Lezingen: Jezus Sirach 48,1-11; Lucas 9, 18-24

Twaalfde zondag van het jaar 1998

Wie ben ik? vraagt Jezus zijn leerlingen. Of: hoe zien jullie mij? Die vraag stelt hij ook aan ons. Wij dragen zijn naam: christenen, wij volgen hem na, maar dat kunnen we alleen als we weten wie hij is, als we hem kennen. Wie is die Jezus van Nazaret? Misschien zegt u: Dat is God. Dan zal hij denk ik zeggen: Ho ho, zo mag je dat niet zeggen; ik ben God niet. Op zijn hoogst mag je zeggen: in mij wordt God een beetje zichtbaar. Je mag me wel zoon van God noemen, of de gezondene of de gezalfde van God, zoals Petrus me toen noemde. Maar God ben ik niet.
Wie is Jezus van Nazaret? Je kunt natuurlijk een heleboel dingen over hem zeggen, al of niet theologisch verantwoord. Maar als je echt wilt weten wie hij was dan moet je kijken naar de dingen die hij deed, en hij deed heel veel goede dingen, maar vaak was hij ook heel controversiëel in zijn woorden en daden.
Alles heeft hij welgedaan, werd er van hem gezegd. Zolang zijn goed-doen zieken en gebrekkigen betrof, vond iedereen dat geweldig, als hij dat tenminste maar niet op de sabbath deed, want dat was tegen de regel, vonden de brave farizeeën. Zijn goed-doen werd voor meer mensen een probleem toen hij ook zijn welwillendheid toonde jegens de zondaars en tollenaars, het mindere volk van die tijd. Dat hij vriendschappelijk met hen omging en met hen aan tafel ging, daar sprak men schande van. Dat hoorde toch niet. En dat hij in zijn goedheid mensen hun zonden vergaf, dat kon toch helemaal niet, daarmee ging hij zijn boekje ver te buiten. En het werd nog veel problematischer toen hij, vaak in felle bewoordingen, zijn afkeuring uitsprak omtrent de bekrompenheid, de vooroordelen, de liefdelooosheid van de joodse leiders, die zichzelf als de enige echte goede joden beschouwden. Geen wonder dat hij tegengewerkt en uiteindelijk vermoord werd. Hij vroeg er gewoon om. Maar iedere christen die Jezus echt wil navolgen, loopt datzelfde risico, soms zelfs haast letterlijk.
Een priester werkzaam in Brazilië vertelde eens over de problemen die hij ondervond bij zijn werk voor de armen. Zolang je gewoon goed doet aan de armen, zei hij, ze met wat geld probeert te helpen, dan vindt iedereen dat goed. Zolang hij met geld uit Nederland een huishoudschool en een werkplaats voor hen oprichtte en in stand hield, was hij een goede pater. Maar toen hij meedeed aan de bezetting van een stuk grond dat de armen was toegezegd, maar dat door een groep rijke grootgrondbezitters ingepikt was voor een lokaal vliegveld, toen was hij een dwarsligger en een communist. En toen hij brieven ging schrijven naar regering en hen aanklaagde, toen had hij helemaal afgedaan. En er werden zoveel bedreigingen aan zijn adres geuit dat zijn bisschop het toch maar verstandiger vond om hem ergens anders te benoemen.
Ik denk dat hij wist wie Jezus was. Maar weten wij dat ook? Wie is Jezus? Misschien kun je de vraag ook zo stellen: Wat zou die Jezus zoals hij tevoorschijn komt in de evangelieverhalen, nu doen, hoe zou zijn "weldoende-rondgaan" er nu uitzien? Misschien zou hij iets van vrijwilligerswerk doen, zieken bezoeken, eenzamen wat gezelschap brengen. En iedereen zou het prima vinden. Misschien zou hij zijn deur wagenwijd openzetten voor zwervers en daklozen, homosexuelen en druggebruikers, en dan zullen velen er waarschijnlijk schande van spreken. En als hij dat dan per se meent te moeten doen, dan toch niet bij ons in de straat, dan maar ergens ver weg.
Misschien zou hij ons, brave burgers en goede katholieken, verwijten maken, van bekrompenheid, vooroordelen, liefdeloosheid, gebrek aan inzet, en waarschijnlijk zouden we hem een onredelijke doordrammer vinden. Wat verbeeldt hij zich wel.
Wie is Jezus? Ik denk dat hij ook nu geen lieve Heer zou zijn, maar iemand die net als toen ons uitdaagt te kiezen voor de medemens, met name voor de zwakken, de mindere broeders. Hoogstwaarschijnlijk zegt hij ook tot ons: wil je mij navolgen, dan moet je de weg van het kruis gaan, de weg van de zelfverloochening, dat is de enige weg naar het echte mens-zijn. Kennen wij die Jezus, of vinden we het misschien toch een beetje te riskant voor onze gemoedsrust om hem zo te kennen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Twaalfde zondag door het jaar 2004

Wie is Jezus van Nazaret voor ons? Wij noemen ons zijn volgelingen. Maar als je iemand wil navolgen in je leven, als je wilt dat jouw levenswandel op die van hem lijkt, dan moet je natuurlijk goed weten wie hij is, of wat hij is. Net als Petrus zullen de meesten van ons waarschijnlijk zeggen: Jezus is de zoon van God. Maar wat moeten we ons daarbij voorstellen? Met die titel plaatsen we Hem a.h.w. heel ver weg van ons menselijke bestaan. Dan wordt hij eigenlijk iemand die je niet kunt navolgen. In het evangelie van vandaag vertelt Jezus zijn leerlingen van toen dat hij verworpen zal worden, dat hij lijden en dood moet ondergaan. Petrus en de andere leerlingen snapten daar niets van, dat blijkt herhaaldelijk in de evangelieverhalen. Het heeft ook iets tegenstrijdigs, iets onbegrijpelijks, iets onaanvaardbaars: de zoon van God die een lijdensweg te gaan krijgt. Dat is ook voor ons niet goed te rijmen, ook al weten we dat het zo gebeurd is.
Jezus had nog een andere titel: de mensenzoon, een kind van mensen, een voorbeeldmens, een ideale mens. Maar de vraag blijft: waarom ontmoette deze ideale mens zoveel tegenstand, tegenwerking en afwijzing. Waarom? Hij deed toch alleen maar goed. Hij ging weldoende rond, staat er verschillende keren. Waarom dan dat onbegrip, die afwijzing?
Zolang zijn goed-doen zieken en gebrekkigen betrof, zolang was er niets aan de hand. Zijn goed-doen werd een probleem toen hij zijn goedheid, zijn welwillendheid, ook toonde aan zondaars en tollenaars, het mindere volk van die tijd. Daar sprak men schande van. En dat hij in zijn goedheid zonden vergaf, vond men onvergeeflijk.
Nog problematischer werd het toen hij zijn afkeuring uitsprak omtrent de bekrompenheid, de vooroordelen, de liefdeloosheid van de joodse leiders, de joodse priesters en schriftgeleerden, die zichzelf als de enige echte goeden mensen beschouwden. Dat vond men onaanvaardbaar.
Maar iedere christen die Jezus levensecht wil navolgen, kan datzelfde risico lopen. Neem bijvoorbeeld christenen in Latijns Amerikaanse landen. Zolang ze gewoon goed doen aan de vele armen, die er zijn, is er niets aan de hand. Maar als ze de kant van de armen kiezen, opkomen voor hun rechten, en zeker als ze de grootgrondbezitters beschuldigen van onrechtvaardigheid en uitbuiting, dan worden ook zij tegengewerkt, vervolgd en maar al te vaak vermoord. In die omstandigheden krijgt het christen zijn een speciale betekenis.
Wij, hier in Nederland, in Overloon, zijn ook christenen, Jezus' volgelingen en hier is alles wel even anders dan in Latijns Amerika.. Toch moeten ook wij de vraag stellen: wie is voor ons Jezus? Misschien moet je de vraag anders stellen: wat zou Jezus hier en nu in onze situatie doen? Hoe zou zijn weldoende rondgaan er hier uitzien?
Wellicht zou hij vrijwilligerswerk doen of op andere manieren iets goeds doen voor mensen die anders wat tekort komen. En iedereen zou dat prima vinden. Wellicht zou hij zijn deur wagenwijd openzetten voor zwervers, asielzoekers, illegalen, druggebruikers en zou men er schande van spreken. Wellicht zou hij voorop lopen bij een demonstratie tegen geweld, en zou men zijn hoofd schudden en hem een fanatiekeling noemen.
Wellicht zou hij ons verwijten maken, van liefdeloosheid, gebrek aan inzet, gezapigheid, passiviteit en zou wij hem een vervelende lastpost vinden. Wellicht zou Jezus ook nu helemaal geen lieve Heer zijn maar iemand die net als toen ons uitdaagt zijn weg te gaan: zijn weg van zorg en aandacht voor alle mensen, m.n. de zwakken, de weg van zichzelf verloochenen, de weg van het kruis.
Misschien, wellicht ...maar één ding is wel zeker: goed christen zijn, Jezus echt navolgen, vraagt vaak meer dan ons lief is, meer ook dan de meeste van ons kunnen opbrengen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Twaalfde zondag door het jaar 2010

In het jaar 2010 kwam Jezus terug naar de aarde. Hij wilde wel eens van nabij zien wat er van zijn levenswerk geworden was. Hij had iets in gang gezet, maar was benieuwd wat ervan geworden was. Op aarde gekomen keek hij zijn ogen uit. Overal zag hij grote kerkgebouwen, mooie en minder mooie. Hij dacht: "die gebouwen zijn wel mooi maar waar is de beweging? Want dat had ik voor ogen: mensen die in beweging zouden zijn. En wat voor beeld hebben de mensen nu van mij?"
Hij ging eerst eens langs bij paus Benedictus, dat was toch de opvolger van Petrus, een van de eerste apostelen. Jezus vroeg hem: "Wie zeg jij dat ik ben?" Benedictus was heel vereerd met die vraag en antwoordde: "Lees mijn boeken maar eens, ik heb er verschillende geschreven en daarin heb ik precies uitgelegd wie u bent." Jezus zei: "Dat is heel mooi, Benedictus, maar begrijpen de gewone mensen ook wat je steeds zegt?" Benedictus zei: "Dat moeten ze maar begrijpen want ik heb ervoor geleerd, en ik ben de paus. Als ze het niet snappen, is dat hun eigen schuld."
Jezus ging hoofdschuddend weg. Hij dacht: die paus is een goede mens, hij bedoeld het goed, maar ik ben niet te vangen in een boek of in dogma's, ik wil mensen in beweging zien. Daarna ging Jezus naar Zuid Afrika. Hij wilde ook wel iets meemaken van het wereldkampioenschap voetballen. Incognito zat hij in het stadium en genoot van alle beweging die hij zag. Hier waren massa's enthousiaste mensen in beweging, wel niet zijn beweging maar het gaf hem toch een beetje moed. Na de wedstrijd ging hij op bezoek in een weeshuis in de buurt. Daar zag hij hoe mensen voor een grote groep weeskinderen zorgden. Hij zag er ook mensen uit andere landen die daar een tijdje kwamen helpen. Zijn hart begon sneller te kloppen van vreugde want hier zag hij mensen in beweging voor de medemens, mensen van dichtbij en mensen van ver weg.
Aan een van die mensen die daar in het weeshuis werkzaam was, vroeg hij: "Wie zeg jij dat ik ben?" Hij kreeg als antwoord: "Dat weet ik niet zo precies, ik heb geen theologie gestudeerd. Ik weet alleen dat je zorg en aandacht had voor kinderen en voor zieken, en dat vind ik ook heel belangrijk voor mezelf." Jezus dacht bij zichzelf: "Hier zie ik meer van mezelf dan bij die geleerde paus."
Hij ging verder op zijn reis door de wereld en kwam terecht in een klein bejaardentehuis. Daar zag hij hoe heel veel mensen in beweging waren beroepskrachten en vrijwilligers, om de bewoners een plezierige oude dag te bezorgen. Dat deed hem goed. In de kapel trof hij een oude dame die een lichtje opstak bij Maria, want een van haar kleinkinderen moest eindexamen doen.
Jezus vroeg haar: "Wie zeg jij dat ik ben?" "Jij bent Onze Lieve Heer", zei de dame, "tenminste dat heb ik vroeger zo geleerd, maar nu weet ik het allemaal niet meer zo precies. Ze hebben ons vroeger van alles wijsgemaakt. Ik probeer zo goed mogelijk te leven, meer kan ik niet."
Op dit moment kwam haar dochter binnen lopen, op zoek naar haar moeder. En Jezus vroeg haar: "Wie zeg jij dat ik ben?" De dochter zei: "Het kan me niets schelen wie je bent, Ik geloof niet meer in die fabeltjes van vroeger. Ik probeer gewoon goed te leven en goed te zijn voor de mensen en naar de kerk gaan dat doe ik allang niet meer." Jezus dacht: "jij zegt wel dat je niet meer gelooft, maar ik zie een heleboel van mezelf in jou."
Wie zeggen jullie dat ik ben? Die vraag stelt hij ook ons. En misschien is ons antwoord: dat weet ik niet precies maar jij inspireert me om goed te zijn voor de mensen om mij heen, naar jouw voorbeeld wil ik ook aandacht en zorg hebben voor mensen die het op de een of anderen manier moeilijk hebben. En zolang wij zo'n antwoord kunnen geven, kan Jezus tevreden zijn, want dan zijn we mensen die in beweging zijn in zijn geest.

Gebeden en teksten bij deze zondag