Matteüs, apostel en evangelist

De meeste verhalen uit het Oude Testament zijn een mengeling van legendes en historische gebeurtenissen en personen. Het gaat in de bijbel niet om historische verslagen,  de auteurs wilden een boodschap overbrengen en die mocht kleurrijk aangekleed worden.
Iets van die verteltrant vinden we ook nog terug in de vier evangelieverhalen. We moeten niet vergeten dat de teksten pas ca 40 jaar na Jezus' dood opgetekend zijn. Dus, jarenlang zijn ze mondeling verteld en verder verteld. Je ziet  in de verschillende evangelies dan ook diverse variaties. De predikers pasten de teksten (= hun herinneringen) aan aan de lokale situaties.
Het evangelie van Marcus wordt als oudste tekst gezien. Matteüs en Lucas hebben die teksten ook gekend en  hier en daar gebruikt.
Matteüs staat heel sterk geworteld in de joodse traditie  en dat is soms heel duidelijk te merken, in zijn taalgebruik, in de beelden die hij gebruikt. Telkens verwijst hij naar teksten in het Oude Testament om te onderstrepen dat Jezus de beloofde Messias is

Jozef was volgens de verhalen een nakomelingen van David. Heel belangrijk want de Messias zou voortkomen uit het huis van David, zo luidde de oude voorspellingen.  Hij was timmerman van beroep.  Volgens Matteus woonde hij in Nazaret, maar er zijn ook exegeten die denken dat hij in Betlehem woonde. Hij is patroon van de timmerlieden  hij bevordert in de devotie, ook de huizenverkoop.  Is een huis onverkoopbaar, begraaf dan een Jozefbeeldje op zijn kop in de grond. Dit gebruik schijn uit de Middeleeuwen te komen. In Nederland is Smakt bij Venray een bedevaartplaats van Jozef.

Van Maria wordt verteld dat zij nog maagd was toen ze verloofd was met Jozef. Volgens de oude voorspelling "zou een maagd zwanger worden en een zoon ter wereld brengen die de redder van de wereld zou worden."  Het is overigens een vraag of het in die vooorspelling echt om een maagd gaat of gewoon om een jong meisje. In leer van de R.K. Kerk  is Maria altijd maagd gebleven, maar ook daar worden vraagtekens bij gezet. Elders in de evangelieteksten is er sprake van de broers van Jezus.  Volgens het Lucasevangelie trokken Jozef en Maria naar Betlehem voor de volkstelling. Er zijn geleerden die zich afvragen of dit wel echt gebeurd is: een hoogzwangere vrouw een reis van 150 kilometer laten maken, is wel erg zwaar. De vertellers lieten de geboorte van Jezus  in Betlehem plaats vinden omdat dit in de oude voorspellingen stond.

Ze worden meestal de drie koningen genoemd, maar dat waren ze helemaal niet. Hun geschenken van goud, wierook en mirre sprak tot de verbeelding van gelovigen en zo werden het drie koningen. In werkelijkheid waren het magiërs, sterrenwichelaars, die in de sterren  bijzondere tekenen zagen. Dat gebeurde ook in het verhaal van Matteus: de geboorte van een koning. En dus gingen ze naar het paleis van koning Herodes, heel logisch maar wel heel verkeerd gedacht. Volgens sommigen auteurs dient het verhaal om aan te geven dat Jezus niet alleen geboren was voor het joodse volk (vertegenwoordigd in de herders) maar voor heel de wereld (vertegenwoordigd door vreemdelingen uit verre landen).

Volgens het verhaal doodde Koning Herodes alle  kleine kinderen uit angst dat er echt een koningszoon tussen zou zitten. Jozef vluchtte volgens het verhaal naar Egypte, om na de dood van Herodus terug te keren naar Nazaret.  De Koptische Kerk in Egypte wijst verschillende plaatsen aan waar het gezin geweest zou zijn. Maar het is nog een vraag of ze echt in Egypte geweest zijn. Juist zoals volgens de overlevering de Messias geboren moest worden in Betlehem, de stad van David, zo moest hij volgens  de vertellers als een nieuwe Mozes terug komen uit Egypte. Matteus schrijft vooral voor de joodse christenen en voor hem is het daarom belangrijk een link te leggen tussen Mozes en Jezus.

Het is een vrome gewoonte om bijzondere mensen ook een bijzondere geboorte toe te schrijven, als teken dat God in hen aan het werk is. Zo ook Johannes de Doper, zijn moeder Elisabeth heette onvruchtbaar te zijn. Johannes leidde in de woestijn een ascetisch leven, kleren van kameelhaar en sprinkhanen als voedsel. S
Johannes preekt een doopsel van bekering en velen kwamen daar op af, ook Jezus liet zich door hem dopen. Omdat hij geen blad voor de mond nam, bracht zijn prediking hem in conflict met  de machtigen. Hij werd gevangen genomen door koning Herodes Antipas en later gedood.

Voordat Jezus aan zijn actieve leven begon, ging hij eerst in retraite. Er wordt verteld dat hij 40 dagen in de woestijn verbleef. Of dat ook letterlijk gebeurd is, daar kun je vraagtekens bij zetten. Pas na 40 dagen honger krijgen is toch wat vreemd. Maar het getal 40 en het begrip woestijn spelen een belangrijke rol in de joodse traditie, denk maar aan de uittocht: 40 jaar trok het volk door de woestijn om in het beloofde land te komen. 
In de woestijn moet Jezus drie keer examen doen of hij wel geschikt is voor zijn taak als messias, als heiland. Hij wordt uitgedaagd om zijn krachten te gebuiken voor eigen gemak (zijn honger stillen), tot meerdere eer en glorie van zijn persoon (van de tempel springen), of voor macht zoals aardse heersers macht zoeken (op de berg). Jezus slaagt glansrijk voor die examens en hij kan aan de slag.

Matteüs vertelt dat Jezus na de dood van Johannes de Doper naar Galilea ging, Hij zou in elk geval een tijd lang in Kafarnaüm gewoond hebben. Nu had Galilea geen goede naam bij de joden in Jeruzalem en Judea: de inwoners van Galilea waren wel joden, maar toch van een minder soort, Galilea werd ook wel het district van de heidenen genoemd. Kafarnaüm lag aan het meer van Tiberias, in het gebied van Zebulon en Naftali.  Ten behoeve van zijn joodse toehoorders haalt Matteüs een voorspelling van Jesaja aan: "Land van Zebulon en land van Naftali, aan de weg naar zee, aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen! Het volk dat in duisternis zit heeft een groot licht gezien, en over hen die in het land en in de schaduw van de dood zitten, over hen is een licht opgegaan.  Kafarnaüm had voor Matteüs een speciale betekenis omdat hij daar zelf vandaan kwam.

In Kafanaüm begon Jezus met de verkondiging van zijn blijde boodschap. Zijn eerste volgelingen waren eenvoudige vissers, die waarschijnlijk niet konden lezen of schreven. Maar ze voelden zich blijkbaar wel aangesproken door Jezus' prediking. Je boten en netten en je vader zomaar achterlaten om met een prediker in zee te gaan, dat is wel een heel grote stap. Je mag er van uitgaan dat er heel wat gesprekken aan vooraf zijn gegaan. Opmerkelijk is dat deze eenvoudige lui zijn boodschap blijkbaar verstonden, terwijl de meer ontwikkelde mensen van die tijd (de schrift- en wetgeleerden) niet alleen doof waren voor zijn woorden maar hem ook op allerlei manieren tegenwerkten.

Matteüs heeft een flink aantal preken van Jezus samengebracht in de zogenaamde Bergrede: op de berg gaf Jezus, volgens Matteüs, zijn voornaamste onderricht. (bij Lucas doet hij dat in het veld: en daar spreekt men van de veldrede).

Het meest bekend zijn de zogenaamde zaligsprekingen: Je bent zalig (en dus gelukkig) als . . .  Ieder mens wil gelukkig zijn, maar hij zoekt zijn geluk soms op de verkeerde plaatsen. Sommmige uitspraken van Jezus zullen ieders instemming verkrijgen ( gelukkig als je eenvoudig bent, zachtmoedig, barmhartig, oprecht en eerlijk, vredelievend.  Bij andere uitspraken zullen velen wat moeten nadenken (gelukkig als je verdrietig bent, als je vervolgd en uitgescholden wordt).

De tekst van de zaligsprekingen in de Bijbel in gewone taal.

Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is Gods nieuwe wereld.
Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben. Want God zal hen troosten.
Het echte geluk is voor mensen die vriendelijk zijn. Want aan hen zal God de aarde geven.
Het echte geluk is voor mensen die doen wat God wil, en die dat het allerbelangrijkste vinden. Want God zal hun moeite belonen.
Het echte geluk is voor mensen die goed zijn voor anderen. Want God zal goed zijn voor hen.
Het echte geluk is voor mensen die eerlijk zijn. Want zij zullen God zien.
Het echte geluk is voor mensen die vrede sluiten. Want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Het echte geluk is voor mensen die lijden omdat ze doen wat God wil. Want voor hen is Gods nieuwe wereld.'

In zijn preken zet Jezus vaak de puntjes op de i. Wat smokkelen met de leefregels is van alle tijden.  Gij zult niet doden, zegt de letter, maar de geest van dit gebod is: een ander geen kwaad berokkenen, ook niet met woorden. Gij zult geen echtbreuk plegen, niet letterlijk maar ook niet in je gedachten.  Hert principe van "oog om oog en tand om tand" was in die tijd en in die cultuur de gewoonste zaak van de wereld, maar  Jezus wijst dat af.
Je naaste liefhebben, dat geldt ook voor je vijanden. Hij gebruikt soms een heel harde taal die ons vreemd in de oren klinkt, maar niet zozeer voor zijn toehoorders. Als je rechterhand je doet struikelen, hak haar dan af en gooi haar weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam naar de hel gaat.

In zijn preken gebruikte Jezus heel vaak beelden uit het gewone leven en uit de natuur, (van een boer die zaaide, van een herder die voor zijn schapen zorgdem van bomen die goede vruchten droegeen of juist niet, de schoonheid van bloemen waar elke mens bij verbleekt) . Hij sprak taal die zijn toehoorder konden verstaan.
Hij onderwees in levenswijsheid, zo belangrijk voor een goed en zinvol leven.  Als je naar mijn woorden luistert dan bouw je je huis op een stevig fundament. Als het onverhoopt gaat stormen en regenen, blijft het toch overeind. Maar iemand die niet luistert geeft zijn leven geen stevig fundament en als er dan vervelende dingen gebeuren dan stort ziijn huis in.

Jezus droeg zijn boodschap uit in woord en daad. Het meest opvallend zijn zijn wonderbaarlijke genezingen. Geen wonder de de meeste mensen enthousiast waren. Jezus presenteerde zich als de heiland, de heelmaker, iemand die wonden heelt, die gebroken relaties heelt. De wonderen moeten die helende kracht van Jezus onderstrepen. Zo heeft de genezing van de melaatse een betekenis die veel verder reikt dan alleen een genezing. Een melaatse was in die tijd uitgestoten uit de gemeenschap. Hij of zij had eigenlijk geen leven mee. Daar lag volgens Jezus zijn taak: leven geven aan hen die geen leven meer hadden, soms zelfs letterlijk maar meestal in fuguurlijke zin.

Heel Israël was in die tijd bezet door de Romeinen. Er waren groepen in het land die zich verzetten tegen de bezetters, zoals de Essenen, de Zeloten en ook de Farizeeën .Van Jezus, toch een vollksprediker bij uitstek, hoor je geen negatieve geluiden over de Romeinen. Hij hield zich ver van politieke verwikkelingen in het land. Romeinen waren voor hem ook mensen, en als die een beroep deden op zijn helende krachten, dan staond hij ook voor hen klaar. Zoals het verhaal van de Romeinse centurio uit Kafarnaüm die zijn hulp inriep voor zijn ernstig zieke kind. Jezus is bereid om met hem mee te gaan, maar dat vindt de centurio teveel eer.

In het verhaal van de storm op het meer zien we een Jezus met een grote innerlijke rust. Terwijl zijn metgezellen doodsbang worden, ligt hij te slapen. Wakker gemaakt, brengt hij de storm tot bedaren. Wat er letterlijk is gebeurd is niet te achterhalen, slapen in een roerig bootje lijkt me nogal moeilijk. Maar de boodschap is deze: wie de weg van Jezus gaat, hoeft niet bang te zijn, ook als het op de een of andere manier gaat stormen in zijn leven. Ieder  mens hoopt op een kalme levenszee, maar dat is hem niet altijd gegund. Maar de echte rust zit van binnen.

Matteüs vertelt ook zijn eigen roeping. Hij hoorde niet bij het groepje vissers maar was een tollenaar, iemand die belastingen inde voor de Romeinse bezetter.  Hij hoorde bij de rijkere klasse. De meeste joden hadden een gruwelijke hekel aan deze landverraders in hun ogen. Te meer omdat veel tollenaars ook heel goed voor hun eigen portemonnee zorgden, ten koste van de gewone burgers.  Maar blijkbaar voelt hij zich aangesproken door Jezus' boodschap. Als Jezus hem roept, gaat hij ook met hem mee, een onzeker bestaan tegemoet. (Marcus en Lucas noemen hem Levi, daarom noemt men hem ook wel eens Matteüs Levi).

Jezus had omgang met alle mensen, niemand uitgezonderd. Of het een Romein was of een tollenaar, een zondaar of een vrouw van lichte zeden: iedereen was een mens voor hem, vaak een mens die heling nodig had, Hij keurde hun praktijken beslist niet goed, hij hoopte  dat zij, geïnspireerd door zijn woorden, hun leven zouden veranderen.  De Farizeeën haddden grote moeite met die houding en dat lieten ze merken ook. Jezus antwoord was duidelijK : "gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel" en "U moet eens leren wat het zeggen wil: barmhartigheid wil ik en geen offer."

Jezus zond de twaalf apostelen om van zijn boodschap te getuigen. Ze moeten gaan doen wat hij gedaan heeft, nu al, maar zeker ook als hij er niet meer is. Dan zijn zij de dragers van zijn boodschap. Hij geeft ze heel concrete aanwijzingen mee.  'Sla de weg naar de heidenen niet in, en ga een stad van de Samaritanen niet binnen. Maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. Verkondig op je tocht: Het koninkrijk der hemelen is ophanden! Genees zieken, wek doden op, maak melaatsen rein, drijf demonen uit. Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven. Neem geen goud-, zilver- of kopergeld mee in je beurs, neem geen reistas mee voor onderweg, geen twee stel kleren, geen sandalen en geen stok. Want de arbeider is zijn levensonderhoud waard. Als je een stad of dorp binnenkomt, onderzoek dan wie het waard is jullie daar te ontvangen. Blijf daar tot je verder reist. Als je een huis binnengaat, wens het dan vrede. Als het huis die waard is, moge jullie vrede dan daarop neerdalen, en als het die niet waard is, moge jullie vrede dan naar jullie terugkeren.

Matteüs zou na Jezus' dood volgens legendes gewerkt hebben in Ethiopië en daar zou hiij ook de marteldood gestorven zijn.