Koning
Salomo
Adonia, Davids oudste zoon, was dus uitgeschakeld. Op aanraden van
David
werden ook twee belangrijke aanhangers van Adonia, namelijk Joab,
Davids generaal, en Simi, familie van Saul, uitgeschakeld. David wilde
voorkomen dat er na zijn dood een heftige strijd om de macht zou
losbarsten in Israël.
Salomo zit veilig op de troon en hij houdt zich aan zijn vaders
raadgevingen. (1 Koningen 2)
Dan mag
hij van God een wens doen. Hij vraagt niet om
rijkdom of macht, maar om wijsheid opdat hij goed leiding kan geven aan
zijn volk.
Salomo had zijn wijsheid wel nodig om recht te kunnen spreken over zijn
onderdanen. Hij kwam daarbij heel vreemde situaties tegen. Twee vrouwen
kwamen bij hem, ze hadden een daverende ruzie.
In het oude Midden Oosten was het gewoon dat de koning publiekelijk
rechtsprak. Iedereen kon bij hem komen. Geen wonder dat Salomo wijsheid
gewenst had.
Hij goriede uit tot een wijs rechter en een grote leider van zijn volk.
(1 koningen 3)
Salomo
was echt heel knap: hij schreef, dichtte en had het bestuur van zijn
land zó slim ingericht dat hij een heleboel tijd over had. Hij had nu
tijd om de oude droom van zijn vader David waar te maken: het bouwen
van een tempel als onderkomen voor de Ark van het Verbond, als huis van
God en zeker ook als geestelijk centrum van zijn rijk.
Zo werd er begonnen aan de bouw van de tempel, voor die tijd een groots
bouwproject, waarvoor eindeloos veel bomen gekapt werden. (1 Koningen 5)
Salomo
ondernam twee grote bouwprojecten: de tempel waaraan zeven jaar
werd gebouwd, en zijn paleis waaraan zelfs dertien jaar gewerkt werd.
Voor die tijd moet de tempel van Salomo een heel bouwwerk geweest zijn,
iets waar hij en alle andere Israëlieten trots op waren.
De ark was de draagkist waarin de twee stenen bewaard werden waarop de
tien geboden gegrift waren. Tijdens hun trektocht door de woestijn werd
op elke rustplaats de tent van het verbond opgetrokken met daarin de
ark.
( 1 Koningen 6)
;
Zo ongever moet de tempel van Salomo eruit gezien hebben.
Voor de
tempel haalde Salomo vaklui overal vandaan. Het paleis van
Salomo werd een kanjer van een gebouw met vijfenveertig kamers en drie
verdiepingen. Salomo woonde bij de gerechtshal en zijn vrouw, die de
dochter van de Farao was, kreeg een eigen paleis. Toen de tempel klaar
was, was Salomo echter nog lang niet tevreden over dit bouwwerk en liet
twee bronzen zuilen maken.
Hoe rijker de tempel eruit zag, hoe meer eer dit betekende voor God (en
voor Salomo).
( 1 Koningen 7)
Nadat er
ook nog tien bronzen wagentjes, tien bronzen bekkens, een
heleboel potten, schoppen en offerschalen gemaakt waren, werd de Ark
naar de tempel gebracht en in het Allerheiligste neergezet. De tempel
was klaar.
Hierna vierden Salomo en de Israëlieten een feestje.
Na een heel uitgebreid gebed van Salomo en een eindeloze reeks offers,
en daarna was het feest, een hele week lang. Samen met de week vol
feestelijkheden vooraf in feite eigenlijk veertien dagen.
(1 Koningen 8)
In zijn
regeringsperiode heeft Salomo heel wat gebouwd herbouwd of
verfraaid. Ook een vloot werd door Salomo gebouwd. Dit alles en zijn
wijsheid gaven hem internationale faam.
Zelfs de bekende koningin van Seba vereerde hem met een bezoek omdat ze
van zijn wijsheid gehoord had,
Tegelijk werd hij stinkend rijk. Het mooiste en duurste was nog niet
goed genoeg voor hem. (1 Koningen 10)
Op zijn
oude dag was Salomo kennelijk niet zo slim meer. Hij had een
hele harem van buitenlandse vrouwen en hij liet zich door hen verleiden
om afgoden te gaan vereren en zelfs voor hen heiligdommen te bouwen.
Dom, dom, dom natuurlijk, want, zo maakt de verteller duidelijk,
hiermee verloor hij de gunst van de Heer. En dat ging hij merken.
Buurlanden begonnen zich te roeren. Er werd geknabbelt aan het rijk van
Salomo.
Hij had de nodige moeite om zijn macht te handhaven. Hij kreeg met
verschillende tegenstanders te maken. Nadat hij veeertig jaar geregeerd
had, stierf hij en werd hij begraven in de stad van David.
(1 Koningen 11)
Rechabeam
werd dus koning, maar hij had niet de wijsheid van zijn vader
en zijn positie werd al spoedig bedreigd, o.a. door Jerobeam.
Jerobeam was oorspronkelijk een ambtenaar van Salomo. De profeet Achia
had hem voorspeld dat het rijk van Salomo in tweeën verdeeld zou worden
en dat hij koning zou worden over het Noordrijk. Salomo probeerde
Jerobeam te doden maar die vluchtte naar Egypte.
Toen Salomo overleed zat Jerobeam nog in Egypte.
(1 Koningen 12)
Jerobeam
kwam zo snel als hij kon naar Israël. Hij zou een geduchte tegenstander
worden van koning Rechabeam.
Deze was van plan om het nog beter te doen dan zijn vader. Maar dat
pakte hij niet zo slim aan. Hij kreeg al meteen het verzoek om de
lasten van de burgers te verlichten. Salomo was dan wel een machtig
koning geweest, maar de gewone burgers moesten er wel flink aan
bijdragen. En die hoopten nu op wat lastenverlichting.
Rechabeam vroeg om raad, aan wijze mannen en . . . aan zijn eigen
vriendenclub.
(1 Koningen 12)
Rechabeam
luisterde dus niet naar de wijze oude mannen. In zijn jeugdig
overmoed joeg hij het volk tegen zich in het harnas.Want hij beloofde
geen lastenverlichting maar juist lastenverzwaring, zoals zijn jonge
vrienden hem hadden aangeraden.
Dit leidde tot een opstand van de Israëlieten. De opsplitsing van het
rijk is een feit. Rechabeam blijft koning over
Juda (en Benjamin), en Jerobeam wordt tot koning gekroond voor het
Noordrijk, tien stammen van Israël. Eerst dreigt er een onderlinge
oorlog, maar die wordt afgeblazen op voorspraak van de profeet Sefanja,
die zegt namens God te spreken.
(1 Koningen 12)
Jerobeam
heeft nog wel een probleempje. Het godsdienstige centrum voor
alle Israëlieten was Jeruzalem, want daar stond de tempel. Jerobeam
vond dit toch een bedreiging voor zijn macht.
Jerobeam was even vergeten dat het streng verboden was om afbeeldingen
te makenvan God. Zijn gouden kalveren, een oud vruchtbaarheidssymbool,
riekten ook heel erg naar afgoderij. Geen wonder dus dat er een profeet
komt opdagen die Jerobeam op de vingers tikt.
(1 Koningen 12)
Het hielp
allemaal geen snars en Jerobeam ging vrolijk verder met het
vereren van de gouden kalveren en met het aanstellen van priesters die
uit het gewone volk afkomstig waren. Dat was immers voorbehouden aan de
nakomelingen van Aaron. Maar, zo maken de vertellers duidelijk, wie
tegen Gods geboden ingaat, kan ook straf verwachten. En dat gebeurde
ook.
De zoon van Jerobeam werd flink ziek en Jerobeam stuurde zijn vrouw
naar de profeet Achia die in Silo woonde.
( 1 Koningen 13)
Een hoop
narigheid dus in het Noordrijk. Ook in het Zuidrijk ging het
niet goed. Ook Rechabeam handelde niet volgens Gods geboden. Hij was
getrouwd met een Ammonnitische vrouw en . . . haar geloof vond hij ook
wel aardig. Overal kwamen offerhoogten, heilige zuilen en heilige
stammen in Juda. Zijn ontrouw riep Gods wraak over hem af in de vorm
van een grote overval op Jeruzalem.
De Egyptenaren vielen de stad een en gingen met een rijke buit weer
naar huis. (1 Koningen 14)
De zoon
van Rechabeam, Abiam werd koning in Juda, maar hij ging
verder in de voetsporen van zijn vader. Dat werd dus ook een rommeltje.
De volgende koning was Asa, en die ondernam actie tegen de afgoderij.
Hij schafte de afgodsbeelden af.
In
het Noordrijk, Israël geheten, bleef het onrustig. Jerobeam bleef er
een potje van maken. Hij regeerde van 928 tot 907 vóór Christus. In 907
geeft hij de kroon door aan zijn zoon Nadab, die echter maar twee jaar
aan de macht is.
( 1 Koningen 15)
Ook na de
dood van Jerobeam bleef het rommelen in het Noordrijk
(Israël). Diverse koningen en dynastieën volgden elkaar op. In882 vóór
Christus pleegde Zimri een coup, maar het leger schoof zijn bevelhebber
Omri naar voren als de nieuwe koning. En toen kwam er nog een
kandidaat. Het volk maakte de situatie nog wat ingewikkelder; zij
schoven Tibni, de zoon van Ginat, naar voren als de nieuwe koning.
Het bleef knokken geblazen. De tijd van Omri's dynastie werd gekenmerkt
door vele oorlogen en coalities om de zich uitbreidende buurlanden een
halt toe te roepen. (1 Koningen 16)
Samaria
is een van de weinige steden die door de Israëlieten zelf
gebouwd zijn. Zij lag op een goed gekozen plek en zou een grote
toekomst tegemoet gaan.
Achab is de opvolger van Omri, hij is de tiende koning van het
Noordrijk (= Israël. Met zijn vrouw samen vormde hij samen een berucht
stel van machtsmisbruik en leugen.
De meesten van zijn voorgangers en nakomelingen vereerden een hele
reeks goden. Achab haalde er weer een nieuwe bij.
(1 Koningen 16)
De naam Israël is een beetje
verwarrend. Soms wordt de naam gebruikt
voor alle stammen van het joodse volk. Na de splitsing van het
koninkrijk leeft die naam voort voor het Noordrijk, terwijl het
Zuidrijk Juda genoemd wordt.
Het valt niet meer om de koningen van de twee rijken uit elkaar te
houden. Sommige zijn heel bekende namen geworden (meestal vanwege hun
misstappen), anderen blijven meer in de schemering van de geschiedenis.
Bovendien worden sommigen door de vertellers meer belicht dan anderen
vanwege hun rol in het godsdienstig leven, en minder om hun rol op het
politieke toneel van die tijd.
Met name in het Noordrijk
komt de trouw aan de eigen God Jahwe wel
erg vaak in de verdrukking. En volgens de vertellers straft God met
grote regelmaat deze ontrouw. Profeten spelen daarbij een hele grote
rol. Zij worden opgevoerd als de spreekbuis van God.