Vierde zondag van de veertigdagentijd.
Hanneke heeft een lange brief van haar vader gekregen. De brief was er
deze keer al vroeg; toen Hanneke opstond vond ze hem bij de fax. Ze
heeft de brief meegenomen naar school en in de pauze vertelt Hanneke
aan de kinderen van het 14 Oktoberplein wat er deze keer instaat. Het
is geen vrolijk verhaal; de vader van Hanneke is naar Indianen geweest,
die diep in de bossen wonen. Er is daar een klein, primitief dorpje,
waar ongeveer 23 mensen wonen. Vader is erg geschrokken van wat hij te
zien kreeg; dit had hij niet verwacht: de Indianen, die Hupdë heten,
zijn bang voor alle blanke mensen; daarom wonen ze diep in het
tropische bergregenwoud. Het is heel moeilijk om met deze Indianen te
praten, want ze kennen bijna geen Portugees. Dat is ook de reden waarom
deze stam ook wel de Maku genoemd wordt. Eigenlijk is dat een
scheldnaam, want "Maku" betekent "zonder taal". Volgens vader is dat
gebrek aan taalkennis niet zo erg, maar wel het gebrek aan schoon
drinkwater; daardoor zijn de mensen ziek. Vader heeft twee Indianen
gezien die blind zijn. Dat wordt soms veroorzaakt door een tropische
ziekte die "trachoom" heet. Door ziekte krijgen mensen allemaal
korreltjes op hun oogleden; dat worden korstjes en wanneer dat niet
behandeld wordt, worden de mensen blind. Deze ziekte wordt veroorzaakt
door een infectie. Wanneer je geen schoon water hebt en er is geen
dokter of verpleegster in de buurt, dan loop je nu eenmaal veel kans
dat je een infectie krijgt. Doordat die Indianen de blanken niet
vertrouwen, is het voor een blanke dokter heel moeilijk om hen te
helpen. Daarom is het zo belangrijk dat er Indiaanse jongens en meisjes
een medische opleiding krijgen; die worden wél vertrouwd, dus die
kunnen de Hupdë-Indianen wel helpen.
Gelukkig schrijft Hannekes vader nog wat leuke
dingen: hij heeft een tocht gemaakt op een rivier: de Rio Branco. Dat
is echt een witte rivier; het is niet alleen de naam; maar doordat er
veel kalkdeeltjes in het water zitten, is de rivier net zo wit als
melk, waar een beetje modder doorheen geroerd is. Er zijn ook zwarte
rivieren in Brazilië; die heten "Rio Negro". Het water van die rivieren
is niet echt zwart, maar heel donkerbruin; dat komt door heel veel
resten van verrotte planten. "Wat smerig," zegt Monique. "Volgens mij
valt dat wel mee," vindt Bas, "het water in de Maas is ook niet echt
doorzichtig. Daar groeien toch ook planten in, anders kunnen de vissen
er niet leven." "Wanneer je water filtert en kookt wordt het toch
schoon," zegt Helga, "waarom doen die Indianen dat dan niet?" "Dat
zullen ze wel niet weten," zegt Boris. "Daarvoor moeten die jongens en
meisjes naar een goede school; dan kunnen ze dat weer aan de anderen
leren," zegt Hanneke. "Hoe voelt dat, als je blind bent," vraagt Bas
zich af. "Daar is gemakkelijk achter te komen," zegt Boris, "doe een
theedoek voor je ogen, dan weet je het toch." "Laten we dat eens
uitproberen," zegt Bas.
Hij rent de school in en pikt in het keukentje
twee theedoeken. "Hier, Boris, doe jij er ook een voor," zegt Bas. De
tweeling vouwt de theedoeken netjes smal op en knopen ze vast. "Ik zie
geen snars," zegt Bas. "Ik ook niet," zegt Boris, die bijna over zijn
veter struikelt. "Waar moeten nu heen om in de klas te komen," vraagt
Boris. "Gewoon je neus achterna," zegt Bas. Boris begint te lopen
en.....wandelt bijna het schoolplein af. Bas doet het beter en loopt in
de richting van de schooldeur. "Volgens mij speel jij vals," zegt Bert,
"jij kijkt onder die theedoek door." "Laat mij die theedoek maar eens
vastmaken," biedt Eddy aan en voegt de daad bij het woord. Eddy vouwt
de theedoek een beetje anders, zodat een punt over de neus van Bas
hangt en legt er een stevige knoop in. Nu kan Bas echt geen snars meer
zien, want Bert had wel gelijk. Hanneke en Monique hebben Boris
intussen van een zekere dood gered; ze waren heel bang dat hij pardoes
onder een auto zou lopen. Met hulp van de andere kinderen komen Bas en
Boris eindelijk in de klas terecht. Ze gaan op hun plaats zitten,
althans op de plaats waarvan de anderen zeggen dat het hun plaats is,
en ze wachten af wat de meester zal zeggen. Bas en Boris hebben pech,
want de meester doet net of hij niets in de gaten heeft.
"Kom maar voor het bord, Bas," zegt de meester ineens, "dan mag jij die
som opschrijven." Bas besluit ook maar te doen of er niets aan de hand
is en scharrelt naar voren. Hij voelt totdat hij het bord gevonden
heeft en weet zowaar een krijtje te pakken. De meester geeft de som op
en Bas schrijft deze, op goed geluk, op het bord.
"Ik heb jou wel eens netter zien schrijven,"
zegt de meester, "maar dat geeft niet, reken de som maar uit. Oei, dat
is moeilijk wanneer je niet kunt zien wat je geschreven hebt. Bas
probeert de som uit zijn hoofd uit te rekenen; het duurt een hele poos
voordat hij het voor elkaar heeft, maar....dan heeft hij zelfs de goede
uitkomst! Bas mag weer naar zijn plaats gaan, hij strompelt door de
klas en denkt dat hij er is; hij gaat zitten en ontdekt dat hij bij
iemand op schoot zit. "Ga weg joh," zegt Fatima, "jij bent veel te
zwaar, je moet nog een plaats naar achteren."
Bas staat op en vindt nu zijn eigen stoel. Intussen heeft de meester
Boris naar voren geroepen; hij moet ook een som maken. De andere
kinderen in de klas zitten zachtjes te lachen, want Boris schrijft zijn
som dwars door de cijfers heen die Bas op het bord gezet heeft. Het
lukt Boris om ook zijn som uit zijn hoofd uit te rekenen. "Wat is de
uitkomst, Boris," vraagt de meester, want het lukt hem niet de
hanenpoten van Boris te ontcijferen. Triomfantelijk vertelt Boris de
uitkomst. "Je kunt goed rekenen, maar je moet nog wel iets leren,
voordat jij als blinde door het leven kan," zegt de meester. "Maar dat
doen we niet voor onszelf," zegt Boris, "dat doen we omdat in Brazilië
een heleboel binde Indianen leven en dat vinden wij zielig." Bas en
Boris besluiten dat ze nu de theedoek wel af kunnen doen. "Pfft," zucht
Boris, "dat viel tegen." "Het is heel moeilijk," zegt Bas, "o," schrikt
hij, "heb ik dat geschreven?" "Ja," antwoordt de meester, "dat is niet
goed te lezen." "Hoe doen die blinden dat dan," vraagt Boris, "want die
kunnen wél netjes schrijven?" "Die moeten, vaak al heel jong, naar een
speciale school, waar zij leren hoe je zonder te zien, toch kunt
leven." Bert steekt zijn vinger op. "Blinden lezen toch met hun
vingers," vraagt hij. "Ja," antwoordt de meester, "dat heet
brailleschrift." "Kunnen die Indianen dat ook leren," vraagt Fatima.
"Ja, dat kan natuurlijk wel, maar daar is veel geld voor nodig. Een
brailleboek is veel duurder dan een gewoon boek." "Dan moeten we nog
veeel helpen in de tuin," zegt Bas.
De meester besluit de kinderen nog veel meer over blindheid te
vertellen en het wordt een heel fijne les. Bas en Boris vinden dat ze
het weer eens fraai geregeld hebben.