Lezingen: Deuteronomium 5, 12-15: Marcus 2, 23-28

Negende zondag door het jaar

Voor de joden was de sabbat een rustdag, een zeer ernstige dag en beslist geen feestdag, ze was omgeven met allerlei strenge regels. Dat klinkt de oudere generatie vast bekend in de oren: zo was vroeger bij ons ook de zondag. Er waren toen twee hele grote regels: je mocht niet werken en je moest naar de kerk. Je mocht wel wat borduren maar breien mocht niet. En twee of zelfs drie keer op de zondag naar de kerk moeten was heel gewoon.
Tegenwoordig ligt dat wel even anders. Op zondag mag alles: uitslapen, sporten, werken, boodschappen doen, noem maar op. Nou, vroeger was het niet goed en nu ook niet. Tegelijk moet je zeggen: vroeger waren er goede dingen en nu ook. Het was in het verleden goed dat er een wekelijkse rustdag was, want de rest van de week moest er keihard gewerkt worden. Het menselijk lichaam heeft nu en dan rust nodig om weer bij te komen. En het naar de kerk gaan was ook best goed, want ook de geest heeft momenten van rust nodig. Ofschoon, je kunt bij een aantal kerkgangers (van toen) wel wat vraagtekens zetten: wat er gebeurde achter in de kerk had vaak niets met de viering te maken, maar voor het oog van de mensen en de rust van hun eigen geweten waren ze naar de kerk geweest. Wat toen niet goed was, was het overdreven strenge van de zondagsplicht, alsof naar de kerk gaan belangrijker was dan alle andere dingen. En wie niet geweest was, had meteen een zonde op zijn geweten.
In de hongerwinter van 1944 gebeurde het volgende voorval: in den Haag gingen de katholieken braaf naar de kerk. Vlak bij de kerk stond een kind te bedelen om wat eten, het had honger, maar alle kerkgangers liepen hem haastig voorbij, want ze moesten naar de kerk en hadden dus geen tijd voor hem. Maar onder die kerkgangers was één man die wel medelijden kreeg. Hij zei tegen het kind: kom maar mee, dan krijg je een boterham. Hij nam de jongen mee naar huis en gaf hem te eten, maar toen was het te laat om nog naar de kerk te gaan.
De week erop ging hij wel eerst biechten dat hij de zondag tevoren niet naar de kerk geweest was. Als Jezus toen geleefd zou hebben, zou hij waarschijnlijk de vraag gesteld hebben: wie heeft er eigenlijk gezondigd, die man die zijn hart liet spreken, of die kerkgangers die de zondagsplicht belangrijker achten dan het grote gebod van de liefde?
Vroeger mankeerde het nodige aan de beleving van de zondag, maar vandaag aan de dag minstens evenzeer. We zijn doorgeslagen naar de andere kant. Velen hebben geen tijd meer voor rust en voor de kerk. Nou ja, geen tijd voor rust, dat is betrekkelijk: voor velen is de zondag uitslaapdag bij uitstek. Maar of dat als normaal patroon zo ideaal is, daar kun je vraagtekens bij zetten.
Tegelijk dwingt de 24-uurseconomie ons tot allerlei activiteiten, tot produceren en consumeren, tot reizen en trekken, waardoor we niet echt tot rust kunnen komen, niet lichamelijk en nog minder geestelijk. En toch hebben we dat nodig, in deze jachtige maatschappij nog veel meer dan vroeger, toen het leven wel zwaar was maar lang niet zo gecompliceerd.
Maar tegenwoordig komt er zoveel op ons af en is de maatschappij en het leven soms zo ingewikkeld, dat meer dan ooit rustpunten moeten inbouwen om stil te staan bij onszelf: wie we zijn, wat belangrijk is en wat franje. en ook als we onszelf als christenen zien: om stil te staan bij Jezus boodschap, om het leven te bezien met zijn ogen, met zijn hart, om te vieren dat we samen zijn weg willen gaan, en al vierend kunnen we ook blij zijn, blij met de mensen die we mogen zijn, blij met alles dat we voor elkaar kunnen doen, blij met de zondag, blij met elke dag dat we mogen leven.

Voorbede en teksten bij deze zondag