Lezingen: Numeri 11, 25-29 ; Marcus 9, 38-43. 45. 47-48

Zesentwintigste zondag door het jaar

Onze samenleving is ingedeeld in allerlei hokjes en vakjes. En zolang ieder maar in zijn eigen hokje blijft, dan is er niets aan de hand. Maar een ander moet niet proberen in ons hokje te komen, daar is hij niet welkom. En als je door de samenleving in een bepaald vakje gestopt ben, dan mag je daar niet meer uit. Hokjesgeest is dat en het komt meer voor dan we zelf in de gaten hebben.
Jezus' leerlingen waren verontwaardigd omdat buitenstaanders in Jezus' naam goed gedaan hadden, terwijl zij helemaal niet bij hun groep hoorden. Maar Jezus reageert heel nuchter: wat maakt dat nu uit, als ze maar goed doen.
Tegenwoordig kennen we dat gelukkig niet meer maar als vroeger een katholiek eens naar een protestantse kerk ging, dan was dat schande en zonde. Ieder hoorde in zijn eigen hokje te blijven. Ik denk dat Jezus zou zeggen: wat maakt dat toch uit, als ze maar bidden in mijn naam.
Een oudere man in de mijnstreek vertelde eens verontwaardigd hoe zijn kinderen geweigerd werden voor de eerste communie omdat hij toen bij de socialistische mijnwerkersbond was, bij de rooien. Zijn kinderen mochten niet echt in het katholieke hokje zijn omdat volgens de pastoor de vader in het verkeerde hok zat. Ik denk dat Jezus die handelswijze zonder meer afgekeurd zou hebben: wat maakt het nu uit, als die vader maar goed voor zijn kinderen zorgt.
Groepsvorming is natuurlijk heel normaal, dat gebeurt altijd en overal op allerlei niveaus. Het is vanzelfsprekend dat families een hechte groep vormen, dat vrienden elkaar opzoeken, dat gelijke belangen, gelijke idealen mensen bij elkaar brengen.
En natuurlijk liggen soms grenzen van groepen vast: als een vrachtwagenchauffeur hoort niet thuis bij de bond van huisartsen, en een fietsenmaker hoort niet thuis bij de apothekersvereniging.
Maar heel vaak worden door mensen onnodige en bedenkelijke grenzen opgeworpen, grenzen die er niet zouden mogen zijn. Vaak worden mensen buitengesloten op grond van vooroordelen of zelfs discriminatie, of ook een stuk onverschilligheid of zelfs domheid.
Als een Nederlander en een Turk voor dezelfde baan komen solliciteren, dan heeft in de meeste gevallen die Turk geen schijn van kans. En als er ergens een woonwagenbewoner aan de deur komt, dan wordt die zo gauw mogelijk afgepoeierd, daar wil men niets mee te maken hebben. Hokjesgeest is dat en ook al is het vaak best een beetje begrijpelijk, het is niet goed te praten en toch je komt het overal tegen, in het groot en in het klein.
Iemand die pas een kamer in een verzorgingstehuis gekregen had, zei me eens: Ik weet gewoon niet waar ik kan gaan zitten, want steeds krijg ik te horen: hier mag jij niet zitten, daar zitten wij altijd met een vast groepje. Over gastvrijheid gesproken! Onbedoeld en onbewust zijn mensen soms hard en geven anderen het gevoel dat ze er niet bij horen, en dat is heel erg.
Zeker in het verleden maar ook nu nog wel hebben sommige gelovige en kerkelijke mensen ook iets van zo n bedenkelijke hokjesgeest: zo van: wij zitten in het goede hokje en al die andersdenkenden in het verkeerde of ze dwalen maar wat rond. Sommige gelovige mensen hebben een beetje de neiging om zichzelf een beetje bij de beteren te rekenen en neer te kijken op de anderen. Ik denk dat Jezus tegen hen en ons zou zeggen: het kan me niets schelen bij welke groep je hoort, als je mijn idealen maar uitdraagt en mijn blijde boodschap maar daadwerkelijk gestalte heeft in je leven. Wie niet tegen ons is, is voor ons.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesentwintigste zondag door het jaar 2003

Wij zijn allemaal wel een beetje hekkensluiters, bewust of onbewust. Hekkensluiters niet in de zin dat we altijd achteraan lopen, de laatsten zijn om het hek te sluiten, dat is de letterlijke betekenis. Maar in de zin dat we alles graag met hekken afsluiten, dat we terreinen afbakenen met de boodschap: dit is voor jou verboden toegang, hier mag jij niet komen. Of andersom: we bakenen terreinen af om te zeggen: dit is jouw gebied, daar mag jij niet buiten komen. Jij moet in jouw hokje blijven.
Als er een nieuw huis gebouwd gaat worden, dan is de eerste handeling dat er een groot hekwerk rond de bouwplaats wordt opgetrokken. Dat heeft een tweeledig doel: enerzijds ter bescherming van alle spullen die er opgeslagen liggen, om ongewenste gasten met lange vingers te weren van de bouwplaats, anderzijds ter bescherming van voorbijgangers of nieuwsgierigen die zich zouden kunnen bezeren op de meestal wat rommelige bouwplaats.
Als het huis klaar is, wordt er een muur omheen gebouwd, of een hek of een stevige heg van coniferen of andere struiken. En de boodschap is ook overduidelijk: dit is ons terrein , wie hier niets te zoeken heeft, moet wegblijven. Als een kind geboren is, doen wij eigenlijk iets soortgelijks. Er wordt er ook al gauw een hekje omheen gezet, ik bedoel de box waarin de meeste kinderen heel wat uurtjes in doorbrengen in hun eerste levensjaar. Ook dat is ter bescherming van het kind. Zo gauw het ook maar een beetje kan kruipen, wil het ook overal naartoe en overal aanzitten en dan zou het zich lelijk kunnen bezeren. En als het kind heeft leren lopen en buiten mag spelen, dan komt er een groot hek rond het huis om te voorkomen dat het de straat op gaat. Ook ter bescherming van het kind.
We zijn hekkensluiters, we sluiten alles af met hekwerken vaak in letterlijke zin, maar ook in figuurlijke zin En zolang we dat doen ter bescherming van mensen, kan dat heel goed zijn, soms echt noodzakelijk, zeker als het gaat om zwakke mensen of kleine kinderen, maar het kan ook heel benauwend en frustrerend werken. Het kan zelfs in bepaalde omstandigheden heel onrechtvaardig zijn.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus' leerlingen een beetje verontwaardigd reageren als buitenstaanders in Jezus' naam mensen beter gemaakt hebben. In hun ogen gingen die buiten hun boekje: dat was hun terrein, daar hadden die anderen niets te zoeken. Maar Jezus zegt eigenlijk: doe niet zo bekrompen, geef ze toch wat ruimte. Zolang ze iets goeds doen, is het toch altijd de moeite waard.
Eigenlijk zegt hij tegen ons: wees toch een beetje ruimdenkend, claim niet te vlug dat iets jouw terrein is, zeker niet als het gaat om goed zijn en goed doen aan anderen, geef niet toe aan een soort hokjesgeest waarin ieder op zijn eigen plek moet blijven, dat kan voor het geheel heel schadelijk zijn.
Als kinderen klein zijn, en dus heel kwetsbaar, moet je ze beschermen tegen gevaren van die grote buitenwereld. Maar de kunst van opvoeden is ook ze de ruimte te geven om die grote wereld met al haar mogelijkheden en onmogelijkheden te verkennen om te leren hoe er mee om te gaan. Ouders die te beschermend zijn voor hun kinderen maken het hun veel en veel moeilijker om echt volwassen te worden.
Te vaak worden er in de samenleving hekken en hekwerken opgetrokken alleen om eigen belangen, eigen voordelen, eigen welvaart te beschermen. Willen we onze samenleving echt leefbaar maken voor iedereen, dan moeten we geen hekkensluiters zijn maar juist mensen zijn die hekken open zetten, dan moeten we open staan voor elkaar, elkaar ruimte geven. En anderen ruimte geven, betekent heel vaak: zelf tevreden zijn met wat minder ruimte. Daar ligt de kunst van leven en samen leven, de kunst om steeds het goede te willen voor iedereen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesentwintigste zondag door het jaar 2006

Ik weet niet wat u gedacht hebt bij het beluisteren van het laatste gedeelte van dit evangelie, maar toen ik deze tekst las, moest ik denken aan die donderpreken van vroeger: toen ging het ook van dik hout zaagt men planken, toen werd er ook zo vlug gedreigd met de straf van de hel.
Dat was de tijd dat de predikanten ook alles afwisten van goed en kwaad, en ook precies wisten aan te geven wie bij de goeden hoorden en nog meer: wie bij de slechten, wie de hemel verdienden en wie zeker in de hel terecht kwamen, nou ja, bijna zeker, want misschien hadden ze nog een heel klein kansje om zich op het laatste ogenblik te bekeren.
Dat was ook de tijd dat katholieken en protestanten elkaar verketterden, dat het hier in het katholieke zuiden kon gebeuren dat katholieke kinderen niet mochten spelen met protestantse kinderen, want die zaten, klein en onschuldig als ze waren, toch aan de verkeerde kant. Ieder moest in zijn eigen hok blijven.
Dat was ook de tijd dat een jongen of meisje thuis verstoten kon worden als hij of zij protestant werd om te kunnen trouwen met degene van wie ze hielden, met alle verdriet en pijn die daar het gevolg van waren.
Dit is gelukkig verleden tijd, en tegelijk toch ook weer niet. De wrijving tussen katholieken en protestanten is dan wel verleden tijd, maar nu is er vaak wrijving tussen christenen en moslims. Te gemakkelijk worden soms alle moslims bij de slechten gerekend, te vaak ziet men in moslims potentiële terroristen, een gevaar voor de samenleving en dat is wezenlijk een onchristelijke houding.
Nou, dat soort hokjesgeest heeft Jezus zeker nooit bedoeld, dat blijkt ook wel uit het evangelie, m.n. ook uit de tekst van vandaag.
Johannes spreekt er schande van dat iemand die geen volgeling is van Jezus, toch in zijn naam wonderen doet. Dat kan toch niet! Maar Jezus wuift de verontwaardiging van Johannes heel luchtig weg. Laat hem toch, Als hij maar goed doet, maakt het toch niets uit in wiens naam hij het doet. Wie niet tegen ons is, is voor ons.
Heel Jezus' prediking, al zijn handelen: het gaat steeds om zorg en aandacht voor de medemens, met name voor de kleine, de zwakke. de weerloze, de verdrukte. Zijn blijde boodschap gaat heel concreet om goed doen, goed zijn voor anderen: een beker water, een woord van troost, een helpende hand, voor een zieke mens, voor een verdrietige mens, voor wie dan ook.
In de tijd dat katholieken dachten dat zij alleen in de hemel konden komen, gebeurde het in een Brabants dorp dat de dokter kwam te overlijden, een zeer geziene en geliefde arts, die dag en nachts voor zijn patiënten klaar stond. Er mankeerde maar één ding aan hem: hij was niet katholiek, hij was niets, geloofde nergens in.
En de mensen in het dorp treurden en zeiden: zo'n goeie mens, wat verschrikkelijk toch dat hij niet in de hemel kan komen.
Maar de oude pastoor, een wijs man, ergens zijn tijd ver vooruit, zei: maak je maar geen zorgen: die zit vast en zeker heel hoog in de hemel. Hij droeg wel niet de naam van Jezus, maar Jezus heeft ongetwijfeld zichzelf in hem herkend.
Dat vind ik een heel mooie zegswijze: het gaat er niet zozeer om wie of wat je bent het gaat er niet om bij welke club je hoort, of wat jouw politieke, culturele of godsdienstige achtergrond is: als Jezus zich maar in jou herkennen kan: dat is uiteindelijk het allerbelangrijkste. En hij zal zichzelf alleen herkennen in het goede dat we doen voor elkaar.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesentwintigste zondag door het jaar 2009

Toen ik het eerste gedeelte las van het evangelie van vandaag moest ik denken aan iets wat onlangs hier in Overloon gebeurd is. Een ernstige zieke wilde graag de ziekenzalving ontvangen maar ik was op vakantie en priesters zijn schaars tegenwoordig. Toen hebben, op mijn advies, twee parochianen de gebeden en de zalving gedaan, en toen ik terug was vertelde de zieke dat zij en haar gezin het als heel fijn en zinvol ervaren hadden.
Nu zal dat hier in Overloon niet zo gauw gebeuren, maar het zou kunnen dat iemand het ongepast zou vinden en misschien wel naar de bisschop zou stappen. "Ze hebben iets gedaan wat ze volgens het boekje niet mogen." De bisschop zou het daar, denk ik, helemaal mee eens zijn maar ik wil wedden dat Jezus gezegd zou hebben: als ze in mijn naam goed doen, vind ik dat prima.
Jezus zat niet zo vast aan regeltjes en wetjes, en volgens de farizeeën ging hij vaak zijn boekje te buiten. Dat gaf, juist als in deze tijd, de nodige conflicten maar bij Jezus was het welzijn van de mens steeds belangrijker dan de regels. Dat wordt, jammer genoeg, in zijn kerk nogal eens vergeten.
We hebben in onze parochie regelmatig gebedsvieringen. Van hogerhand wil men die afschaffen of in elk geval inperken, men vindt dat alleen gewijde personen mogen voor gaan in vieringen, en als parochianen voorgaan vindt men dat eigenlijk ongepast. Men wil dat alle vieringen eucharistievieringen zijn, dus met een priester. Maar ik durf te wedden dat Jezus zou zeggen: als jullie in mijn naam samenkomen, ook zonder priester, vind ik dat prima.
In het evangelie staat ook ergens de uitspraak: waar twee of drie in mijn naam samenkomen, ben ik in hun midden. En zeker nu het aantal priesters steeds minder wordt, is het van belang dat er ook zonder priester gevierd kan worden, en dat kan op een heel mooie en goede manier gebeuren. Het zou een enorme verarming van de kerk zijn als dit helemaal verboden zou worden. Jezus zou het in elk geval alleen maar toejuichen. Wellicht zou hij zeggen, zoals in de evangelietekst van vandaag: wie niet tegen ons is, is voor ons. Doe er niet zo moeilijk over. Dat was zijn antwoord aan Johannes die het maar niets vond dat andersdenkenden in zijn naam het kwade uitdreven. Maar Jezus heeft er geen enkele moeite mee.
In het evangelie van vandaag zie je trouwens twee gezichten van Jezus. In het eerste deel zie je een milde en tolerante Jezus, die tegen Johannes zegt: erger je toch niet als mensen iets goed doen, ook al vind je dat het niet volgens het boekje is. Nu is die tolerantie en die mildheid vaak ver te zoeken in zijn Kerk, waarin sommigen zich heel snel ergeren als er dingen gedaan worden die niet volgens het boekje zijn.
In het tweede deel van het evangelie zien we echter een heel intolerante Jezus een die harde taal gebruikt, letterlijk genomen onverteerbare taal. Je moet die uitspraken dan ook met de nodige korreltjes zout nemen, Je hand of je voet afhakken om in de hemel te komen, dat slaat natuurlijk nergens op, maar het benadrukt wel dat het hier in zijn ogen over heel ernstige zaken gaat.
Aan de ene kant zegt hij: erger je toch niet zo gauw aan anderen, wind je niet op als je om je heen mensen ziet die anders denken en anders doen dan jij misschien correct vindt. Maar, en dan komt de strenge Jezus, kijk eerst naar je zelf, naar je eigen fouten, naar de ergernissen die jij anderen geeft door de wijze waarop jij omgaat met mensen, vooral door je zo gemakkelijk uitgesproken veroordelingen. Daar moet je je druk over maken want dat is belangrijk om samen een zinvol leven te leiden.
Een gemeenschap kan alleen dan echt leefbaar zijn, kan alleen een vreedzame samenleving zijn, als iedereen welwillend staat tegenover anderen, welwillend, zoals het woord zegt: het goede willend voor iedereen. Aan de ene kant vraagt dat heel veel verdraagzaamheid, want niemand is volmaakt en overal worden wel fouten gemaakt. Dat vraagt dat mensen elkaar respecteren als mens, als individu, als gelovige. Aan de andere kant vraagt het ook de bereidheid om samen te werken aan een goede verstandhouding in alle gelederen van de gemeenschap. Dan alleen doen we recht aan de boodschap van het evangelie dan alleen kan echte vrede werkelijkheid worden.

Gebeden en teksten bij deze zondag