Lezingen: Job, 38, 1-12,16-21;  Marcus 4, 35-41

Twaalfde zondag door het jaar 1997

Waar is de Heer wanneer het stormt? Waar is Hij wanneer we de wind tegen hebben in het leven? Juist wanneer we Hem hard nodig hebben, lijkt Hij nergens te vinden, dan wekt Hij de indruk te slapen op de achtersteven van ons leven.
Met de apostelen roepen we: 'Raakt het U niet dat wij vergaan?!', en in die kreet kan wanhoop, frustratie, boosheid in doorklinken. Op de moeilijkste momenten geeft Hij niet thuis, althans voor ons gevoel.
Dat was ook de ervaring van de eerste christenen. Zonder hun Jezus moesten ze verder. En het stormde. Ze stuitten op tegenstand en tegenwerking van de gevestigde orde. Ze werden vervolgd, ze voelden zich alleen op een gevaarlijke zee. Hij laat ons aan ons lot over, dachten ze.
En dat hebben sindsdien ontelbare mensen hun nagezegd: mensen die zwaar werden beproefd, meer dan ze aankonden, mensen die de wind fel tegen hadden, de moed in de schoenen, op en neer geslagen werden op de golven van het bangmakende leven: 'Raakt het U niet dat wij vergaan?'.
Wanneer het kwaad mensen treft, is er altijd die vraag: Waarom? Waar heb ik het aan verdiend, ik heb toch altijd goed geleefd? Waar is die goede God? Hoe kan Hij dit toelaten? Een vraag zo oud als de wereld, een probleem waar mensen mee worstelen, juist als die man Job uit de eerste lezing.
Job, die welvarende man die echter de ene jobstijding na de andere krijgt, eerst de wind mee en nu door felle windstoten helemaal van zijn voetstuk geblazen. Job die in al zijn onverdiende ellende God ter verantwoording roept: Waarom doe Je me dit alles aan? Dit heb ik toch niet verdiend!
In het echte leven geeft God nooit een direct antwoord. Maar in het verhaal van Job stelt Hij een tegenvraag: Waar was jij toen Ik de wereld schiep en ordende? Waar was jij toen Ik paal en perk stelde aan de zee en de wind? M.a.w. wat kun jij, kleine mens, begrijpen van dat grote geheel? Het staat niet in die paar regels die we vandaag uit het boek Job gehoord hebben in de eerste lezing, maar Job zegt dan heel nederig: Ik heb te vroeg gesproken. Dit gaat mijn verstand te boven.
Het is helemaal niet zo vreemd dat we God ter verantwoording roepen als het leven tegenzit. Wie kun je er anders op aanspreken? Maar God zou ook ons een tegenvraag kunnen stellen: Waar was je toen het je goed ging? Waarom heb Ik je niet gehoord toen je de wind mee had? Mopperen en klagen tegen God wanneer het ons slecht gaat, dat is best begrijpelijk, maar weten we Hem ook te vinden als het ons goed gaat, en het ons voor de wind gaat? Spreken we dan wel eens onze dankbaarheid uit?
Maar de lezingen van vandaag hebben ons nog wat meer te zeggen: Vorige week hoorden we Jezus vertellen over een boer die zaait en daarna rustig gaat slapen; ondertussen ontkiemt het zaad. Met dat verhaal vroeg Jezus ons geloof en geduld te hebben: geduld met jezelf, geduld met anderen, geduld met de komst van een nieuwe wereld, het rijk Gods.
Vandaag horen we dat diezelfde Jezus in het noodweer ligt te slapen - even gerust als die boer -terwijl de golven over de boot slaan. Hij is niet bang. Hij raakt niet in paniek bij tegenwind. Hij gelooft in Gods beschermende hand. Hij heeft een geweldig vertrouwen in de goede afloop. Hij weet God in het leven nabij, bij tij en ontij. En Hij kent God bij zijn naam: Ik-zal-er-zijn. Dat geloof en vertrouwen mist Hij bij zijn leerlingen, en daarom zegt Jezus: 'Kleingelovigen!'.
Kleingelovigen! Dat zal vaak ook wel opgaan voor ons. Maar wanneer ben je een grootgelovige? Soms ontmoet je ze, grootgelovigen: mensen die God niet vergeten te danken wanneer het goed gaat, en die hun vertrouwen in Hem niet opzeggen wanneer het slecht gaat. Soms ontmoet je mensen - en ook dat zijn grootgelovigen - die, in plaats van God de schuld te geven, zelf de handen uit de mouwen steken.
Ze blijven je nabij in de storm. Ze helpen je door je zorgen heen. Ze geven je een veilig gevoel, vertrouwen. Met hen in de buurt krijg je het gevoel dat de storm gaat liggen. Gelukkig zijn er van die grootgelovigen. Hopelijk horen wij ook daarbij.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Twaalfde zondag door het jaar 2006

Waarom zijn jullie zo bang? Hoe is het mogelijk dat je nog geen geloof bezit. Ik vind dat maar een heel moeilijke uitspraak. Er klinkt een beetje in door: als je maar geloof hebt, hoef je nergens bang voor te zijn. Dat is wel wat al te gemakkelijk gezegd. Daar geloof ik niet in.
Elk normaal mens is wel eens bang, in meerdere of mindere mate. Als iemand zegt dat hij nooit bang was in zijn leven, dan kun je wel stellen dat hij ofwel staat te liegen ofwel dat hij niet echt leeft en niets doet in zijn leven.
Angst heeft veel verschijningsvormen. Er kan je iets overkomen, waar je flink van schrikt. Als een dokter tegen je zegt dat je een ernstige kwaal hebt, dan is dat zonder meer heel beangstigend. Dat is heel wat anders dan bang zijn voor een spin die op de muur zit.
Als je een aardbeving meemaakt, of een overstroming of een orkaan, dan kan dat heel beangstigend zijn. Dat is even anders dan schrikken omdat je opeens door je stoel zakt.
Je hebt mensen die, soms vanwege traumatische ervaringen in het verleden, constant in angst leven, of altijd bang zijn voor bepaalde zaken of personen. Dan heb je geen leven.
Je kunt mensen ook angst aanpraten. Vroeger werden we als kind toch een beetje bang gemaakt met zwarte Piet, als je niet netjes oppaste, kreeg je met de roe. Zo werden gelovige mensen ook wel bang gemaakt met een strenge God die meteen met straffen klaar stond als je gezondigd had en je had zo een zonde op je geweten. Nu hoor je oudere mensen vaak zeggen: ze hebben ons vroeger maar wat wijs gemaakt.
Dat soort bangmakerij kan nooit de bedoeling zijn geweest. Een bepaald goed gedrag afdwingen met een stevige stok achter de deur, dat werkt niet, niet bij kinderen en ook niet bij volwassenen.
In het evangelie zei Jezus tegen zijn bange leerlingen: hoe is het mogelijk dat je nog geen geloof bezit. Maar wie in het verleden het geloof bezat zoals dat vaak gepreekt en beleefd werd, die werd alleen maar banger in het leven.
In deze context kun je de vraag stellen: Helpt gelovig zijn dan helemaal niet tegen angsten die ons kunnen treffen?
Ik denk dat je moet zeggen: ook gelovige mensen kunnen heel bang zijn. Er kunnen altijd dingen gebeuren die je angst aanjagen, en dat overkomt ook gelovige mensen.
En toch is er verschil, toch helpt gelovig zijn en wel op twee manieren. Echt gelovige mensen hebben meestal een soort innerlijke rust, en als ze dan door elkaar geschud worden, als het gaat stormen in hun leven, dan kunnen ze wel bang ervan worden maar iets van die innerlijke rust blijft en voorkomt dat ze helemaal in paniek raken. En ook al vragen zij zich af: waarom moet mij dit overkomen, ze bewaren toch een stuk vertrouwen in God, de hoop dat het toch ergens goed zal komen.
Maar er is nog iets. Echt gelovige mensen beseffen het belang van onderlinge verbondenheid, van elkaar vasthouden in moeilijke tijden. Als het in een leven gaat stormen, als er dingen gebeuren die je bang maken, dan is het zo belangrijk dat je kunt leunen op mensen om je heen. Als je alleen in het donker zit, is dat heel beangstigend, zit je met twee of drie bij elkaar dan is het totaal anders. En Gods helpende hand wordt meestal zichtbaar in de helpende handen van mensen die hulp bieden. Dat hoort ook bij gelovig zijn.
Hoe God helpt wordt heel mooi geïllustreerd in een verhaaltje dat u misschien wel kent. Er was een grote overstroming, het water kwam al hoger en hoger. Een heel vrome man zei: ik ben niet bang, ik vertrouw op God. Toen het water een paar meter hoog stond, kwam er een roeibootje, Stap maar in, dan brengen we je naar een veiliger plek. Nee, riep de man boven uit het raam, is niet nodig, ik vertrouw op God. En uur later zat de man in de dakgoot en weer kwam er een boot langs. Stap maar gauw in. Nee, dat is niet nodig, ik vertrouw op God. Een tijd later zat hij op de nok van het dak en een helikopter langs kwam om hem op te pikken. Niet nodig, God zal me redden. De man verdronk, zoals u al vermoedde, en hij komt bij God en beklaagt zich: In groot geloof heb ik op U vertrouwd, maar U bent me niet komen redden. Waarom toch. Maar God zei: mijn beste man, nu moet je eens goed luisteren. Ik heb twee boten gestuurd en nog een helikopter, en je wilde er geen gebruik van maken, dan weet ik het ook niet meer.
Gelovig zijn heeft te maken met God, maar ook met de mensen om je heen. En als je dat geloof hebt, dan helpt dat een heel stuk in angstige situaties.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Twaalfde zondag door het jaar 2009

Je hebt mensen die heel rustig door het leven heen glijden, zonder veel negatieve of pijnlijke ervaringen. Je hebt ook mensen die heel verdrietige dingen meemaken, ook mensen die net als de man Job uit de eerste lezing de ene jobstijding na de andere krijgen en zich afvragen: waarom moet mij dit overkomen? Het kan de mededeling zijn dat je ongeneeslijk ziek bent, of dat een dierbare, je partner of je kind, ongeneeslijk ziek is. Het kan de dood van een goede vriend zijn, of een andere verdrietig gebeuren, een hevige teleurstelling of tegenvaller.
Als zoiets je overkomt, is het opeens gedaan zijn met je innerlijke rust, dan kun je het gevoel hebben dat je in een enorm gat valt. Dan kun je je heel ontredderd voelen en bang zijn, heel bang zelfs. Dan kan het gebeuren dat je je angstig afvraagt of je het wel aan kunt, hoe je toch verder moet in je leven.
Nu is elke mens wel eens bang, dat is helemaal geen schande. Iemand die nooit bang is, leeft niet echt. Maar angst en angst is twee. Je kunt bang zijn voor onweer, of bang zijn voor honden, of bang dat er bij je ingebroken wordt. Dat is natuurlijk heel vervelend maar niet meteen levensbedreigend. Maar angst kan ook heel diep gaan, het kan heel je leven overhoop halen, zodat je echt het gevoel hebt dat je verzuipt op een woeste wilde zee.
Jezus' leerlingen waren ook doodsbang toen ze met hun bootje in een heftige storm terecht kwamen. Ze dachten: dit overleven we niet. "Heer, raakt het u niet dat we vergaan." Zoiets kunnen ontredderde en bange mensen nu ook zeggen: God, zit je te slapen, zie je niet dat ik hieraan kapot ga, of kan het jou niets schelen wat mij overkomt. Daar lijkt het heel vaak wel een beetje op.
Stiekem hopen we toch vaak op een wondertje. Dat we 's morgens wakker worden en merken dat het een boze droom was, dat de zee weer glad is en de zon weer schijnt. Jezus' leerlingen kwamen er toen gemakkelijk van af, maar dat overkomt de meesten van ons niet. De meesten moeten door een heel diep dal voordat de storm in hun leven een beetje gaat liggen.
U kent wellicht de wapenspreuk van de provincie Zeeland: Luctor et emergo: ik worstel en kom boven. Voor Zeeland in zijn strijd tegen zee en storm een heel toepasselijke spreuk. Als het echt stormt in je leven, als je kopje onder dreigt te gaan, dan gebeurt er meestal geen wonder waardoor de rust terugkeert, dan vraagt het een hele worsteling om er weer boven op te komen, een hele strijd, met jezelf, met het verdriet dat je overkomen is, met je angst die je dreigt te verlammen.
Er zijn altijd wel mensen die goed bedoeld zeggen: wees maar niet bang, het komt best weer goed. Maar als je in de boot zit in woelig vaarwater dan ervaar je dat als een enorme dooddoener. Net als iemand die intens verdrietig is en dan te horen krijgt: je moet niet huilen, je moet je groot houden. Maar, mag huilen alsjeblieft. Als daar geen ruimte voor is, dan wordt het verdriet en de ontreddering alleen maar groter. Verdriet en angst zijn heel menselijke gevoelens die je niet zomaar even van je afschudden kunt zeker niet omdat anderen er geen raad mee weten.
Tegelijk zie je ook veel mensen die in een storm terecht gekomen zijn en die toch een stuk innerlijke rust weten te bewaren, die ondanks hun angst de moed niet verliezen en doorgaan, die de kracht hebben om te worstelen en er zo weer bovenop te komen. Naast zwakheid die je vaak een grote innerlijke kracht waar je alleen maar bewondering voor kunt hebben.
Maar om te kunnen worstelen om er weer bovenop te komen, heb je mensen om je heen nodig, mensen die je niet loslaten als het gaat stormen in je leven, mensen die je ondersteunen en zo goed mogelijk bijstaan. En een gelovige mens zal ook kracht putten uit zijn geloof, uit zijn verbondenheid met God, niet in de verwachting van een wonder dat opeens de rust terug brengt maar wel als een bron van stille kracht waardoor je de worsteling aan kunt en er zo weer bovenop komt.

Gebeden en teksten bij deze zondag