Vaandel: een lap stof met daarop een afbeelding die belangrijk is voor een bepaalde groep mensen, van wie het vaandel is. Soms staat hier alleen maar een tekst op, maar vaak ook de patroonheilige, die die groep beschermt. In een processie worden ook vaandels met afbeeldingen van heiligen gebruikt, zonder dat ze bij een bepaalde groep horen.
Vader: zo mogen wij God aanspreken als we bidden.
Vagevuur: de plaats waar we naartoe zouden gaan als we nog niet al onze zonden uitgeboet hebben. Daar zouden we gelouterd worden en daarna de hemel mogen binnen gaan.
Vasten: de veertig dagen durende voorbereidingstijd op Pasen. In deze tijd leggen we ons zelf beperkingen op om zo anderen te kunnen helpen.
Vastenavond: zo heten de laatste dagen voor de Vasten op plaatsen waar geen Carnaval gevierd wordt.
Vastendag: dit is een dag waarop je niet zo veel mag eten als je eigenlijk zou lusten en je mag geen vlees eten.
Vastentrommeltje: hierin deden de kinderen het snoep wat ze kregen in de Vastentijd. Zij mocht wel gewoon eten, maar niet snoepen. Op zondag mocht dat wel !
Vaticaan: dit zijn de gebouwen waar de paus woont. Je kunt het ook het hoofdkwartier van de Rooms-Katholieke Kerk noemen.
Vaticaanstad: dit is een mini-staatje waarvan de paus de baas is.
Veertigdagentijd: zo noemt men de Vasten tegenwoordig meestal.
Veldkapel: dit is een klein kapelletje waarin een beeld van Maria of een andere heilige staat. Zo’n kapelletje hoort niet bij een kerk en staat vaak in het veld.
Velum: dit is een lange brede doek, meestal in een van de liturgische kleuren, die de priester om slaat als hij de hostie in een monstrans draagt. Hij houdt dan met de uiteinden van het velum de monstrans vast.
Vereren: heiligen vereren we , we aanbidden ze niet.
Vergeving: daartoe moet je volgens Jezus altijd bereid zijn. Al heeft iemand het nog zo bont gemaakt. Moeilijk hoor!!!!!!!!!
Verleiden: daarin is de duivel erg goed, hij probeerde zelfs in de woestijn Jezus te verleiden, maar dat lukte niet.
Verloofd: Maria was, toen ze wist dat ze moeder van Jezus zou worden, nog niet getrouwd, maar wel verloofd. Dit was een overeenkomst die in die tijd al behoorlijk bindend was en waar officieel een einde aan gemaakt moest worden.
Veronica: zij droogde het gezicht van Jezus af toen hij zijn kruis moest dragen. Of dit echt gebeurd is, is niet helemaal zeker, maar het is wel een statie van de kruisweg.
Verrijzenis: dit feest vieren wij met Pasen. Jezus is uit zijn graf opgestaan, Hij was dood, maar leefde weer, niet als een geest, maar met een gewoon lichaam.
Verschijning: soms laat iemand uit de hemel zich op aarde zien. Dat is een verschijning. Maria doet dit nog al eens een keertje. Er zijn veel heiligen en andere mensen aan wie Maria verschenen is. De Kerk is altijd heel erg voorzichtig als iemand zegt dat hij/zij een verschijning gehad heeft, eerst wordt op alle mogelijke manier gekeken of het wel echt waar is. Pas dan mag men er officieel op bedevaart naar toe gaan.
Verzoening: dit is het weer goed maken met iemand. Er zit niet voor niets het woord zoen is, vaak maak je iets met een zoen weer goed, je zoent iets af.
Vespers: dit is het officiële gebed in de late namiddag van de kerk. Het wordt meestal om een uur of vijf of zes gebeden. Het bestaat uit een aantal psalmen, een lofzang en gebeden. Ook hoort hier altijd het Magnificat bij, de lofzang van Maria.
Via Dolorosa: dit is de route die Jezus gelopen zou hebben op zijn laatste tocht met zijn kruis.
Vicaris: deze priester helpt de bisschop, neemt een deel van zijn taken over, vormt bijvoorbeeld, maar is zelf geen bisschop.
Viering: in feite is iedere bijeenkomst om te bidden in de kerk een feestelijk gebeuren, daarom noemen we het een viering.
Vijanden: ook die moeten we liefhebben, zegt Jezus.
Vincentiusvereniging: dit was een groep mensen die zorgden voor de armen in een parochie.
Visioen: dit is iets wat je ziet, wat er niet werkelijk is, soms wordt je zo iets duidelijk gemaakt door God.
Visser: dit was het beroep van bijna alle apostelen.
Voedstervader: zo werd Jozef vroeger vaak genoemd: een pleegvader, (van Jezus), de man die voor hem zorgde en hem te eten gaf.
Voetwassing: het was een gebruik wanneer iemand in Israël bij iemand op bezoek kwam, dat dan zijn voeten gewassen werden. Dit deed meestal een slaaf of een zeer laag geplaatste bediende. Bij het Laatste Avondmaal deed Jezus het zelf voor zijn apostelen. Hij leerde ons zo dat geen enkel werkje te minderwaardig is, om te doen voor jouw vrienden.
Volgelingen: dit zijn mensen die de ideeën van iemand zo goed vinden, dat zij mee willen doen en die persoon volgen.
Volkstelling: in de tijd dat Jezus geboren werd, wilde de Romeinen precies weten hoeveel mensen er in Israël woonden. Vandaar dat iedereen zich in zijn geboortestad moest laten registreren.
Volkszang: als er geen koor is, maar iedereen in de kerk gezellig mee mag zingen, dan is dat volkszang.
Voorbeden: dit zijn korte gebedjes voor verschillende onderwerpen. Soms houden die verband met het thema van de viering, het kan ook zijn dat iemand gevraagd heeft om ergens speciaal voor te bidden.
Voorganger: in een viering is er altijd iemand die de leiding heeft. Deze persoon gaat dus voor in gebed. Vroeger kon dit alleen maar een priester zijn. Door het gebrek aan priesters, doen nu ook anderen dat, bij b.v. Woord en Communiediensten of Gebedsvieringen.
Voorgeborchte: dit zou een ruimte, een soort portaal van de hemel. Hierheen zouden de zieltjes van ongedoopte kinderen gaan. Men geloofde vroeger dat je niet in de hemel kon komen als je niet gedoopt was. Maar omdat men ook niet aanvaarden kon dat ongedoopte kinderen dan in de hel terecht zouden komen, werd een voorgeborgte bedacht: in dat portaal konden ze toch een beetje van de hemel meegenieten. Daarom werden vroeger kinderen meteen na de geboorte naar de kerk gebracht om gedoopt te worden, liefst nog dezelfde dag. Ok werd in geval van ziekte of. Om dit te voorkomen paste men de nooddoop toe.
Vormeling: dit is degene die gevormd gaat worden.
Vormheer: dit is degenen die het vormsel toedient.
Vormsel: dit is een van de
sacramenten. De eigenlijke naam is confirmatie = bevestiging.
Samen met het doopsel en de eucharistie (eerste communie)
hoort het bij de initiatie-sacramenten, waardoor je volwaardig lid
wordt van de kerkgemeenschap. In de begintijd werden in de Paaswake
volwassenen eerste gedoopt door de aanwezige priesters,
daarna werden ze daarin bevestigd door de aanwezig
bisschop en tenslotte mochten ze meteen meedoen met de
eucharistieviering. Dan hoorden zij er echt bij. In de
oosterse Kerken gaan die drie elementen nog altijd samen, ook bij
de kinderdoop. In de Rooms-Katholieke Kerk werden kinderen
meteen gedoopt. Eens in de vier jaar kwam de bisschop en die
vormde dan alle kinderen die nog niet gevormd waren en rond 12-jarige
leeftijd mochten zij hun Eerste Communie doen.
In het doopsel geeft de dopeling (of zijn of haar ouders) te kennen: ik
wil bij de Kerk horen. In het vormsel bevestigt de bisschop of
zijn vervanger deze keuze en door de zalving krijgt hij/zij ook de
opdracht om te leven en te handelen als een vorwaardig en volwassen lid
van de Kerkgemeenschap.
Vormselvoorbereiding: dit is een directe voorbereiding op het vormsel, waardoor je goed weet wat er gaat gebeuren en.......je veel leert over het geloof.
Vrede: dit is waar iedereen die Jezus volgt, naar moet streven.
Vredesbeweging: dit zijn groepen mensen die op alle mogelijke manieren proberen voor de vrede te werken.
Vredeskus: dit is een hele nette, niet innige omhelzing, waarbij niet gezoend wordt. In ons land is het al moeilijk om mensen in de kerk bij de vredeswens elkaar een hand te laten geven, laat staan een vredeskus, laat staan elkaar gewoon een zoen laten geven!!!!! In zuidelijke landen is dit laatste heel gewoon!
Vredeswens: dit is een deel van de heilige Mis, waarin de priester iedereen vrede toewensen, hierbij hoort eigenlijk de vredeskus, of gewoon een hand geven aan elkaar.
Vrienden: zo hoor je jouw medemensen te beschouwen.
Vriendschap: dit is een van de allerbelangrijkste dingen in het leven.
Vrijdag: de meest bekende vrijdag is uiteraard Goede Vrijdag, de dag dat Jezus stierf. Vroeger was iedere vrijdag een onthoudingsdag, dan mocht je geen vlees eten. Vandaar dat vrijdag, visdag was, is.
Vroom: iemand die echt gelovig is en dit laat zien is vroom. Eigenlijk betekent vroom dapper en......het is natuurlijk heel dapper om te laten zien dat je gelooft. Hier komt ook ons woord vormsel vandaan.
Vuur: dit wordt vaak als een symbool gebruikt in de kerk, denk maar aan alle kaarsen die er vaak branden.