De
profeet Elia
In
Israël (het Noordrijk) bleef het rommelen. De koningen gingen zich
te buiten aan machtsmisbruik, dronkenschap en afgoderij. Ze deden
steeds weer dingen die God mishaagden. Iedere keer krijgen ze weer op
huin kop, maar dat help soms maar even, of helemaal niet. Bovendien
wordt Israël begrensd door Assyrië, een machtsstaat met grote
expansiedrift.
Profeten hebben hun handen vol aan alle (verkeerde) ontwikkelingen.
Profeten worden ook zieners
genoemd. Veelal wordt hun toegedicht dat ze
in de toekomst kunnen kijken. Hun toekomstvoorspellingen lijken dat te
onderstrepen. Maar profeten/zieners zijn op de eerste plaats mensen die
een helder zicht hebben op de werkelijkheid van nu, ze zien wat er mis
gaat en zeggen dan: als jullie zo door gaan, dan gaat het mis. Dat
leverde hun ook de naam "ongeluksprofeten" op.
In de geschiedenis van
Israël zien zij met name hoe de koningen en hun trawanten de geboden
van God overtreden en daar komen ze tegen in verzet. Ze zeggen dat ook
dat zij spreken namens God.
Een van
de meest bekende profeten was Elia, de Tisbiet. Hij leefde in de
achtste eeuw voor Christus.
Hij ging naar koning Achab van het Noordrijk. Samen met zijn vrouw
Izebel had Achab de Baälcultus ingevoerd, uiteraard tot groot
ongenoegen van Jahwe en zijn ware profeten.
Elia voorspelde als straf een jarenlange droogte.
Geen regen betekent na verloop van
tijd
geen (drink)water en hongersnood. Dat was ook voor Elia zelf een
probleem.
(1 Koningen 17)
Baäl is de Kanaänitische god die we in het Oude Testament veelvuldig
tegenkomen. Zijn
belangrijkste taak is de zorg voor de regen en die functie is van groot
belang in een gebied
waar regen zo duidelijk een voorwaarde is voor vruchtbaarheid. Wanneer
Baäl op de juiste
tijd regen schenkt, groeit het gewas en krijgen de dieren voldoende
voedsel. Waarschijnli
jk is
het om deze reden dat Baäl veelvuldig vereerd werd. Een andere functie
van Baäl is die van
krijgsgod. Hij voert strijd met het leven bedreigende machten als ‘de
zee’ en ‘de
dood’
De verering van Baäl in het Noordrijk kreeg een grote impuls toen de
jonge Achab werd
uitgehuwelijkt aan Izebel, dochter van de koningpriester (van Baal) uit
Tyrus en Sidon
Elia had
de woede van de koning over zich afgeroepen.
Hij moest zich verbergen voor Achab en Izebel .Hij trok naar het
Keritdal aan de overkant van de Jordaan. Op die plek was nog lang water
maar toen het daar opdroogde,
verhuisde hij naar
Fenicië, naar het stadje Sarefat. Daar worden Elia diverse wonderen
toegeschreven.
(1 Koningen 17)
De verteller van deze verhalen wil duidelijk benadrukken dat God hier
aan
het werk is ten gunste van zijn profeet en ten gunste van zijn volk.
Het begin bij de arme weduwe in Sarefat,. Haar pot meel en de kruik
olie raakt niet leeg, als je Elia wat te drinken geeft.
(1 koningen 17
Ttijdens
zijn verblijf in Sarefat doet Elia spoedig een tweede wonder. De zoon
van de weduwe is zielk geworden en gestorven maar Elia roept hem terug
tot leven
Voor weduwen in die tijd was
het hebben van kinderen een voorwaarde om verder te kunnen leven.
Zonder de hulp en zorg van kinderen zakte een weduwe af tot bittere
armoede. Door haar zoon kon ook deze weduwe verder met haar leven.
(1 Koningen17)
Elia komt oorspronkelijk uit Gilead, een streek aan de overkant van de
Jordaan. Het Jahwe-geloof heeft zich daar zuiverder doorgezet dan in de
rest van Kanaän. "Eli-jahoe" is zijn roepnaam bij de mensen. Dat is
meteen ook een belijdenisnaam, want zijn profetische boodschap komt
neer op de belijdenis: "Eli-jahoe" of "Mijn God is Jahwe alleen". Heel
zijn strijd tegen de afgoderij in Kanaën ligt in die naam uitgedrukt.
Hij draagt een ruwe profetenmantel en een leren gordel. Elia is niet
louter een eenzaat, maar sterk verbonden met de gemeenschappen van
Jahwe-profeten.
Er waren
in het land meerdere Jahwe-getrouwen, maar de meesten ervan
hielden zich wat afzijdig, uit vrees voor hun leven. Maar de profeet
Elia was meer een strijder. Hij is vooral bekend om zijn strijd tegen
de Baäl-cultus.
De profeet Elia ging de directe confrontatie aan met de Baälprofeten.
Op het hoogtepunt van de droogte eiste hij van Achab dat heel Israël en
alle Baälprofeten op de berg
Karmel samen moesten komen. Twee offerdieren moesten daar geofferd
worden, een door Elia en een door de vierhondervijftig Baälprofeten.
Het vuur voor het offer moest uit de hemel komen.
(1 Koningen 18)
Door de
verteller(s) van dit verhaal wordt heel de Baäl-cultus
belachelijk gemaakt. De ware God is natuurlijk Jahwe. Ongeveer
tweederde van het volk hield het op Baäl en Elia deed alles om hen
daarvan los te maken en de weer naar Jahwe te trekken, de herdersgod
die hen uit Egypte geleid had.
Je zou haast medelijden krijgen met de Baälprofeten. De verteller weet
er een spannend verhaal van te maken, alleen bedoeld om de macht van de
ware God te benadrukken.
Hoe ze ook riepen naar Baäl, er gebeurde niets. (1 Koningen 18)
Zoals te
verwachten was, had Elia meer succes, ook al maakte hij het allemaal
wat moeilijker door water te gieten over zijn offer.
Het wonder gebeurde en het altaar voor Jahweh vloog in brand; zelfs
het water verdampte. Het volk van Israël bekeerde zich accuut en Elia
doodde de Baälpriesters bij de beek Kison.
(1 Koningen 18)
En toen
was het hopen op
regen om de extreme droogte verdrijven.
En inderdaad, er kwam regen. Zo liet, volgens de verteller, Jahwe nog
eens zien dat hij achter Elia stond.
(1 Koningen 18)
Izebel wasecht niet gecharmeerd door de daden van Elia; integendeel ze
was razend omdat de Baälpriesters gedood waren en ze dreigde Elia te
vermoorden.
Eliavluchtte
naar de woestijn.
Hij wordt wel eens de tweede Mozes genoemd. Juist als Mozes, de
stichter van de Jahwe-cultus, een lange tocht door de woestijn maakte,
doet Elia dat ook. Ook later doet hij nog enkele dingen die aan Mozes
doen denken.
De woestijn was de plek waar het Joodse volk op hun tocht groeide in
hun geloof in Jahwe en in hun onderlinge verbondenheid. Zo is voor Elia
de woestijn ook de plek waar hij zijn God ontmoette.
(1 Koningen19)
Elia zag
het allemaal niet meer zitten. Het hoefde van hem ook niet meer, hij
wilde liever dood zijn dan op de vlucht voor Izebel.. Maar de
wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Terwijl hij lag te slapen onder een bremstruik, kreeg hij hemels
bezoek, die hem van eten en drinken voorzag.
Dat gaf hem kracht om een wandeling van 40 dagen en nachten te maken
naar de berg Horeb. (1 Koningen 19)
De Horeb gold als de berg van God, een heilige plaats. Horeb en
Sinaï
zijn dezelfde berg in het woestijngebied oostelijk van Egypte. Daar op
de berg kreeg Mozes de tien geboden van God. Elia gaat a.h.w. terug
naar de wortels van zijn geloofstraditie, om daarin nieuwe kracht te
putten om zijn strijd tegen de afgoderij door te zetten.
Juist als Mozes moest Elia hier voor God verschijnen.
Op de berg Horeb ontmoet Elia Jahwe. God verschijnt niet in het grote
en machtige, maar in het kleine en
stille. De storm en aardbevinbg wijze een beetje naar Baäl, die ook
als stormgod vereerd werd. Maar zo maakt de verteller duidelijk, Jahwe
is een heel anderen god, niet te vergelijken mar die afgoden in Kanaän.
(1 koningen19)
Na het nodige oorlogsgeweld kwam er een nieuwe confrontatie met Achab,
de koning van Samaria. Hij was een grote hebberd! Hij wilde de
wijngaarden van Nabot
hebben, maar die wilde die niet verkopen.
Maar Izebel wist er wel raad mee. Zoals veel koningen despotische
trekjes hadden, zo was Izebel zo mogelijk nog erger. Niets ontziend
ging zij te werk.
(1 Koningen 21)
Izebel
speelt een kwalijke rol in de verhalen rond Achab. Zij steunt
niet alleen de Baälprofeten maar maakt haar handen ook vuil aan
diefstal en moord. En Elia treedt ook op tegen dit soort vormen van
onrechtvaardigheid en machtsmisbruik.
De arme Nabot had geen schijn van kans. Een stelletje Belials-kinderen
beweerden dat hij God en de koning had belasterd.
En dus werd hij gestenigd. (1 Koningen 21)
Wat
Nabot overkwam, was het lot van velen zwakken in Israël en Juda.
Iets later valt het optreden van de profeet Amos. Op zijn felle manier
klaagt hij de sociale mistoestanden van zijn tijd aan. Amos neemt het
op voor de armen die door niets ontziende rijken worden uitgebuit.
In ons verhaal had Achab even geen rekening gehouden met de profeet
Elia. Die stond al gauw op de stoep. Zijn voorspellingen waren niet
mis. Achaz kreeg berouw maar de honden
zouden Izebel verslinden.(1 Koningen21)
Met al
dat "binnenlandse" gedoe moeten we niet vergeten dat het bij
tijd en wijl ookonrustig was aan de grenzen. Regelmatig breken er weer
oorlogen uit.Zo ondernam Achab samen met Josafat, koning van Juda, een
krijgstocht tegen de Aramieten. De meeste profeten voorspelden een
overwinning, maar een voorspelde dat het slecht zou aflopen voor Achab.
Deze nam wel een voorzorgsmaatregel en ging de strijd in niet
herkenbaar als koning. Achab werd ondanks zijn vermomming getroffen
door een pijl.
(1 Koningen 22)
Toen
Achab dood was, werd Achazja koning van Samaria. Hij was ook geen
brave jongen, hij had blijkbaar een aartje naar zijn vader en moeder.
Hij hield het maar twee jaar vol.
In geval van ziekte werd God vaak geraadpleegd. Achazja wende zich
echter tot Baäl-Zebub (= Baäl van de vliegen). dat leverde hem een
berisping op van Elia, die hem voorspelde dat hij zijn bed niet meer
uit zou komen. Hij zou sterven.
Achazja was woest over deze voorspelling en wraak nemen op Elia. Hij
stuurde een hoofdman met vijftig mannen naar Elia toe.
Maar die werden door vuur uit te hemel geroosterd. Een tweede groep
overkwam hetzekfde. (2 Koningen 1)
Elia was een van de meest vooraanstaande profeten in de
geschiedenis
van Israël.
In het evangelie wordt verteld dat bij de "gedaanteverandering" Jezus
zich onderhield met Mozes en Elia, als de twee voornaamste ecponenten
van het Oude Testament. Daarmee werd aangegeven dat hij helemaal in die
traditie stond.
Als Herodes hoort over Jezus' optreden werd er al gezegd dat Elia
teruggekomen was.
In de verhalen hebben heel wat koningen het onderspit gedolven in
hun
verzet tegen de profeten van God. Het Noordrijk en het Zuidrijk stond
in sommige perioden tegenover elkaar, in andere perioden trokken ze
samen op tegen belagers van buiten.
Koningen van Juda |
Koningen van Israël |
Rechabeam (928-911) |
Jerobeam (928-907) |
Abia (911-908) |
Nadab (907-906) |
Asa (908-867) |
Basa (906-883) |
Josafat (870-867) |
Ela (853-852) |
Joram (851-843) |
Zimri (882) |
Achazja (843-842) |
Omri (882-871) |
Atalja (842-836) |
Achab (873-852) |
Joas (836-798) |
Achazja (852-851) |
Amasja (798-769) |
Joram (851-842) |
Azarja (785-733) |
Jehu (842-814) |
Jotam (759-743) |
Joachaz (817-800) |
Achaz (743-715) |
Joas (800-784) |
Hizkia (715-687) |
Jerobeam II (788-747) |
Manasse (687-642) |
Zekarja (747) |
Amon (641-640) |
Sallum (747) |
Josia (641-640) |
Menachem (747-737) |
Joachaz (609) |
Perkachja (737-732) |
Jojakim (608-598) |
Pekach (735-722) |
Jojakim (697) |
Hosea (732-722) |
Sedekia (597-586) |
|