Lezingen: Habakuk. 1, 2-4; 2, 2-4; Lucas. 17, 5-10

Zevenentwintigste zondag door het jaar 1998

Als kleine kinderen de grote wereld gaan ontdekken dan vragen zij soms hun ouders de oren van het hoofd: wat is dit en wat is dat? Meestal kunnen ouders daar wel een antwoord op geven. Moeilijker wordt het als kinderen gaan vragen: waarom is dat? waarom gebeurt dit? waarom doen jullie dat zo? En nog veel moeilijker wordt het als opgroeiende kinderen die hun eigen weg door het leven willen gaan, hun ouders het vuur aan de schenen leggen met hun vragen: waarom moet ik dat van jullie, en waarom mag ik dat niet van jullie. Veel ouders weten geen raad met dat soort vragen, deels omdat dat waarom echt niet altijd zo duidelijk is, deels omdat ze er zelf eigenlijk onvoldoende over nagedacht hebben.
Jammer genoeg stellen volwassenen vaak te weinig die waarom-vragen aan zichzelf. Wij allemaal vragen ons vaak te weinig af: waarom doe ik eigenlijk, of waarom doe ik het zo? Waarom reageer ik zus of zo op dingen en gebeurtenissen? Waarom vind ik dat dit wel kan en dat niet? Wij allemaal zijn vaak te veel onder gestoft onder de stof van sleur en gewenning, of we waaien met alle winden mee. Waarom doen we veel dingen? Omdat we dat nu eenmaal zo gewend zijn. Of omdat iedereen dat nu eenmaal doet. We zijn nooit te oud om te leren, wordt wel gezegd. En toch zo gauw we een klein beetje volwassen menen te zijn, denken we al snel dat we genoeg weten en gaan we te weinig op zoek naar een beter verstaan van alles wat ons leven raakt.
En als je dan hier vraagt: waarom? Waarom zoeken we niet verder, dan is wellicht vaak het antwoord: omdat dat zoeken ons onzeker maakt, of dat we eigenlijk een beet,je bang zijn voor de antwoorden: dat we n.l. onze opvattingen zouden moeten bijstellen en onze leefwijze zouden moeten veranderen. Gewoon doen wat je gewend bent, is veel gemakkelijker. Of we zeggen: vraag maar niet naar het waarom, want daar is toch geen antwoord op. En inderdaad er zijn veel vragen waar geen antwoord voor bestaat, tenminste geen antwoord dat ons bevredigt.
Ik denk dan aan vragen als: waarom is er kwaad in de wereld? Waarom is er oorlog en geweld, armoede en honger? Waarom maken mensen elkaar het leven zuur? Of ook; waarom is er kwaad in mijn eigen leven? Waarom wordt ik getroffen door ziekte, door verdriet, door tegenvallers? Of ook: zoals in de eerste lezing van vandaag: Waarom doet God mij dat aan? Waarom laat Hij dat toe? Waarom doet Hij er niets aan?
Je verdiepen in dat soort vragen is heel frustrerend. Soms kun je iets van een antwoord geven, in het vage, in het algemene: de hebzucht, de machtszucht van de mensen is de oorzaak van alle kwaad. Soms kun je misschien zeggen: het is zijn of hun schuld, of: het is mijn eigen schuld. Maar meestal hebben we geen antwoord op het waarom.
En dan zijn we wel eens geneigd om God dan maar de schuld te geven: Waarom? Waar heb ik dit aan verdiend? Maar als we geen antwoord weten, is het niet eerlijk om God dan maar de schuld te geven. Nu kun je zonder meer zeggen: met dat soort vragen moet je je niet bezig houden, je kunt er toch geen kant mee uit? Maar is dat niet een beet,je struisvogelpolitiek, je kop in het zand steken, alles maar zijn beloop laten gaan, en niet willen kijken?
Ik denk dat het voor ons eigen welzijn is als we de moed opbrengen om toch die onzekere materie te bevragen, misschien niet zozeer met de vraag waarom, maar veel meer met vragen als: wat kunnen we eraan doen? Hoe kunnen we kwaad voorkomen, of dragelijk maken? Het gaat erom dat we ons niet bij voorbaat neerleggen onzekere feiten, maar dat we het geloof en de hoop bewaren dat er toch iets aan te doen valt. En een klein beetje geloof in de toekomst, kan wonderen doen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevenentwintigste zondag door het jaar 2001

Als iemand van u mij zou vragen: geef me meer geloof, dan zou ik hem of haar een kerkboek kunnen geven. Dan zou ik kunnen zeggen: bidt eens wat meer, dan krijg je vanzelf meer geloof. Om eerlijk te zijn, daar geloof ik zelf niet in en als ik terug kijk naar vroeger tijden dan wordt ik in mijn ongeloof gesterkt. Vroeger is er heel wat afgebeden, of eigenlijk moet je zeggen: werden er heel veel gebeden opgezegd, heel veel teksten uitgesproken, maar je kunt je afvragen of dat ook altijd echt bidden was.
Echt bidden is natuurlijk altijd een uiting van gelovig zijn, en wie veel bidt, echt bidt, is zeker ook een groot gelovige. Maar de vele gebeden die opgezegd werden als een soort verplicht nummer, de morgen- en avondgebeden, de rozenhoedjes met de litanie tot Maria, die 's avonds met je knieën op de harde kokosmat afgeraffeld werden, ze hoorden wel bij een gelovige traditie, bij je godsdienstige verplichtingen, maar als geloofsbeleving waren ze toch vaak uitgehold en leeg.
Als iemand van u mij zou vragen: geef me meer geloof, dan zou ik hem of haar de catechismus kunnen geven, dat boekje vol vragen en antwoorden, vol weetjes over ons geloof. Alle schoolkinderen hebben vroeger de catechismus van buiten geleerd, maar of ze daarmee hebben leren geloven is een heel grote vraag, die vaak negatief beantwoord moet worden. Als je gelovig in het leven wil staan, dan moet je wel het een en ander weten van het godsdienstig kader waarin je je geloof beleeft. Maar je kunt niet zeggen: hoe meer je weet, des te geloviger ben je. Ook al weet je alles wat er te weten valt op het gebied van theologie, daarmee alleen ben je nog geen gelovig mens.
Als iemand mij zou vragen: geef me meer geloof, dan zou ik hem of haar een leeg doosje kunnen geven. Dan zou ik kunnen zeggen: vul dat doosje met het mooie dat je ziet, met het onbegrijpelijke dat je in de natuur kunt ontdekken, met de hoop die in je leeft, met de liefde die je voelt. Dan kan die ander zeggen: ja maar, dat zijn dingen die ik niet kan oppakken en in een doosje kan doen. Dat klopt, je moet zelf a.h.w. een leeg doosje zijn. Je moet jezelf laten vullen met de onzichtbare en onzegbare dingen, dan kom je tot echt geloven en dat geloof kan een grote kracht in je zijn.
In het evangelie geeft Jezus aan dat je het onmogelijke kunt als je maar een heel klein beetje echt geloof hebt, dat je vanuit je geloof dingen kunt doen, dingen kunt bereiken. waarvan iedereen zegt: dat is onbegonnen werk.
Geloven heeft te maken met idealisme: met geloven in het goede en geloven dat het zin heeft jezelf in te zetten voor je idealen. Die gelovige mensen hebben vaak een ongelooflijke energie waarmee zij tegen de stroom in kunnen gaan en dingen bereiken die niemand voor mogelijk hield.
Gelukkig zijn er mensen die geloven in een betere wereld, die geloven dat het zin heeft je in te zetten voor vrede en gerechtigheid. Maar je moet wel openstaan hiervoor, je ervoor open stellen, want als je hoofd en hart vol zitten met allerlei andere gedachten, wensen en verlangens, dan is er geen ruimte meer voor die idealen.
Geloven heeft te maken met kiezen voor een bepaalde leefwijze die jou wordt voorgeleefd en voorgehouden door mensen, mensen wier idealen jou inspireren, wier voorbeeld jou kracht geeft.
Geloven in mensen is jezelf aan hen toevertrouwen, met hen in zee gaan. Zo geloven wij in Jezus Christus, zijn idealen willen we tot de onze maken. Wil je echt in hem kunnen geloven, moet je wel iets van hem weten, moet je op de hoogte zijn van zijn boodschap, want anders kun je je niet van binnen laat vullen door hem. Alleen als je vol van hem bent, kun je hem echt navolgen. Geloven heeft uiteindelijk ook altijd te maken met God.
Misschien vindt u het vreemd dat ik Hem pas als laatste noem. Meestal beginnen we ermee, als het gaat om geloven, maar dikwijls weten we dan meteen al niet meer waar we over praten. Want echt geloven begint niet bij God, maar begint bij jezelf, in je openheid voor het goede en mooie om je heen, in je gevoelig zijn voor het wonder van het leven, in je dromen van alles wat mooi en goed is in de wereld.
In dat geloof ontdek je mensen die je daarbij de weg wijzen, die je inspireren om actief met jouw en hun idealen bezig te zijn. En daarachter en daarin gaan we God ontdekken, als die onzichtbare bron van kracht die mensen in beweging zet en in beweging houdt naar het goede toe, als de oorsprong van al wat goed en mooi is en het einddoel van al wat leeft.
Geef ons meer geloof? Je zult alleen meer geloof krijgen als je van binnen stil wordt, als je je van binnen leeg maakt om open te staan voor het wonderbaarlijk mooie en goede, in de natuur, in mensen en daarin komt God tot ons. Dan heb je echt geloof, geloof dat bergen verzetten kan.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevenentwintigste zondag door het jaar 2004

Ik had eens een gesprek met iemand die het ten zeerste betreurde dat er geen Latijn meer gebruikt werd in de kerk. "Daardoor heb ik mijn geloof verloren," zei hij. Je kunt je natuurlijk afvragen wat geloven voor hem betekende. Als je om die reden je geloof verliest, dan klopt er iets niet.
Wat is eigenlijk echt geloven? Ik zou u allemaal wel eens willen interviewen met de vraag: vertel eens: wat betekent gelovig zijn voor u? Ik ben benieuwd welke antwoorden ik zou krijgen. Ik ben wel een beetje bang dat sommigen gewoon geen antwoord hebben ofwel zo vaag blijven dat je nog niet weet wat het voor hen betekent.
Van huis uit hebben de meeste van ons niet meegekregen om echt na te denken over gelovig zijn. We moesten van alles aanvaarden, maar erover nadenken, dat kon je beter achterweg laten, dat was alleen voor de theologen. Het gevolg was wel dat gelovig zijn voor sommigen vaak een heel vaag gevoel was, zonder veel diepte, zonder veel overtuiging.
Toen er in de kerk van alles ging veranderen en er o.a. meer nadruk werd gelegd op de verstaanbaarheid in vieringen, toen kwam bij een aantal dat vage geloofsgevoel in de knel. Ze vonden de sfeer van weleer niet meer in de kerk en haakten af. Sommigen zeiden helemaal niet meer te geloven Anderen zeiden: ik geloof wel op mijn eigen manier, daar heb ik geen kerk voor nodig.
Bij vele gelovigen van vroeger ging het meer om de sfeer en minder om de inhoud. Die vaak plechtige, maar ook wat geheimzinnige sfeer, benadrukte het mysterie God, ver weg, ongrijpbaar. God is natuurlijk een mysterie maar echt geloven moet toch veel verder reiken dan een soort vage beleving en viering van dat mysterieuze. Het is natuurlijk overduidelijk: geloven heeft met God te maken. Maar geloven is veel meer dan aannemen dat God bestaat, veel meer dan wat kennis hebben van God, zoals bijv. neergelegd in de artikelen van het geloof of in een catechismus.
Geloven doe je niet met je hoofd alleen maar ook met je hart en met je handen. Geloven zou je ook kunnen omschrijven met plek hebben voor God in je leven, open staan voor zijn stille kracht die mensen op de been houdt in moeilijke tijden, een plek hebben ook voor vragen en twijfels die er altijd wel zullen zijn: je kunt God niet beredeneren en zijn kracht met de vinger aanwijzen.
Maar geloven heeft ook te maken met doen, met een manier van leven, de manier waarop je omgaat met de schepping, met mensen, Voor ons christenen heeft dat geloven ook altijd te maken met Jezus Christus. In hem werd iets van God zichtbaar, wordt er gezegd, in zijn boodschap klinken Gods woorden door Geloven is voor ons daarom ook de weg gaan die Jezus ons gewezen heeft. Als je gelovig bent moet je dat waar maken in je concrete leven. Geloven is niet iets dat je alleen in de kerk doet, het moet heel ons leven doordringen, ons denken, ons spreken, ons doen.
Geloven is ook een bepaalde kijk hebben op de dingen van het leven, een bepaalde visie op goed en kwaad, op zinvol en zinloos, op belangrijk en onbelangrijk, op waardevol en waardeloos, een visie die bepaald wordt door God, door Jezus' blijde boodschap, een visie die heel concreet vertaald wordt in ons doen en laten.
Geloven mag nooit iets puur theoretisch zijn, het moet altijd zichtbaar worden in onze manier van leven. Iemand die zegt te geloven in God, die moet ook geloven in het goede, in vrede en gerechtigheid en dat het zin heeft om je daarvoor in te zetten.
Geloven is immers ook: je niet zomaar neerleggen bij alles wat er verkeerd gaat in onze wereld, maar aanvaarden dat er een taak ligt voor iedere gelovige om daar naar omstandigheden iets aan te doen.
Iemand die zegt te geloven in God, die moet zijn gelovig zijn ook samen met andere gelovigen willen beleven en inhoud geven, niet alleen in liturgische vieringen, maar ook in een gezamenlijke inzet om iets van Gods heil werkelijkheid te maken.
Geloven is een innerlijke overtuiging die ons denken richting geeft, en ook een geestelijke kracht die ons in staat stelt om de dingen te doen die eigenlijk boven onze krachten liggen. Geloven is op de eerste plaats een werk-woord.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevenentwintigste zondag door het jaar 2010

"Geef ons meer geloof", dat was de grote wens van de leerlingen. Dat zou, denk ik, ook de wens van ons allemaal moeten zijn. Maar misschien zou onze eerste wens moeten zijn: leer ons wat echt geloven betekent, zou moeten betekenen?
We zijn opgegroeid in een bepaalde geloofstraditie, in ons geval die van het christendom en dan in de rooms-katholieke tak ervan. Maar zoals in elke traditie is ook hier geloven omgeven door allerlei riten en symbolen, door regels en wetten, door allerlei leerstellingen. Die traditie wordt streng bewaakt door de Kerk-organisatie, die juist heel veel nadruk legt op de uiterlijke vormgeving maar op het ogenblik voor velen in diskrediet is geraakt door allerlei schandalen en overdreven strengheid in de leer.
Het probleem is dat velen door de bomen het bos niet meer zien, dat door al die nadruk op uiterlijkheden en bepaalde machtspatronen de kern van geloven in ernstige mate verduisterd wordt. Bovendien wordt het woord geloven in allerlei toonaarden gebruikt waardoor de eigenlijke betekenis in godsdienstig verband eerder vager wordt dan duidelijker.
Ik denk dat er drie elementen zijn die wezenlijk zijn voor echt geloven en die deels ook worden aangeduid in het evangelie van vandaag. De eerste is: het gaat om geloven in idealen. Voor ons christenen betekent dat: geloven hoe het zou moeten zijn volgens Jezus' boodschap. Hij heeft ons Gods bedoelingen in woord en daad voorgehouden. Dit geloven gaat heel wat verder dan het aannemen van leerstellingen die in de loop der tijden zijn ontwikkeld. Iemand die de twaalf artikelen van het geloof feilloos kan opzeggen is bij lange na nog geen gelovige mens.
Het tweede element is: geloven in idealen vraagt dat je ervoor gaat werken, niet zomaar eventjes of nu en dan als het je uitkomt. Geloven in idealen daagt je uit om met heel je hebben en houden je daarvoor in te zetten, zoals een slaaf nooit klaar is met zijn werk maar zich dag en nacht dienstbaar moet maken aan zijn meester. Gelovig zijn is niet iets voor eigen ziel en zaligheid alleen maar moet altijd zichtbaar worden in daden van dienstbaarheid.
Het derde element is dat geloven in idealen je ongekende kracht geeft, dat je schijnbare onmogelijke dingen toch klaar kunt krijgen. Het evangelie zegt dat je met een heel klein beetje geloof al een boom kunt verplaatsen. Nou, dat lijkt me wat overdreven, maar Jezus overdrijft wel meer om op die manier toch zijn boodschap over te brengen. Als je echt in een ideaal gelooft en je er helemaal voor inzet, dan kunnen schijnbaar onmogelijke dingen toch werkelijkheid worden.
Maar dit geloven is natuurlijk niet zo eenvoudig te verwerkelijken. Er zijn talloze gelovige mensen in allerlei tradities, ze geloven in God, ze geloven in Jezus en in zijn kerk, maar de meesten zouden tegelijk heel hard moeten bidden "Heer, geef ons meer geloof", geef dat we geloven in idealen, idealen die ons als magneten wegtrekken uit de grauwe middelmaat van het leven zoals dat al te vaak werkelijkheid is.
Dat soort gelovige mensen zijn er. Voor mij is dat bijvoorbeeld een Peerke Donders die ervan droomde om als priester te werken voor anderen. Het heeft hem heel wat moeite en inspanningen gekost om dat ideaal te verwerkelijken. Als priester heeft hij zich in Suriname op bijzonder manier ingezet voor de gemeenschap daar en vooral voor de melaatsen. Hij heeft veel meer bereikt dan iemand voor mogelijk had gehouden, dank zij zijn groot geloof in zijn idealen. Moeder Teresa van Calcutta is voor mij ook zo'n gelovige en zo zijn er nog velen anderen die niet in de bekendheid zijn gekomen, die niet zalig of heilig verklaard zijn.
Geef ons meer geloof, dat zou de wens van ons allemaal moeten zijn. Geef dat we geloven in idealen, niet als onbereikbare doelen, maar wel om daarvoor te werken samen met elkaar.
En met die Habakuk uit de eerste lezing zullen we wel eens verzuchten: "Heer, luistert u nooit, zie u niet dat het allemaal de verkeerde kant opgaat, heeft mijn geloven in idealen wel zin?" Maar als ons geloof groot genoeg is, zullen we de moed niet verliezen en toch doorgaan ook als het resultaat nu maar heel miniem is. Dat is de kracht van echt geloof.

Gebeden en teksten bij deze zondag