader. "Hebt u dat dan niet gezien," vraagt Willeke, "alle tuintjes in het dorp zijn heel netjes." "Dat hebben wij gedaan," zegt Helga. "Je lijkt wel een vreemdeling," zegt Hanneke, "of doe je alleen maar zo stom?" "Tel nu dat geld maar, want daar kunnen ze een bende zaad voor kopen," zegt Bas. "Misschien kunnen ze er wel een koe mee kopen," veronderstelt Boris.
Vader pakt de portemonnee en draait hem om op de tafel. Iedereen let goed op dat er geen dubbeltjes en kwartjes op de grond rollen; die zouden ze niet meer terug kunnen vinden, want tussen de planken van de vloer zitten wel grote kieren. Het is een hele berg klein geld. Omdat de mensen dachten dat de kinderen het geld wel onder elkaar zouden verdelen, hebben ze veel kleingeld gegeven; er zitten dan ook helemaal geen briefjes bij.
Tante Els heeft het meeste geld gegeven, want daar hebben ze heel veel gewerkt. Bijna alle muntstukken van vijf gulden hebben de kinderen van tante Els gekregen. "Daar moet ik maar eens mee naar de bank gaan," zegt vader; "daar hebben ze zo'n machine om kleingeld te tellen." "Doe dat nu eerst maar hier," zegt Fatima, "dan weten wij tenminste ook hoeveel het is." "Hebben jullie het dan nog niet geteld," vraagt vader. "Nee, dat wilden we pas doen als jij erbij was," legt Hanneke uit, "dat is veel leuker." "Dan ga ik eerst eventjes het bos bekijken," zegt vader, die weer eens flink pijn in zijn buik krijgt. Hij is toch wel blij dat de kinderen voorzorgsmaatregelen getroffen hebben en zelfs een schop hebben neergezet.
Wanneer hij weer terugkomt, ziet hij dat de kinderen al druk bezig zijn met het sorteren van het kleingeld. De hele tafel tafel ligt vol. "Laten we de kwartjes en guldens maar op de andere tafel leggen; dat is veel gemakkelijker," zegt Eddy, "het lukt nooit op deze tafel om alles in rijtjes te leggen. De kwartjes en guldens worden uitgezocht en naar de andere tafel gebracht.
Pas na een uur is alles geteld; er blijkt vijfhonderd gulden te zijn. "Volgens mij heeft niemand in Overloon nog klein geld," zegt vader. "Vast wel," vindt Bas, "de bank heeft toch altijd genoeg kleingeld." "Hoe gaat dat geld nu naar die jongens en meisjes toe," vraagt Monique. "Daarvoor zorgt de bank," antwoordt vader, "er is een banknummer en ik stort dat geld daarop en dan kunnen ze het in Roraima er weer afhalen." "Wanneer ga je naar de bank," vraagt Hanneke. "Laten we dat nu gelijk maar doen," vindt vader, "dan kunnen jullie allemaal mee." Dat vinden de kinderen leuk; dan weten ze ook zeker dat het geld opgestuurd wordt.
De mensen van de bank kijken even raar op wanneer er een mijnheer met twaalf kinderen binnenkomt. Ze kijken nog verbaasder als ze vijfhonderd gulden in klein geld krijgen. Het geld wordt in een machine gegooid en die telt razendsnel nog een keer alle munten. Het maakt een reuze herrie.
"Verhip," zegt Bas, "dat gaat veel vlugger dan wat wij net gedaan hebben." "Nu weten we tenminste direct of jullie goed kunnen tellen," zeg Hannekes vader. Het bedrag blijkt precies te kloppen. Vader vult een formulier in en dan is het klaar. Met een lege portomonnee gaan de kinderen en vader weer naar buiten.
"Zo, dat is klaar," zegt Boris, "nu moeten we eerst onze kar maar eens af gaan maken." "We moeten wel iedere week even bij tante Els gaan kijken of zij hulp in de tuin nodig heeft," zegt Suzan. "Wie is tante Els," vraagt vader. "Weet je dat niet," zegt Hanneke, "jij bent ook alles vergeten; dat is die mevrouw die eerst heel knorrig was en die nu heel aardig is." "We moeten haar gewoon een beetje helpen en dan blijft ze heel aardig," zegt Bas. "Als onze ballen dan bij haar in de tuin belanden, mogen we ze gewoon komen zoeken," zegt Bert, "dat is reuze handig."
Hannekes vader vindt dat er wel het een en ander veranderd is in de zeven weken dat hij naar Brazilië is geweest. Hij neemt zich wel voor om snel alle nieuwtjes te ontdekken, want dat zijn eigen dochter hem steeds voor "stommerd" uitmaakt, is niet zo prettig! Bovendien voelt hij zich pas echt weer thuis, wanneer hij helemaal op de hoogte is van alles wat er in het dorp gebeurt.