Lezingen: Handelingen der Apostelen 10, 25-29. 34-35. 44-48 ; Johannes 15, 9-17

Zesde Zondag van de paastijd 1997

Wij horen bij de Rooms-Katholieke kerk, maar ik denk dat de meesten van ons niet weten wat dat eigenlijk betekent: rooms-katholiek. Het griekse woord katholikos betekent: algemeen. En hier betreft het de algemene, wereldomvattende, kerk van Christus en wel de roomse/romeinse tak ervan.
In de eerste eeuwen van het christendom kende men vijf grote takken van de algemene kerk. Die van Constantinopel was er een van, nu spreken we daar van de Grieks-orthodoxe kerk. De tak van Rome was een ander, en deze tak heeft zich het meest uitgebreid over West-Europa en over heel de wereld. Daarom spreken we nog steeds van de Rooms-Katholieke Kerk.
Nu heeft deze tak van de algemene kerk altijd de neiging gehad om haar inzichten, haar regels en wetten op te leggen aan alle katholieken. En ook nu moet je zeggen dat de officiële kerk weinig ruimte geeft aan andersdenkenden.
Nu is dat niets nieuws. Datzelfde probleem heeft zich ook afgespeeld in de begintijd van de kerk. De allereerste christenen waren allemaal joden en ze meenden dat iedereen die zich bij hen aansloot jood moest zijn of jood moest worden en zich dus aan alle joodse regels en wetten moest onderwerpen. In hun beleving was er geen ruimte voor andersdenkenden.
De eerste lezing van vandaag vertelde hoe Petrus een heiden doopt, zonder te eisen dat hij eerst jood werd. Petrus onderkende de werking van de geest en gaf ruimte aan die heiden. Paulus is later de grote apostel onder de heidenen geworden. Maar er bestond grote weerstand tegen onder de leiders in Jerusalem. Het werd zelfs een hele ruzie. Er was een sterke stroming die toch vond dat de heidenen jood moesten worden.
Bij het eerste concilie werd uitgemaakt dat de kerk van Christus katholiek, algemeen moest zijn en dus open voor iedereen ongeacht zijn afkomst en cultuur.
De kerk van Christus is wereldwijd, staat open voor alle mensen, niemand uitgezonderd. Die stelling heeft natuurlijk nogal wat konsekwenties: als alle mensen welkom zijn in de algemene kerk, dan moeten ze ook welkom zijn met hun eigen gewoonten en tradities, met hun cultuur en volksaard.
Mensen moeten op hun eigen manier hun geloof kunnen beleven en vieren. En heel de geschiedenis door heeft hier een knelpunt gelegen. Kerkleiders hebben er altijd moeite mee gehad om echt katholiek, algemeen te zijn, om ruimte te maken voor andersdenkenden. Altijd was er de neiging om wetten en regels en zienswijzen aan iedereen op te leggen, zonder ruimte voor eigenheid, voor een eigen invulling. En laten we wel bedenken: zij deden dat om het welzijn en het recht in de leer zijn van de kerk te behartigen en te bewaren.
In het evangelie van vandaag ging het over de liefde, niet zomaar wat liefde maar die liefde, die ons bindt aan de persoon van Jezus en aan elkaar. Die liefde is de ziel van de algemene kerk van Christus, als die liefde wegvalt dan is de kerk dood. Liefde, in welke vorm van gemeenschap en verbondenheid ook, kun je op vele manieren invullen maar altijd heeft het te doen met ruimte maken voor een ander, of anderen, om een houding van welwillendheid naar anderen toe, vaak ook in de vorm van verdraagzaamheid.
En in elke gemeenschap kun je een spanningsveld zien tussen een structuur, organisatie, met regels en wetten die onontbeerlijk zijn en die houding van liefdevolle verbondenheid en openheid. Dat geldt voor een burgelijke gemeenschap, dat geldt nog veel meer voor de kerkgemeenschap. In naam van de wet kunnen mensen soms heel liefdeloos zijn, en dan klopt er iets niet.
Nu is het heel gemakkelijk om een vingertje omhoog te steken naar de kerkleiders en tegen hun te zeggen: jullie zijn niet katholiek genoeg, niet algemeen genoeg, jullie geven te weinig ruimte voor verbondenheid in liefde. We moeten ook onszelf durven bevragen: ben ik katholiek genoeg: sta ik open voor mensen met andere iedeeën, binnen of buiten de kerk? Ben ik verdraagzaam genoeg om niet mijn regels en normen zonder meer aan anderen op te leggen? Ben ik ruimdenkend genoeg om anderen te accepteren in hun anders zijn?
Is mijn christen zijn, mijn katholiek zijn een overtuiging, iets waar ik regelmatig over nadenk, iets dat meer is dan regels en wetten die ik vroeger misschien heb meegekregen, iets dat gedragen wordt door de liefde voor Jezus en voor de medemens? M.a.w. ben ik echt een katholiek?

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2003

Een paar jaar geleden trouwden een protestantse prins en een katholiek meisje en bij de oecumenische viering ging een oudere prinses te communie. Dat gebeurde voor het oog van de camera's en het werd een hele heisa. Dat mocht toch niet, dat een protestant te communie ging. Dat is inderdaad officieel de regel, juist zoals een katholiek niet mag deelnemen aan een protestantse avondmaalviering.
Gelukkig gebeurt het in de praktijk wel, en zelfs heel vaak, want eigenlijk schaam ik me voor die hokjesgeest die in de officiële regels vervat ligt. Het is ergens gewoon liefdeloos. Vroeger was dat dikwijls nog veel erger.
In het katholieke zuiden mochten katholieke kinderen soms niet spelen met protestantse kinderen, alsof ze besmettelijk waren. Achteraf kun je je alleen maar schamen voor die hokjesgeest, met alle liefdeloosheid die dat vaak met zich meebracht. Toch is het iets dat je heel de geschiedenis door tegenkomt.
De eerste lezing van vandaag vertelt ons van de joodse samenleving van 2000 jaar geleden. De joden zagen zich als het uitverkoren volk van God. Ze mochten geen omgang hebben met heidenen en zeker niet in hun huizen komen, anders werden ze onrein. Dat Petrus dat wel deed is heel opvallend, heel gedurfd ook.
Het is des te opmerkelijker omdat uit de brieven van Paulus blijkt dat Petrus en Paulus later knallende ruzie hebben gehad over de vraag of heidenen wel christenen konden worden zonder eerste joden te worden. Dat is in die beginjaren een grote strijdvraag geweest in de jonge Kerk. Veel joodse christenen vonden dat die heidenen er niet bij hoorden, tenzij zij eerst jood werden. En de heidenen hebben zich daar fel tegen verzet. Ook toen heerste er een soort hokjesgeest die gelukkig al heel gauw doorbroken werd.
Maar in allerlei vormen en gradaties kom je dat nog steeds tegen, ook in de Kerk van vandaag, ook in onze eigen samenleving. Te vaak is het, al dan niet uitgesproken: jij hoort er niet bij, jij mag niet meedoen. Te vaak worden mensen afgewezen om hun anders zijn, hun anders denken. Te vaak voelen mensen zich bedreigd door anderen. Te vaak zoekt men ook geen toenadering met anderen, doet men ook geen poging om anderen te begrijpen.
De hokjesgeest die er nog bestaat tussen de verschillende christelijke kerken is heel beschamend. Want ondanks accentverschillen die er zijn, volgen we allemaal dezelfde Jezus, en die benadrukt op allerlei manieren het grote gebod van de liefde. En toch zijn die kerken en zijn gelovige christenen vaak zo liefdeloos naar elkaar toe.
Als de kerkleiding alleen maar kijkt naar de bestaande regels en officiële formuleringen, als ze meent daar in alle omstandigheden aan vast te moeten houden, dan beantwoorden we niet aan de boodschap van het evangelie.
Dat geldt ook voor verhoudingen in de samenleving, waarin minderheden vaak een negatief stempel opgedrukt krijgen Alle Moslims zijn verdacht, alle Marokkaanse jongeren zijn crimineel, alle woonwagenbewoners telen wiet.
Maar het feit dat er onder de Moslims enkele fundamentalisten rondlopen, mag geen reden zijn om hen allemaal erop aan te kijken. Het feit dat er Marokkaanse jongeren ontspoord zijn, mag geen reden zijn om ze allemaal in dezelfde hoek te zetten. Het feit dat in sommige woonwagenkampen wiet geteeld wordt, mag geen reden zijn om alle woonwagenbewoners erop aan te kijken.
Vaak wordt er naar minderheden gekeken en gezegd: ze willen niet integreren in onze samenleving. Maar zou het niet vaak zo zijn dat ze niet kunnen integreren omdat wij hen onvoldoende ruimte geven zichzelf te zijn, omdat wij te veel eisen dat ze onze leefgewoonten overnemen. Maar is dat ook geen soort hokjesgeest? Het kan is elk geval heel liefdeloos zijn.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2006

Nederland schrikt van eigen starheid, zo luidde een krantenkop de afgelopen week naar aanleiding van het debat over Hirsi Ali en Rita Verdonk. Regel is regel is ondertussen een gevleugelde uitspraak in de politiek en minister Verdonk hanteert de regels met ijzeren hand.
Een geleerde zei: een ongezonde hang naar precieze uitvoering van regels heeft zich van Nederland meester gemaakt. En hij voegde eraan toe: het strikt volgen van de letter van de wet maakt ons eigenlijk niet beter dan de moslimfundamentalisten die zich beroepen op teksten van de koran. Dat is wel een heel scherpe uitspraak, waar niet iedereen het mee eens zal zijn, maar het is wel iets om eens over na te denken.
Regel is regel, dat is natuurlijk wel zo maar zoals iemand zei: je mag in alle omstandigheden van de politici verwachten dat zij de wet, de regels, met verstand toepassen. Bovendien, zo constateert een ander, we hanteren in ons land een dubbele moraal: de strikte toepassing van de wet geldt alleen voor illegalen en vreemdelingen, maar we zijn trots op ons gedoog beleid in andere zaken.
Regel is regel, dat is nodig, anders wordt het een chaos in de samenleving. Maar regels zijn star en een samenleving is altijd in beweging. En als regels verstarren, kan het welzijn van mensen tekort gedaan worden.
In dezelfde krant stond nog een voorbeeld van verstarring. Een echtpaar wilde hun gehandicapte zoontje een aangepaste fiets geven. Dat vroegen ze aan bij de gemeente, die heeft namelijk een potje voor gehandicapten, dat is bij wet geregeld. Dat zou op zich geen probleem zijn maar er zat wel een addertje onder het gras: die fiets krijg je alleen als je hem ergens binnen kunt stallen.
Bij controle door een ambtenaar bleken de deuren te smal te zijn en dus ging die aangepaste fiets niet door. Maar het echtpaar had al plannen om te verhuizen, en weer kwam er een ambtenaar kijken naar de nieuwe behuizing, maar sorry, de fiets paste niet in de berging. Dus ging het niet door. Toen werd het idee geopperd om voor de fiets een klein schuurtje in de voortuin te bouwen, maar daar moest wel vergunning voor aangevraagd worden, en u raadt het al: die werd afgewezen want een schuurtje paste niet in het bestemmingsplan. Ja, regel is regel, maar je wordt wel een beetje beroerd van die starheid.
Alle regels, alle geboden en verboden hebben een doel, ze zijn natuurlijk niet voor niets bedacht. Ze zijn niet uitgevonden om mensen te pesten. Maar het doel van elke wet moet altijd zijn: het welzijn van de burger, en het goed functioneren van een samenleving.
Nu kun je je afvragen of we in Nederland niet wat teveel willen regelen, wat teveel in regels vastgelegd willen hebben. Feit is dat door al die regels en regeltjes soms het welzijn van mensen in de knel komt. Dat was ook de klacht van Jezus tegen de joodse samenleving van zijn tijd, Hij kwam steeds weer in conflict met de joodse overheid omdat ze zo fanatiek allerlei regels en regeltjes wilden handhaven. Jezus stelt daar tegenover het grote gebod van de liefde, dat is in zijn ogen regel nummer één.
Ook in het evangelie van vandaag hoorden we weer: je moet elkaar liefhebben. Ik zou dat op dit moment willen vertalen met: je moet het goede willen voor ieder ander, je moet welwillend staan jegens anderen, je moet op zijn minst verdraagzaam zijn jegens anderen, je moet je hart laten spreken, en verder kijken dan de letter van de wet. Dat moet de allereerste regel zijn in elke samenleving.
Alle andere regels zijn dode letters, die verstarring in de hand werken als ze in alle omstandigheden strikt en letterlijk uitgevoerd worden, die in sommige omstandigheden heel liefdeloos kunnen zijn. En een verstarde samenleving wordt in feite onleefbaar. Die verstarring komt niet alleen voor in de burgerlijke maatschappij, ook in godsdiensten en kerken zie je soms hetzelfde probleem.
De eerste lezing van vandaag is daar een voorbeeld van: Met zijn bezoek aan Cornelius overtrad Petrus een strenge joodse regel: joden mogen niet de huizen van heidenen binnen gaan. Petrus wordt er later ook op aangesproken. Maar Petrus, die toch als behoorlijk conservatief te boek staat, liet hier zijn hart spreken. Het welzijn van Cornelius en zijn familie vond hij belangrijker dan de joodse regel. Maar dat lag toen best heel moeilijk in de jonge kerk. En ook in de kerk van nu doen zich soortgelijke situaties voor door de overdaad aan regels en regeltjes die zij meent te moeten handhaven.
Als Jezus vandaag zou terugkomen, zou hij zich daar weer aan ergeren. Regel is regel, natuurlijk, en uitzonderingen maken is best een delicate zaak maar gebruik wel in alle omstandigheden je gezonde verstand, en vooral: laat altijd je hart spreken, dat is de boodschap van het evangelie.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2009

Ik las de afgelopen week een bericht over de protestantse kerk van Nederland. "Terwijl in onze samenleving de belangstelling voor religie en spiritualiteit constant is of zelfs groeit, voorzien kerken als de Protestantse Kerk niet in de specifieke behoefte van veel Nederlanders aan spiritualiteit. Het is de vraag of dit komt doordat de kerk er onvoldoende in slaagt de taal van de zoekers te spreken en niet uitzendt op hun golflengte?" Dat geldt voor de Protestantse kerk maar evenzeer voor de katholieke kerk.
En in een artikel van Belgische humanisten werd gesteld dat er een levensgrote kloof gaapt tussen de leiding van de kerk en haar basis. De leiding hamert steeds weer op zaken die aan de basis niet of niet meer leven en dus voelen steeds minder mensen zich aangesproken door uitspraken door de leiding gedaan. Nu is dat een probleem bijna zo oud als de kerk.
Dat het ook anders kan, vertelt ons de eerste lezing. De eerste christenen waren joden en ze zagen het christendom als een stroming binnen het Jodendom. Dat gaf de nodige problemen toen ook heidenen Jezus' boodschap aannamen. Joden mochten immers geen omgang hebben met heidenen.
Dat was in eerste instantie ook de houding van Petrus, maar hij was bereid om van dat standpunt af te stappen en toch naar de heidenen te gaan, in dit geval in de persoon van Cornelius. En hij zegt daarbij: nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen. Het gaat om verbondenheid op voet van gelijkheid, of het nu joden of heidenen zijn, katholieken of protestanten, conservatieven of vooruitstrevenden.
Helaas blijkt dit in de praktijk voor de leiding der kerken vaak een brug te ver, en worden mensen die afwijken van de officiële weg al gauw op het matje geroepen. Dat overkwam Petrus toentertijd ook: ook hij werd er door zijn collega-apostelen erop aangesproken dat hij bij heidenen in huis was geweest en met hen gegeten had.
Maar Petrus antwoordde met de woorden die ook in de tekst van vandaag staan: Wie kan nog weigeren deze mensen te dopen, nu zij net als wij de heilige Geest hebben ontvangen. Petrus en zijn collega's onderkenden dat de geest van Jezus ook werkzaam was in gelovigen uit het heidendom, en dat zij dus moesten afstappen van hun eerdere standpunten en ook deze gelovigen hun eigen ruimte moesten geven.
Dat was toen best een heel ingrijpende beslissing. In de praktijk heeft het toen nog jaren gerommeld tussen zeg maar conservatieve christenen uit het jodendom die dat heidense gedoe maar niets vonden, en vooruitstrevende christenen zoals bijvoorbeeld Paulus, die een groot ijveraar was voor de gelovigen uit het heidendom. Die tegenstelling is blijkbaar iets van alle tijden.
De vraag is: waar vind je de Kerk van Jezus. Petrus wist het antwoord: Daar waar de geest van Jezus werkzaam is, en waar de geest waait is beweging, zijn mensen in beweging in de geest van Jezus. Nu pretendeert de kerkleiding een beetje dat zij degenen zijn die de heilige geest in hun broekzak hebben en dat de basis dus te luisteren heeft naar wat de leiding zegt.
En jammer genoeg heeft die leiding te weinig oog voor het waaien van de geest in al die mensen aan de basis, gewone mensen, meestal niet theologisch geschoold, maar wel geïnspireerd door Jezus' boodschap.
Jammer genoeg roept de kerkleiding te vaak: dit mag niet en dat mag niet, je moet onze regels volgen anders hoor je er niet echt bij.
Jammer genoeg spreekt de kerkleiding vaak een taal die heel veel gelovigen aan de basis niet of niet meer verstaan. Daarom voelen zij zich niet geïnspireerd door de leiders en gaan ze meer en meer hun eigen weg. En zo zie je in onze tijd wel belangstelling voor spiritualiteit, maar worden steeds meer mensen onkerkelijk, juist omdat ze de taal van de kerk niet meer verstaan. Of wellicht moet je het andersom zeggen: de kerk verstaat hun taal niet meer en is van hen weg gegroeid.
Daarom is het des te belangrijker dat wij als plaatselijke geloofsgemeenschap elkaar weten te inspireren om de idealen van Jezus waar te maken, met elkaar en voor elkaar, dat hier de Geest van Jezus ruimte krijgt om te waaien. De kerk van Jezus leeft daar waar mensen in beweging zijn in zijn Geest. Mogen wij hier ter plekke die kerk van Jezus zijn.

Gebeden en teksten bij deze zondag