Lezingen: Jeremia 17,5-10; Lucas, 6, 17, 20-26

Zesde zondag door het jaar 1998

Zalig de armen, en wee de rijken. Dat klinkt niet plezierig voor ons. En wat moet je er mee in onze samenleving, in onze tijd, als je voor velen in de wereld bij de rijken hoort, terwijl je jezelf helemaal niet echt rijk vindt. Zowel rijkdom als armoede zijn hele betrekkelijke begrippen. Nog niet zolang geleden kwam er iets van dit thema in de voorbede voor, van: de rijken die steeds rijker worden en de armen die steeds armer worden. En toen maakte iemand de opmerking: Waarom toch zo vaak dat soort teksten. Het lijkt net alsof we ons moeten schamen dat we welvarend zijn.
In het evangelie lijkt een beetje gesuggereerd te worden dat je slecht af ben als je bij de rijken hoort en goed af als je bij de armen hoort. Dat is zeker niet Jezus' bedoeling. Hij wil zeker niet zeggen: het is verkeerd om rijk te zijn, of: wees maar arm dan ben je beter af.
Niemand kan armoede aanprijzen als iets goeds, ook Jezus niet. Onze welvaart is iets goeds. Laten we dat niet vergeten. Het is iets waar we heel blij mee mogen zijn en zeker ook: heel dankbaar.
Maar je kunt er wel een paar vraagtekens bij stellen. Zijn we er ook echt blij mee, gelukkig, tevreden, dankbaar? Kun je zeggen dat mensen nu veel blijer en gelukkiger zijn dan pakweg 40 jaar geleden? Het lijkt eerder andersom. Feit is dat niets zo gauw went als verwend zijn. En laten we eerlijk zijn: vergeleken met heel velen in de wereld zijn we verwende mensen, althans de meesten van ons. Want het is ook een feit dat er in onze welvaartmaatschappij best velen zijn die het helemaal niet breed hebben.
Het is fijn dat we in een welvarend land leven, maar er kleven aan onze welvaart ook enkele problemen. Hoe meer je hebt, hoe meer je ook nodig meent te hebben, onze behoeften liggen veel en veel hoger dan vroeger. Vroeger kon men met een heel klein beetje tevreden zijn, maar nu, met eindeloos veel meer, lijken mensen nooit tevreden te zijn. Het moet alsmaar meer, mooier, duurder, rijker. En om in die groeiende behoefte te voorzien moet er geld op tafel komen. En soms zie je dat geld-verdienen zozeer het hele leven beheerst, dat men andere belangrijke waarden over het hoofd ziet of ook dat er men niet meer van het leven genieten kan.
We werken om te leven en ervan te genieten, het is niet zo dat we leven om te werken. En je kunt je afvragen of mensen zich vaak niet ongelukkig maken door steeds maar meer welvaart te zoeken.
Neem bijvoorbeeld twee gehuwden die allebei een volle baan hebben, op zich is daar niets verkeerds aan, maar er schuilt wel een gevaar in: het gevaar namelijk dat ze ongemerkt toch uit elkaar groeien en stilletjes aan van elkaar vervreemden, omdat ze met hun werk en hun hobbies te weinig tijd hebben voor elkaar. Of neem die ouders die allebei werken, op zich is daar niets mis mee, maar als ze allebei een volle baan hebben en dus de opvoeding van hun kinderen voor een groot deel aan anderen moeten overlaten, dan ligt daar een hele grote vraag of ze daar nu wel zo verstandig aan doen. Als kinderen klein zijn, als ze uit school komen, zijn ze dan niet veel beter af als zij een van de ouders thuis treffen aan wie zij hun verhaal kwijt kunnen? Dat is veel en veel belangrijker dan alle dure speelgoed dat ouders tegenwoordig vaak kunnen kopen voor hun kinderen. De duurste kado's kunnen nooit de liefde vervangen, zoals die gestalte krijgt in de dagelijkse zorg.
Onze welvaart is iets prachtigs. Laten we er toch blij mee zijn. Maar er zitten wel risico's en schadelijke kanten aan. Ze werkt namelijk wel individualisme in de hand: ze schept een sfeer van ieder voor zich en God voor ons allen. Waarden als gemeenschapsgeest, je verbonden voelen met anderen, saamhorigheid beleven juist ook met de zwakkeren, die waarden komen tevaak in de verdrukking.
Zalig de armen, want aan u behoort het rijk van God. Schrale troost, zeker als de rijken landen hen aan hun lot overlaten, oneerlijk als het welvadende noorden zich verrijkt over hun ruggen heen, gedrog als gelovigen zeggen: in de hemel krijgen jullie het beter. Dat we mogen leven in een welvaartsland, dat is fijn, maar laten we onze welvaart ook goed beleven, én laten we onze saamhorigheid met de armen nooit vergeten. En als we dat allemaal heel konsekwent zouden beleven, dan zou er misschien eens gezegd kunnen worden: zalig de armen, want ook jullie horen bij het rijk van God waarin alle mensen bereid zijn tot delen. Wat zou dat zalig zijn!

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag door het jaar 2001

Wij zijn beklagenswaardige mensen, volgens het evangelie van vandaag ziet het er niet goed uit voor ons. Wee u, rijken, jullie gaan slechte tijden tegemoet. Wij voelen ons waarschijnlijk helemaal niet zo rijk, toch horen wij wel bij de rijken in de wereld. Wee u die verzadigt zijn en plezier in het leven hebben. het lachen zal jullie vergaan En wij leven in overvloed en kunnen van zoveel genieten. Maar pas op, het gaat anders worden.
Volgens het evangelietekst van vandaag kun je veel beter doodarm zijn, honger lijden, verdriet hebben of genegeerd en getreiterd worden, want dan wordt het beter. Nou, daar trapt natuurlijk niemand in, zeker in deze tijd niet. Vroeger werd er tegen mensen die het heel moeilijk hadden wel eens gezegd: draag je lijden nu maar geduldig, je verdient er de hemel mee. Nu heb je het moeilijk, maar straks in de hemel wordt alles anders, dan ben je alle aardse narigheid zo vergeten. Sommigen hebben vroeger daar misschien wel wat troost gevonden bij deze of soortgelijke uitspraken, maar daar hoef je nu niet meer mee aan te komen. Die Jezus kan me nog meer vertellen, maar hier trap ik niet in.
Ik ben blij dat ik het goed heb, blij dat er veel is waar ik van genieten kan, en ik ben helemaal niet bang dat ik er later voor zou moeten boeten, zoals de evangelietekst van vandaag suggereert. En toch heeft Jezus ook ons met deze krasse uitspraken iets te vertellen.
In de verschillende evangelieteksten zien we een Jezus die heel uitdrukkelijk kiest voor de underdog, de onderlaag, voor degenen die niet meetellen, niet in tel zijn, dat waren in die samenleving van toen de zieken, de melaatsen, maar ook de zondaars en tollenaars, de armen en onderdrukten. In woord en daad geeft hij hun hoop op een betere toekomst: in het koninkrijk van God dat hij preekt, zullen zij het beter krijgen, want in dat koninkrijk zullen mensen elkaar met liefde bejegenen, echt zorg dragen voor elkaar en alles samen delen.
Dat is tenminste de bedoeling. En dat koninkrijk is niet de hemel na dit leven, dat koninkrijk moet in het hier en nu waargemaakt worden.
We zien in de evangelieverhalen ook steeds weer een Jezus die fel van leer trekt tegen de bovenlaag, de hoge heren, de welgestelden en hij verwijt hen steeds dat ze alleen aan zichzelf denken, of alleen aan de regels die ze samen bedacht hebben om bij God in een goed blaadje te komen, om hun positie veilig te stellen, ook al is dat ten koste van medemensen. Hij verwijt ze nogal eens dat ze huichelaars zijn, dat zij zich mooier voordoen dan ze in werkelijkheid zijn.
Tegen deze achtergrond moet je ook deze radicale uitspraken zien. Armoede en ellende zijn beslist niet zaligmakend, ook niet in Jezus' ogen. En welvaart en genieten van het leven zijn beslist niet verkeerd. Maar als dat koninkrijk van God dat Jezus preekte, werkelijkheid wordt, als rijken en armen alles samen delen, dan is er genoeg voor iedereen. Maar Jezus besefte heel goed dat dit juist voor de rijken heel moeilijk zou zijn.
Een kameel kan nog eerder door het oog van een naald kruipen, zo zei hij eens, dan een rijke binnengaan in het rijk van God. M.a.w. Jezus wist heel goed dat het voor welvarende mensen verschrikkelijk moeilijk is om echt te delen met de minderbedeelden, d.w.z. om zelf met wat minder tevreden te zijn ten gunste van de armen. Hij wist heel goed dat mensen die plezier hebben in het leven niet zo gemakkelijk naar verdrietige mensen toegaan. Hij wist heel goed dat er altijd wel mensen zouden zijn die buiten de gemeenschap komen te staan, die gemeden worden.
Tegen die achtergrond moeten we zijn krasse uitspraken zien, en zo gezien, hebben ze ons ook nog veel te zeggen. Ook nu kun je zeggen: ongelukkig de rijken die alsmaar meer willen, die alleen maar aan zichzelf denken, want ze maken zichzelf ongelukkig. Vergeleken met 50 jaar geleden is de welvaart enorm toegenomen, maar zijn de mensen nu ook veel en veel gelukkiger dan toen? Eerder het tegendeel.
Ook nu kun je zeggen: ongelukkig de levensgenieters, die alles hebben wat hun hartje begeert, maar die nooit iets over hebben voor anderen, want ze lopen het grote risico dat ze moeilijke dingen niet aankunnen en er dan helemaal alleen voor staan.
Ook nu geldt de grote regel van Gods koninkrijk: je leven en alles wat daarin belangrijk is, delen met anderen, maakt je gelukkiger dan wanneer je alles voor jezelf alleen wil houden.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag door het jaar 2004

Vroeger was Overloon echt een arm Peeldorp, op het schrale zand wilde haast niets groeien. In hun armoe waren de mensen toen heel erg op elkaar aangewezen. Elkaar helpen, dingen samen doen, was de gewoonste zaak van de wereld. Het was puur noodzaak. Het gevolg is wel dat er ook nu nog een goede gemeenschapsgeest is in ons dorp. En zo kan ook armoede een positieve kant hebben.
Je komt wel eens mensen tegen die heel veel hebben meegemaakt, mensen die getekend zijn door verdriet, door allerlei tegenslagen. Maar door alle narigheid die ze hebben meegemaakt, zijn het heel vaak heel wijze mensen geworden. En zo kan lijden en verdriet ook een positieve kant hebben.
Maar om dan te zeggen: zalig jullie die arm bent, wees blij als je nu honger lijdt, wat een geluk als je nu verdriet hebt, dat gaat toch wel een paar grote stappen te ver. Ik weet niet of er vroeger wel eens pastoors geweest zijn die tegen doodarme mensen in Overloon gezegd hebben: wees maar blij dat je arm bent, want je verdient er de hemel mee. Als ik nu zoiets tegen iemand zou zeggen, werd ik meteen de deur uitgeschopt. En als ik zelf de arme was die dat te horen kreeg, dan viel ik meteen van mijn geloof.
Nu leven we allemaal in welvaart, wij behoren bij de rijken in de wereld, of we willen of niet: dat vergeten we vaak, dat willen we ook liever niet horen. Veronderstel dat er nu tegen ons gezegd wordt: wee u rijken, wacht maar, je zult nog wel eens anders piepen, je wordt nog eens zo arm als een luis. Dan zeggen we toch meteen: doe niet zo vervelend, daar geloof ik niets van. En wie dat zegt heeft gelijk. Ik kan namelijk niet geloven dat Jezus dit bedoeld heeft met zijn toch wel erg radicaal klinkende woorden. Maar wat heeft hij dan wel bedoeld?
Jezus preekte het koninkrijk van God, en dat kun je het best omschrijven als een samenleving waarin mensen echt met elkaar begaan zijn, waarin mensen steeds weer hun hart laten spreken en niet harteloos langs elkaar heenlopen of elkaar benadelen. En bij Jezus was dat niet een zaak van woorden alleen, je ziet steeds weer hoe hij begaan was met zieken en gebrekkigen en ook met de verschoppelingen van zijn tijd. Hij probeerde hen weer toekomst te schenken.
Dat rijk van God komt eraan, zei Jezus. En in die context zei hij tegen de armen en hongerigen: wees blij want het wordt allemaal beter voor jullie, want in het Rijk van God zijn mensen bereid met jullie te delen, en dan is jullie armoede en jullie honger verleden tijd. En tegen mensen die verdrietig waren en het moeilijk hadden, zei hij: wees blij want jullie zullen troost en steun krijgen van anderen want in het Rijk van God laten de mensen je niet aan je lot over.
Dat klinkt wel heel mooi, maar waar is dat Rijk van God? Het is zeker nog geen werkelijkheid in het grote geheel van de wereld. Er is voedsel genoeg in de wereld voor iedereen, iemand mens zou in redelijke welvaart kunnen leven als mensen wat meer bereid zouden zijn tot delen
. Maar daar ligt precies het grote probleem, voor toen en nu: de hebbers willen houden, en delen, dus zelf met iets minder willen doen, dat is in hun ogen het domste wat je doen kunt. Daarom zegt Jezus ook in de evangelietekst van vandaag: wee u rijken, wee u die leven in overvloed, wee u die vrolijk door het leven gaan. Hij bedoelt niet dat het mensen niet gegund is om rijk te zijn, om te leven in luxe en welvaart. Op zich moet je juist heel blij zijn als je het goed hebt.
Maar het is wel een feit dat velen in onze tijd helemaal niet blij door het leven gaan. Hoe meer ze hebben, hoe moeilijker het wordt om tevreden te zijn. hoe sneller men jaloers wordt op hen die nog meer hebben, hoe moeilijker het wordt om om te gaan met tegenslagen in het leven, want die zijn vaak niet te vermijden. Hoe groter de welvaart, de luxe, de overvloed hoe minder men eraan denkt te delen met degenen die veel minder hebben, hoe minder men echt meeleeft met medemensen.
Daarom zegt Jezus ook ergens: een kameel kruipt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke het rijk van God binnenkomt. Die radicale woorden van Jezus zijn de moeite van het overdenken waard, in zijn tijd, in onze tijd, er is weinig veranderd.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag door het jaar 2010

Ik weet niet wat uw gedachten waren bij het beluisteren van dit evangelie, maar ik vind dat deze tekst echt niet past bij carnavalszondag. Het lijkt wel een soort donderpreek die misschien een beetje past in de vastentijd maar helemaal niet tijdens deze feestelijke carnavaldagen. Zalig de armen, zalig degenen die honger hebben en wee de rijken, wee allen die goed te eten hebben. Van zulke uitspraken wordt je niet vrolijk van. Je zou er in dezelfde adem aan toe kunnen voegen: zalig degenen die zich deze dagen doodongelukkig voelen en wee al die mensen die een hoop lol maken met de carnaval. Dat is ook een uitspraak die voor ons gevoel nergens op slaat.
Vroeger had je in Nederland boven de rivieren wel een predikanten die tekeer gingen tegen het losbandige gedoe in het katholieke zuiden en op veel plaatsen werd er een veertigurengebed gehouden als tegenwicht tegen de uitspattingen rond de carnaval. Dit soort zalig- en weeuitspraken gaan in tegen ons gewone denken en daarom vinden we het eigenlijk klinkklare onzin en toch is het goed er even bij stil te staan, want Jezus heeft ze niet voor niets gedaan.
In het evangelie wordt in scherpe bewoordingen onze aandacht gevraagd voor de tweedeling in de wereld, tussen rijk en arm, tussen overvloed en honger, tussen levensgenieters en mensen die zich ongelukkig voelen. Zalig de armen en de hongeren slaat natuurlijk nergens op, tenzij zij kansen krijgen om een beter bestaan op te bouwen en die kansen komen niet uit de lucht vallen maar moeten komen van hen die in rijkdom en overvloed leven. En wee de rijken heeft evenmin zin en betekenis tenzij het gaat om mensen die hun rijkdom alleen voor zichzelf willen houden, mensen die niet bereid zijn om hun overvloed te delen, want egoïsten maken zichzelf op de duur toch ongelukkig en ze berokkenen de mensheid een hoop schade.
Zeggen: zalig de mensen die deze dagen heel verdrietig zijn, is onzin tenzij er mensen zijn die hun verdriet willen delen, mensen die op de een of andere manier toch wat troost brengen, zodat ze in hun verdriet niet aan hun lot worden overgelaten. En wee de genen die deze dagen een hoop lol hebben, is evenzeer onzin tenzij zij geen maat kunnen houden bij het drinken en 's morgen met een flinke kater wakker worden.
De radicale uitspraken van het evangelie moeten ons wel aan het denken zetten. Zoals wel vaker zet Jezus dingen weer eens op zijn kop, zoals bijvoorbeeld ook zijn uitspraak dat de eersten de laatsten zijn en de laatsten de eersten. En ook al denken we in eerste instantie wellicht: hier kan ik niets mee, dus doe ik er ook maar niets mee. het is toch zinvol om proberen te zien wat Jezus bedoelde met deze radicale uitspraken.
Het is in heel zijn prediking duidelijk dat zijn hart uitgaat naar kleine mensen, naar het zwakke en kwetsbare mensen, hun probeert hij een betere toekomst te geven, door blinden te laten zien, doven te laten horen, door verlamden weer op de been te helpen, letterlijk en figuurlijk.
Waar het eigenlijk om gaat is een wezenlijke verbondenheid tussen mensen, niet ieder voor zich maar samen, niet tegenover elkaar maar samen, alleen zo kunnen we de wereld leefbaar maken. Het gaat om verbondenheid die vraagt dat je rekening houdt met elkaar, juist ook met de zwakke en kwetsbare medemensen. Als Jezus vandaag terug zou komen in de wereld van vandaag zou hij misschien ook zeggen: wee de rijke landen die zich verrijken ten koste van de arme landen, die alleen maar oog hebben voor hun eigen belangen en niet met de belangen van mensen in de derde wereldlanden.
Maar hij zou ook zeggen: zalig degenen die wel hart hebben voor de armen in de wereld en die proberen hun een betere toekomst te schenken. Als Jezus vandaag terug zou komen tijdens de carnavalsdagen, dan zou hij zich denk ik prima vermaken: hij ziet graag blije mensen. En misschien zou hij ook zeggen: wee degenen die teveel drinken en toch achter het stuur kruipen en zo een gevaar zijn voor andere mensen. Ook als je rijk bent of veel lol hebt, moet je rekening houden met anderen, en dat is vaak een moeilijke opgave die te gauw vergeten wordt. En soms zijn radicale woorden nodig om ons wakker te schudden.

Gebeden en teksten bij deze zondag