Jaar A, B, en C.: omdat het natuurlijk onnoemelijk saai wordt als je iedere keer de zelfde verhalen hoort in de kerk, bestaan er drie series van evangelieverhalen, zo komen ook alle evangelisten aan de beurt. De lezingen uit het Oude en Nieuwe Testament sluiten meestal aan bij deze evangelieteksten.
Jaargetijde: een jaar nadat iemand gestorven is wordt hij of zij in een viering in de kerk herdacht. Dit gebeurt meestal in een eucharistieviering, waarbij zoveel mogelijk mensen van de familie aanwezig zijn. Dit gebruik bestaat niet in heel Nederland, in de randstad wordt het niet gedaan.
Jaffa: een hele oude havenstad aan de Middellandse zee, in Israël. Het is nu een moderne stad, maar bij opgravingen hebben ze veel gebouwen uit de eerste tijden gevonden die je nu kunt bezichtigen. Deze gebouwen liggen ook weer veel lager, want vroeger bouwde men gewoon een stad boven op een stad. De boel werd een beetje recht gemaakt , vandaar dat iedere stad weer een stukje hoger lag. Dit verschijnsel zie je in Israël heel veel: soms liggen vreemde afgeplatte heuvels in het landschap. Dit zijn geen natuurlijke heuvels, ze worden een "Tell" genoemd. Dit zijn de overblijfselen van een heleboel steden, door de eeuwen heen, bovenop elkaar. Soms vindt je de naam Tell terug in een eigennaam van een stad bijv. Tell Aviv.
Jakob: de zoon van Isaak. Hij was niet de oudste zoon, dat was Ezau, maar met hulp van zijn moeder en een list, heeft hij toch de zegen van zijn vader gekregen en is hij stamvader van Israël geworden.
Jakobus: twee van de apostelen droegen deze naam: Jakobus de jongere of de mindere, de eerste bisschop van Jeruzalem; en Jakobus de oudere of de meerdere, zoon van Zebedeüs, broer van Johannes. Zijn botjes zijn in Compostella terecht gekomen en dat is nu dé bedevaartplaats van Jakobus. Hier trekt men te voet naartoe, een tocht die soms maanden in beslag neemt. Tegenwoordig gaan velen op de fiets. Vroeger moest men op pelgrimstocht naar Compostella om voor een zonde te boeten.
Jat: het Hebreeuwse woord voor hand. Het woord is in ons spraakgebruik wat negatief. Met "iets jatten" wordt bedoeld iets stelen, maar het is eigenlijk gewoon iets met je handen wegnemen. "Blijf daar met jouw jatten vanaf!" = niet met je handen aankomen. De " jat" is ook een handje aan een stokje ( meestal van zilver), dat gebruikt wordt om bij het lezen van de Tora in de synagoge aan te wijzen waar men is. Ook in de naam van de grote holocaust (= de vernietiging van de Joden in de Tweede Wereldoorlog), komt dit woord terug. Het museum heet Yad Vashem, dit betekent :"hand van de rechtvaardige". Daar worden namenlijk de mensen geëerd die Joden in de Tweede Wereldoorlog geholpen hebben.
Jahwe(h): dit is de naam van God in het Oude Testament. Deze naam werd, uit eerbied, nooit voluit uitgesproken. In het oude Hebreeuws schreef men alleen medeklinkers en overal waar JHWH stond ,vulde men de klinkers van het woord Adonai (=Heer) in. Dat klonk dan als Jehova en die naam wordt nog steeds door de Jehova-getuigen gebruikt..
Jeremia: een profeet in het Oude Testament. Hij heeft ook de komst van de Messias, dit is de door God gezondene, Jezus dus, voorspeld. Daarnaast heeft hij een heleboel klaagzangen geschreven, dit zijn "lamentaties" . In de Goede Week, op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag, worden deze gezongen, bijvoorbeeld in kloosters bij een viering die de "Donkere Metten" heet. In deze viering zijn de lampen niet aan en er staat dan een grote kandelaar, waarop vijftien kaarsen staan, deze kandelaar heeft de vorm van een driehoek, een triangel. De kaarsen worden een voor een aangestoken , bij iedere psalm die er gebeden wordt. Als alle kaarsen branden, worden ook de lampen aan gedaan.
Jeruzalem: de hoofdstad van Israël. Deze stad heeft een heel grote symbolische waarde, zowel voor de Joden, voor de christenen als voor de moslims. Voor al deze godsdiensten is Jeruzalem de stad der steden. Men spreekt ook wel over het hemelse Jeruzalem, dat later zal komen; dit is dan niet de stad die wij nu kennen , maar een ideale droomstad.
Jesaja: een van de grote profeten uit het Oude Testament. Uit zijn geschriften wordt vaak voorgelezen bij de eucharistievieringen. Hij heeft prachtige teksten waarin hij spreekt over de toekomstige messias.
Jesse: een van de stamvaders van Israël, de vader van koning David. Tegenwoordig wordt hij meestal Isaï genoemd. Ook Jezus hoorde tot het huis van David, het geslacht van Isaï. Jesaja sprak al over een twijg dat op de stronk van Isaï zou ontspruiten. In een bekend kerstlied zingen we over hem : "Er is een Roos ontsprongen". Dit gaat helemaal niet over een roos, maar over een rijs. Een rijs is een heel oud woord en betekent twijgje.
Jezuïeten: de volgelingen van Ignatius van Loyola. Zij staan direct in dienst van de Paus. Meestal zijn ze heel geleerd en ze hebben ook veel scholen gehad: de Jezuïetencolleges.
Jezus: zoon van Maria en Jozef. Hij kreeg ook de titel "Zoon van God". Zijn naam betekent: "God redt". De evangelieverhalen gaan over zijn woorden en daden, over zijn blijde boodschap (= evangelie).
Joachim: volgens de overlevering de vader van Maria.
Job: een bekende figuur uit het Oude Testament. Hij had een heleboel pech. Hij raakte alles wat hij bezat kwijt en zat uiteindelijk alleen op een mesthoop. Toch raakte hij zijn geloof in God niet kwijt en daarom wordt hij als voorbeeld gesteld als iemand met een geweldig vertrouwen en een heleboel geduld.
Joden: de naam van een volk, een ras. Het is niet alleen de naam van een geloof, maar je moet echt door afstamming tot dit volk behoren om een echte Jood te zijn. De afstamming wordt gerekend via de moeder, dit is veel zekerder als het via de vader te berekenen. Toen deze regel opgesteld werd bestond er nog geen draagmoederschap en kunstmatige inseminatie.
Johannes: een van de apostelen, waarschijnlijk de jongste. Jezus hield veel van hem. Een van de vier evangelies wordt aan hem toegeschreven. Waarschijnlijk komt het van personen uit zijn omgeving. Het johannesevangelie is heel anders als dat van de andere evangelisten. Hij zou ook een aantal brieven geschreven hebben en de Apokalyps, het boek van de openbaring. Toen hij oud was woonde hij op een Grieks eiland, Patmos.
Johannes de Doper : de neef van Jezus, de zoon van Elisabeth en Zacharias. Hij wordt de " Voorloper" genoemd, want hij heeft de komst van Jezus aangekondigd. Ze noemen hem ook wel de "Wegbereider". Johannes leefde heel sober - hij was een echte asceet - hij kleedde zich in een gewaad van kamelenhaar, erg ruw dus, dat prikte behoorlijk en hij at sprinkhanen. Dit is helemaal geen slecht voedsel, want hierin zit een heleboel eiwit en veel mensen eten ook nu nog sprinkhanen en beschouwen dit als een lekkernij. Het is het beste te vergelijken met onze garnalen, dat zijn ook van die kleine kriebelbeestjes en maar heel lekker!
Jona: een profeet, die er geen zin in had om naar de stad Ninivé te gaan. Nadat hij met een schip weggevaren was en vanwege noodweer overboord gegooid was, heeft hij, volgens het verhaal, een paar dagen in de buik van een walvis gezeten, die hem weer aan land heeft gebracht. Het spelletje " iemand Jonassen", komt hier vandaan: waarschijnlijk wiebelde het reusachting in de maag van de walvis; dat wordt nagedaan door iemand aan handen en voeten heen en weer te zwaaien.
Jongerenkoor: omdat de liederen in de kerk de jonge mensen niet zo heel erg aanspraken, zijn ze overal begonnen met jongerenkoren, die muziek gebruikten die aansloot bij de smaak van jongeren. Vandaar dat jongerenkoren nogal eens teksten zingen op moderne songs, soms in het Nederlands, mar vaak in het Engels. Een heleboel pop-artiesten hebben waarschijnlijk nooit kunnen dromen, dat ze op deze manier gepromoveerd zouden worden tot schrijvers van kerkmuziek!
Jordaan: deze rivier stroomt door Israël van Noord naar Zuid en komt uit in de Dode Zee. Je moet je hierbij geen rivier als de Maas voorstellen, want dan valt het zwaar tegen. Wat wij een beek noemen, komt meer in de richting.
Jozef: de vader van Jezus. Hij wordt ook wel voedstervader genoemd, dus een vader die hem te eten gaf, maar niet de echte vader was. Hij was timmerman en heeft voor Maria gezorgd toen zij ineens in verwachting was van Jezus. Dit was in die tijd heel wat, want meestal trouwde men niet met een meisje dat al in verwachting was. Jozef wordt in ons geloof vereerd als beschermer van de heilige Familie en hij is beschermheilige van onze Kerk.
Jozefbeeld: in de meeste kerken staat een beeld van de heilige Jozef, vaak wordt hij afgebeeld als een oude man, maar dat is hij waarschijnlijk helemaal niet geweest, er staat nergens dat Maria met een oude man getrouwd is!
Jubeljaar: een heel jaar feest in de
Kerk, bijvoorbeeld vanwege de eeuwwisseling! toen vierden we
natuurlijk niet alleen de eeuwwisseling maar ook dat het tweeduizend
jaar geleden is dat Jezus werd geboren, want onze jaartelling is
gebaseerd op het geboortejaar van Jezus. Dit is het jaar nul! Andere
volkeren, die Jezus niet erkennen als Zoon van God en waarvoor zijn
geboorte dus minder belangrijk is, hebben een andere jaartelling: de
Joden tellen anders, maar ook de Chinezen en Japanners!
Jubeljaar (Jobeljaar) in de joodse traditie is elk
vijftigste jaar en dan moeten schulden a kwijtgescholden en
slaven vrijgelaten worden.
Judas: een van de apostelen. Je hebt Judas Taddeüs en je hebt Judas Iskariot. De laatste heeft Jezus verraden.
Judea: het zuidelijke deel van Israël, waar Jeruzalem ligt, maar ook Betlehem.