Lezingen: II  Koningen. 5, 14-17; Lucas. 17, 11-19

Achtentwintigste zondag door het jaar 1998

Ik wil even met u stil staan bij het evangelie van vandaag. Daar kunnen we heel wat van leren. Op zijn reis naar Jerusalem, dat waren de eerste woorden. Voor ons klinkt dat een beetje als een terloops opmerking maar bij de evangelist Lucas heeft dat een speciale betekenis. Hij beschrijft Jezus' actieve leven als een grote reis naar Jerusalem, daar zal hij namelijk zijn messiaanse zending voltooien. En op die grote reis vertelt Lucas over allerlei gebeurtenissen waarin die messiaanse zending al zichtbaar wordt. Messias betekent: gezondene van God, die heil brengt, die goed doet.
In de tekst van vandaag doet hij dat heel concreet aan die tien melaatsen. Ze bleven op een afstand staan, ze moesten afstand houden. Ze waren gewend om steeds weer afgewezen te worden, maar Jezus, de messias, is anders, hij wijst hen niet af. In de parallelverhalen bij de andere evangelisten staat zelfs dat Jezus hen aanraakte. Hij hield geen afstand. Dat was zeker voor die tijd een schokkend gebeuren, maar wel een duidelijk gebaar van: voor mij hoor jij er ook bij. Jezus handelt als messias als hij hen genezing schenkt, en genezing betekent hier ook: leven, zinvol en menswaardig leven, de kans om weer een eigen plaats te hebben in de gemeenschap. Ze moeten zich wel aan de priesters laten zien. Dat hoorde zo volgende de traditionele joodse voorschriften.
Maar één van de tien komt terug om Jezus te bedanken en om zo zijn geloof in hem te verwoorden, en die ene was een Samaritaan, een halve heiden, waar de joden altijd op neer keken, die ze uit de weg gingen. Dat die Samaritaan terug komt is eigenlijk niet zo vreemd: hij had als buitenstaander geen boodschap aan de joodse priesters, die zouden hem bovendien al meteen buiten gegooid hebben. Maar dit element in het verhaal is wel een flinke steek onder water aan het adres van de joden, die zich als de ware gelovigen beschouwden en de Samaritanen als heidenen. Maar wat Jezus betreft, kwam die Samaritaan echt tot geloven, in tegenstelling tot de negen joden die ook genezing gevonden hadden.
Uw geloof heeft u gered, zijn de laatste woorden van deze tekst. En ook: sta op en ga heen. Volgens de bijbelgeleerden staat er eigenlijk: ga mee, ga mee met mij op mijn reis naar Jerusalem, sluit je bij mij aan, maak je geloof in mij vruchtbaar in je houding van welwillendheid jegens anderen. En die opdracht heeft hij ons ieder van ons meegegeven: ga mee op de weg die ik je gewezen heb, maak je geloof in mij vruchtbaar in de manier van leven en handelen.
Ook wij zijn op reis door het leven, op weg naar Jerusalem, naar de voltooiing van het rijk van God op aarde, maar ja dat is voor ons nog verre toekomst, zo ver dat hij ook ongrijpbaar lijkt, onhaalbaar zelfs. Maar op onze reis moeten ook wij juist als Jezus messiaans handelen.
Juist als hij komen ook wij allerlei mensen tegen, mensen die we leuk en aardig vinden en dus welkom heten, mensen met wie we graag omgang hebben, maar we komen ook mensen tegen, die we liever uit de weg gaan, waarmee we toch liever geen vriendschappelijke omgang willen hebben. En dan kun je denken aan de melaatsen van onze tijd, aids-patienten bijv., je kunt ook denken aan buitenlanders en buitenbeentjes in de samenleving, mensen die we niet begrijpen, niet hun taal, niet hun manier van leven, en die daarom vaak met een zekere achterdocht bejegend worden. Je kunt ook denken aan groepen als drugsverslaafden, criminelen, relschoppers, voetbalvandalen enzovoorts.
Maar als wij zeggen in Jezus' boodschap en messiaanse zending te geloven, dan mogen we hen niet zomaar afwijzen, niet zomaar veroordelen. Vaak gaat het over gebrek aan kennis over die anderen, maar dat mag nooit een reden zijn om ze af te wijzen. Als het over verkeerde daden gaat, hoeven we die niet goed te keuren, vanzelfsprekend niet, dat zou onzin zijn, maar net als Jezus moeten we de mensen erachter blijven zien, en die lastige mensen zijn bij nader toezien heel vaak mensen om medelijden mee te hebben, hoe vreemd dat misschien ook klinkt. Trouwens, wie van ons zou met hen willen ruilen? U hebt allemaal wel gehoord van die dominee Visser uit Rotterdam, een omstreden figuur, maar was Jezus zelf dat ook niet? Maar in mijn ogen is hij een echte gelovige, die helemaal handelt in de geest van Jezus. Juist als Hij een man met een messiaanse zending. Maar, en dat de de vraag die dit evangelie ons stelt: als wij zeggen te geloven in die messias Jezus, hoe maken we dat geloof werkelijkheid in ons leven? Juist ook naar de verschoppelingen, de paria's, toe van onze tijd?

Gebeden en teksten bij deze zondag

Achtentwintigste zondag door het jaar 2001

Iedereen die met de computer werkt weet dat je op moet passen voor virussen want die zijn een bedreiging voor je computer. Daarom zijn er virusscanners om die gevaren op te sporen en zo mogelijk onschadelijk te maken.
In de mensengemeenschap lopen ook virussen rond die een grote bedreiging vormen voor de samenleving. Politieapparaten en geheime diensten proberen ze op te sporen, maar die menselijke virussen zijn vaak moeilijk te vinden, dat zie je steeds weer bij de terreuracties die op allerlei plekken in de wereld gebeuren. Amerika gooit het liefst meteen maar bommem op plaatsen waarvan men vermoedt dat er nog virussen rondlopen, deels als een strafmaatregel, deels om eventuele nieuwe bedreigingen voor te zijn. Maar of dit een goede methode is, valt ten zeerste te betwijfelen.
Ook in onze eigen samenleving is de angst voor virussen groot. waar onschuldige moslims soms de dupe van zijn. En dat is een zeer betreurenswaardige ontwikkeling.
De melaatsen in Jezus' tijd werden ook als zeer bedreigend ervaren, niet geheel ten onrechte want hun verschrikkelijke ziekte was zeer besmettelijk. Terwijl die mensen in de samenleving gemeden werd als de pest, ging Jezus hen niet uit de weg. In een ander evangelie verhaal staat zelfs dat hij een melaatse aanraakt, een ondenkbaar gebaar in die tijd.
Voor hem waren het op de eerste plaats mensen die geholpen moesten worden om er weer bij te horen. Die houding stond in schril contrast met de mentaliteit van die dagen. Niet iemand verstoten, niet iemand isoleren, niet iemand elimineren, maar zorgen dat hij of zij zijn plek binnen de gemeenschap kan innemen.
Als we die houding naar onze tijd proberen te vertalen dan is dat ook opboksen tegen de algemene opinie. Dan vraagt Jezus van ons dat we mensen die als bedreigend worden ervaren niet uit de weg gaan en zeker niet uit de weg ruimen, maar dat we wegen zoeken om hen weer een eigen plek te geven in de gemeenschap, in het groot en in het klein.
Dan kom je in een verschrikkelijk moeilijke materie. Als het gaat om de virussen van onze tijd die zoveel ellende brengen dan is erop slaan, bommen gooien geen goede manier om deze virussen uit te schakelen. Dat brengt alleen maar meer virussen voort. Het is zeker ook belangrijk dat we kijken naar de oorzaken: waarom zijn ze een bedreiging voor anderen geworden, hoe kon het zover komen dat deze terreurdaden werden uitgedacht en uitgevoerd door een groep mensen, hoe komt het dat zij zodanig verblind waren door hun haat en wraakzucht dat ze tot dit soort onmenselijke daden konden overgaan? Daar is natuurlijk niet zomaar een antwoord op te geven.
Maar als wij wat beter gezorgd zouden hebben voor een eerlijke verdeling van de rijkdommen van de aarde, dan was er wellicht minder voedingsbodem geweest waarin schadelijke virussen zich konden ontwikkelen.
Als wij op politiek vlak wat eerlijker waren geweest in het delen en verdelen van de macht, dan waren er vast minder virussen geweest.
Ik zeg wij, en ik hoor u al denken: daar kunnen wij toch niets aan doen? Dat klopt: wat er in die grote wereld gebeurt, ligt buiten onze invloed. Maar wat gebeurt er in onze kleine wereld, in onze eigen samenleving?
Staan wij in welwillendheid open voor ieder ander zodat niemand gefrustreerd raakt, geïsoleerd, gemeden als de pest? Want daar groeien de virussen, in welke vorm dan ook. Wat doen wij heel concreet met die opdracht van het evangelie om te werken aan een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek kan hebben, waarin niemand wordt buitengesloten.
Als wij samen die opdracht proberen uit te voeren, komen wij wellicht ook eens iemand tegen die tegen ons zegt: bedankt dat ik erbij mocht horen!

Gebeden en teksten bij deze zondag

Achtentwintigste zondag door het jaar 2007

Eén van de tien kwam terug om Jezus te bedanken voor zijn genezing. Alle tien hadden ze volop reden om dankbaar te zijn, en dat waren ze wellicht ook maar slecht één dacht er aan zijn dankbaarheid ook te verwoorden naar zijn weldoener toe.
Eén op de tien. Zou die verhouding bij ons veel anders zijn? Vergeten ook wij niet vaak om dankbaar te zijn voor wat we hebben, voor wat we kunnen, voor wat we zijn? En als we in ons hart wel dankbaar zijn, vergeten we dan niet te vaak om die dankbaarheid ook onder woorden te brengen.
Als iemand iets voor ons doet, dan zijn we meestal wel zo beleefd om die ander ook uitgebreid te bedanken. En als we een 40-jarig of 50-jarig huwelijksfeest mogen vieren, ook dan wordt de dankbaarheid vaak echt wel uitgesproken. Als ons gebed wordt verhoord, onze hartenwensen worden vervuld, ook dan is het niet moeilijk om dankbaar te zijn en dankjewel te zeggen.
Maar ook als we geen bijzondere aanleiding hebben, als ons leven zijn gewone gangetje gaat, en dat is meestal nog het beste, en zelfs als we eens wat minder prettige ervaringen hebben, ook dan hebben we meestal nog volop reden om dankbaar te zijn en is het ook goed om die dankbaarheid nu en dan te uiten.
In deze viering staan de ouderen centraal. Nu kun je al de vraag stellen: wie horen er bij de ouderen. Want dat is een heel relatief begrip. Wie jong is wil graag wat ouder worden, en wie ouder is geworden wil graag jonger worden.
Voor jongeren is ouder worden is een proces van leren leven, leren hoe je verstandig met je leven moet omgaan. En als je een dagje ouder geworden bent, ook dan maak je een proces door van leren leven, en ook dan is het leren hoe je verstandig moet omgaan met je mogelijkheden en en vooral ook onmogelijkheden. Want in feite is het vaak: leren leven met het feit dat je geleidelijk aan minder kunt, dat je kleine stapjes of soms grote stappen terug moet doen.
Want met alle individuele verschillen die er zijn, ouderen zijn toch mensen die de bloeitijd van hun leven gehad hebben, maar, en dat wil ik benadrukken: ze zijn nog lang niet uitgebloeid.
Bij ouderen spreekt men wel eens van de herfst van het leven. Bij herfst denken we aan het verkleuren van de bladeren, bij ouderen zie je dat ook gebeuren, je ziet steeds meer grijze haren. Bij herfst denken we aan de bomen die steeds kaler worden, dat zie je ook wel bij ouderen gebeuren, maar soms ook al bij jongeren Bij herfst denken we aan storm en mist en regen. Ouderen die getroffen worden door de kwalen van de oude dag ervaren dat ook als storm of als dichte mist in hun leven.
Maar de herfst is ook een prachtige tijd, een tijd om te genieten van de kleurenpracht van de bossen, de veelsoortige paddenstoelen en zwammen in het bos. Op een zonnigs herfstdag is het zalig om door het bos te lopen. Maar dat geldt ook voor ouderen, hun zomer is misschien wel voorbij, maar ze hebben vaak een prachtige nazomer, de bloeitijd van hun leven is voorbij, maar ze zijn beslist niet uitgebloeid.
Samen met elkaar kun je nog zoveel mooie en plezierige dingen doen, en dat is reden genoeg om dankbaar te zijn. Het is goed daar nu en dan bij stil te staan. Als je alleen maar kijkt naar negatieve dingen die er soms zijn, in je eigen leven, in je omgeving, bij mensen die je dierbaar zijn, dan kun je heel neerslachtig worden. In de herfst hebben sommige mensen daar ook wel last van. Maar als je ook oog houdt voor de positieve dingen die er zijn, als je beseft dat er heel veel is om dankbaar voor te zijn. dan kun je dat ervaren als heel zonnige herfstdagen.
Dankbaar samen leven, is de titel van deze viering Het gaat over dankbaarheid die je voelt, maar ook dankbaarheid die je samen deelt, omdat je het leven samen deelt.
Dankbaar door het leven gaan, werkt ook altijd aanstekelijk, dan kun je samen blijmoedig door het leven gaan. Ik vind het woord blijmoedig altijd een mooi woord: soms heb je moed nodig om blij te zijn, soms moeten mensen al hun moed bijeenrapen om bewust naar de positieve dingen in hun leven te kijken.
Want, dat wil ik nogmaals zeggen: ook al is de bloeitijd voorbij, als je ouder ben, bent je beslist niet uitgebloeid.

Voorbede en teksten bij deze zondag


Achtentwintigste zondag door het jaar 2010

Melaatsheid of lepra zoals het tegenwoordig genoemd wordt, is een afschuwelijke ziekte. Tegenwoordig zijn er geneesmiddelen maar vroeger leidde de ziekte tot verschrikkelijke verminkingen. Melaatsen werden ook gemeden als de pest omdat de angst voor besmetting, heel begrijpelijk, enorm groot was. Niet alleen hun ziekte was een zwaar kruis, maar minstens evenzeer hun maatschappelijke isolatie.
Als je dan van je ziekte genezen wordt, zoals Naaman in de eerste lezing of zoals die tien melaatsen in het evangelie van vandaag, dan is dat de bevrijding van een heel miserabel leven, dan heb je alle reden om verschrikkelijk dankbaar te zijn. Toch kwam er maar één van de tien melaatsen terug om uiting te geven aan zijn dankbaarheid.
De anderen zullen ook wel dankbaar geweest zijn, maar ze kwamen er niet toe om hun dankbaarheid ook te tonen. Misschien hebben ze eerst weer contact gezocht met hun familie en vrienden om met hen samen hun genezing te vieren. Misschien waren er andere redenen.
Overigens deelt de evangelietekst nog een flinke steek onder water uit door te vertellen dat de man die kwam bedanken een Samaritaan was, d.w.z. een halve heiden waar de brave joden op neerkeken. Die kwam zijn dankbaarheid tonen, iets wat de anderen blijkbaar vergaten.
Ook wij vergeten vaak onze dankbaarheid te tonen. En meer nog: we vergeten vaak om dankbaar te zijn, dankbaar voor wat we hebben, voor wat we zijn. Natuurlijk zeggen we uitgebreid dankjewel als anderen een geschenk voor ons hebben of iets voor ons doen.
Maar we vergeten vaak dankbaar te zijn als alles zijn gewone gangetje gaat, als we gewoon gezond zijn, als we gewoon in welvaart leven, als we gewoon onze vrienden hebben, gewoon een fijn gezin. Dat is allemaal zo gewoon, dat we gewoon vergeten daar dankbaar voor te zijn.
Soms komt die dankbaarheid wel naar boven als we geconfronteerd worden met ziekte en narigheid van mensen die we goed kennen, waar we nauw mee optrekken. Dan hoor je wel eens zeggen: wat ben ik toch een gelukkig mens dat het mij goed gaat, dat mij dit niet overkomt. en daar klinkt ook een stuk dankbaarheid in mee.
Het frappante is vaak dat mensen die het heel moeilijk krijgen nog het meest dankbaar zijn, niet voor de narigheid zelf uiteraard, maar wel voor alle positieve dingen die ze toch blijven zien en zeker voor alle aandacht en hulp die ze krijgen.
Een dankbaar mens is ook altijd een rijk mens. Iemand zei eens: dankbaarheid is het stuifmeel dat je leven vruchtbaar maakt. Zoals bomen en planten geen vruchten kunnen dragen als ze niet bestoven worden met stuifmeel, aangedragen door de wind of door insecten, zo kan een mens dat evenmin als hij geen dankbaarheid kent. Al heeft hij nog zoveel, al kan hij nog zoveel, als er geen echte dankbaarheid is, wordt dat leven niet echt vruchtbaar, dan blijft het een armetierig bestaan. Dan kan hij ook geen echt geluk vinden.
Een oprecht gevoel van dankbaarheid zal zich soms openbaren in woorden en gebaren welke die dankbaarheid vertolken. Maar veel belangrijker is het dat dankbaarheid je eigen leven kleur en warmte geeft, het rijker maakt. En dat zal weer zichtbaar worden in wat je doet en uitstraalt.
Dankbaar zijn voor een goede gezondheid zal ook vorm krijgen in blijheid om je gezondheid, in zorg en aandacht voor je eigen gezondheid, maar ook in de zorg en aandacht voor mensen wier gezondheid in de problemen is gekomen.
Dankbaar zijn dat je het goed hebt zal je tot een tevreden mens maken maar je ook motiveren om wat over te hebben voor mensen die het niet zo goed hebben.
Dankbaar zijn voor je vriendenkring zal zich ook uiten in jouw bijdrage aan die vriendschap. Dan zul je meer dan anders beseffen dat gedeelde vreugde dubbele vreugde is en dat gedeelde smart halve smart wordt.
Die Samaritaan uit het evangelie kwam terug om Jezus te bedanken. En, zo staat er, hij boog zich ter aarde om God te verheerlijken. God bedanken, dat is ook iets dat we vaak vergeten. We roepen wel zijn hulp in als we in de knel komen, maar hem bedanken voor al die gewone dingen die ons leven verrijken, daar staan we te vaak niet bij stil. Maar ook hier geldt: ook je dankbaarheid naar God toe geeft je leven een diepere dimensie en zal ook zichtbaar worden in je meeleven met anderen, in je hulp aan mensen die het moeilijk hebben.
Gelukkig de mensen die dankbaar zijn, want zij zijn rijke mensen.

Gebeden en teksten bij deze zondag