Derde zondag door het jaar

Vis-les!

Bas en Boris krijgen zo gauw het weer een beetje beter wordt en af en toe het zonnetje schijnt, de kriebels. Dan willen ze naar de waterkant en gaan vissen. Het liefst vissen in de Maas bij Geysteren; daar hebben ze een prachtig plekje ontdekt, waar de mensen hen niet zo gauw zien zitten. Dat is maar goed ook, want Bas en Boris trekken zich niet veel aan van regels op vis-gebied.
De andere kinderen van het 14 Oktoberplein begrijpen de lol van deze hobby niet helemaal. Op een middag raken ze er over in gesprek en Bas biedt aan om op de eerste vrije woensdagmiddag iedereen te leren vissen.
Nu is het zover. Het is woensdagmiddag en de zon schijnt. Het is niet erg warm, maar dat geeft niet, want met een paar dikke truien aan en een pyjamabroek onder je spijkerbroek is het aan de waterkant best om uit te houden.
Op de fiets gaat de hele club richting Geysteren. Alleen Bas en Boris hebben hengels bij zich en de kinderen begrijpen niet hoe dat nu in vredesnaam moet. Moeten zij het allemaal met twee hengels gaan leren? Dat lijkt hun toch wel een beetje moeilijk.
Aangekomen op het visstekkie van de tweeling, worden de fietsen tussen de bosjes gezet en....... jawel hoor, daar komt de eerste opdracht:
"Zoeken jullie allemaal eens een stevige, lange stok," zegt Boris, "want dat wordt de hengel." Een beetje lacherig gaat iedereen op zoek en binnen de kortste keren hebben ze allemaal een lange stok gevonden. Uit zijn rugzak haalt Bas een flinke bol touw en een zakmes. Aan iedere stok wordt een eind touw geknoopt. Aan het touw moet nu een kurk geregen worden. Boris heeft de naaidoos van zijn moeder geplunderd en heeft een stel heel dikke naalden meegenomen, met een groot oog. Daarmee kan het touw door de kurk geregen worden. Tot slot wordt er een veiligheidsspeld aangeknoopt en nu heeft iedereen een hengel.
"Daar komen toch heus geen vissen op af," zegt Bert, die het maar niks vindt. "O, dat gebeurt wel," antwoordt Bas, " als je er maar aas aan doet".
"Aas," zegt Willeke, "heb je dat dan bij je?" "Nee," zegt Boris, " dat gaan we nu vangen". Hij haalt een paar jampotten uit zijn rugzak en deelt die uit. "We gaan nu eerst wormen zoeken, want daar zijn vissen gek op. Kijk dat doe je zo!"
Boris knielt op de grond en wroet er in met een stokje. "Hebbes," zegt hij en hij houdt een dikke pier omhoog.
"Bah, wat vies," zegt Monique, "dat doe ik echt niet". "Dat is helemaal niet vies," vindt Bas, " wormen zijn heel schone beesten en ze bijten echt niet." "Je hoeft ze toch niet met je vingers te pakken," vindt Eddy, "met een stokje gaat het ook wel". "Hoeveel van die dingen moeten we hebben," vraagt Fatima? "De potjes moeten half vol zitten," vindt Boris, " dan hebben we vanmiddag wel genoeg."
IJverig gaan de kinderen op wormenjacht. Het is een heel gedoe en het schiet niet erg op. De pieren zijn ook zo glad. Zo heb je er een en dan glibbert die weer tussen je vingers uit. Eindelijk vindt Bas dat ze wel genoeg wormen hebben. Nu gaan ze echt vissen.
"Nu moeten jullie een worm aan de veiligheidsspeld doen," zegt Bas. "Wat," reageert Monique verschrikt, " hoe moet dat?" "Gewoon er door steken, dat gaat heel gemakkelijk," antwoordt Boris. "Maar dat is toch zielig," zegt Hanneke, " die wormen hebben vast ook gevoel". "Dan doe je toch de worm in tweeën," weet Bas de oplossing, " dan is de worm zo dood als een pier en voelt hij niks meer".
Het eind van het liedje is, dat Hans en Eddy de meisjes helpen om een worm aan hun veiligheidsspelden te doen. Dan is het grote moment aangebroken.
"Nu gaan we onze hengels uitgooien," kondigt Bas aan. "Kijk dat doe je zo!" Met een grote zwaai slingert Bas zijn dobber in het water. Hij zet de hengel schuin tegen de waterkant en gaat erbij zitten. "Moet dat beslist met zo’n zwaai," vraagt Fatima. "Ja," zegt Boris, anders lukt het niet." Ook Boris werpt zijn hengel uit en nu zijn de anderen aan de beurt. De touwtjes van de hengels van Willeke en Suzan raken gelijk met elkaar in de knoop. Het is een heel gedoe om die weer los te krijgen. Tot overmaat van ramp zijn de wormen van de veiligheidsspelden af geschoven en die moeten er weer opnieuw aangedaan worden. Als Fatima haar hengel uitgooit valt de worm eraf en belandt in het gezicht van Helga. "Hé, bah!!!!!!! Wat vies," roept Helga, " ik vind vissen maar een smerige hobby!" "Nee, hoor," zegt Bas, " want nu wordt het pas leuk; als er straks vissen bijten, dan is dat heel erg spannend!"
Eindelijk heeft iedereen zijn hengel in het water liggen en zitten ze naast elkaar op de waterkant.
"Duurt dat lang, voordat de vissen bijten," vraagt Ron. "Dat is iedere keer verschillend," zegt Bas, "het ligt er maar net aan of de vissen veel honger hebben." "Misschien vangen we wel een snoek," zegt Boris, " dat is een heel gevaarlijke vis, die erg bijten kan". "Die snoek is ook heel sterk, maar we zijn nu gelukkig met z’n allen en nu kunnen we vast wel een snoek uit het water krijgen".
Ineens gaat de dobber van Boris naar beneden. "Hoera," zegt die, "ik heb beet!" Hij haalt zijn hengel uit het water en er hangt een heel klein visje aan. Alle kinderen leggen hun hengels neer om de vis te bekijken. Boris haalt de haak uit de bek van de vis en kijkt er nog eens naar. "Die is veel te klein," zegt hij, " daar hebben we niks aan". Hij gooit de vis terug in het water. "Dat is ook zielig," vindt Hanneke, " nu doet die bek van de vis zeer en je hebt er helemaal niets aan".
"Dat doet niet zo erg zeer," antwoordt Bas, " daar voelt een vis echt niet veel van." "Dat is zo over," zegt Boris.
"Wat doen jullie met vissen die groot genoeg zijn," vraagt Bert. "Die nemen wij mee naar huis en die bakt mama voor ons," antwoordt Boris. Hij vertelt er maar niet bij dat dat nog nooit gebeurd is.
Intussen heeft Bas met zijn hengel heen en weer in het water zitten spelen. Ineens geeft hij een kreet : "Hoera, ik heb beet!" Hij trekt aan de hengel, maar krijgt hem niet uit het water. "Toe, kom mij eens helpen! Ik heb vast een grote snoek gevangen!" Hans en Eddy helpen Bas en samen trekken ze de hengel uit het water. Dan ziet iedereen, dat er een vieze, oude, druipende schoen aan de haak hangt. Het haakje van de hengel is precies door een gaatje voor de veter gegaan.
"Dat is een mooie snoek," zegt Hanneke. "Zo’n snoek zou ik niet graag vanavond op mijn bordje krijgen," zegt Willeke.
Bas staat er een beetje bedremmeld bij, maar hij houdt de moed er in. "Het had een snoek kunnen zijn," zegt Bas, "en dat was maar wat leuk geweest".
Intussen heeft Suzan eens op haar horloge gekeken en ze zegt: "volgens mij moeten wij eens naar huis gaan". "Ja, dat vind ik ook een goed plan, want ik krijg het koud," zegt Fatima.
"Dat vissen op vissen is maar niks," zegt Bert. "Ik snap nog steeds niet wat daar nu zo leuk aan is". "Ik weet een veel leukere manier van vissen," zegt Hanneke. Vol verwachting kijken de kinderen haar aan. "Naar complimentjes vissen en dat kan ik heel goed, zegt mijn oma. Dat wil ik jullie wel leren".
"Ja," zegt Monique, " laten wij maar complimentjes-vissers worden. Dan krijgen de vissen gelijk geen pijn in hun bekjes!" Lachend stappen de kinderen op hun fietsen en rijden naar huis. Alleen Bas en Boris zijn beslist van plan om nog eens naar de Maas te gaan, want zij moeten eens een echte snoek vangen.