Lezingen: Jesaja 55,6-12; Matteus 20,1-16a

Vijfentwintigste zondag door het jaar 1999

Vrede in onze wereld. Die kan alleen werkelijkheid worden als er overal sociale rechtvaardigheid komt, d.w.z. dat de goederen van deze wereld eerlijk verdeeld worden zodat iedereen de kans krijgt op een menswaardige manier in zijn levensonderhoud te voorzien. D.w.z. dat ieders werken naar redelijkheid beloond wordt, en die redelijkheid vraagt o.a.: gelijke lonen bij gelijke prestaties.
Een stuk sociale rechtvaardigheid is in onze streken wettelijk geregeld en dat is een groot goed. Toch zal een totale sociale rechtvaardigheid pas echt werkelijkheid worden als zij niet verplicht opgelegd hoeft te worden maar als ze spontaan voortkomt uit echte sociale bewogenheid.
Sociale bewogenheid gaat heel wat verder dan sociale rechtvaardigheid. Het laatste is een soort minimum, het eerste een ideaal. Sociale bewogenheid vraagt dat iedereen, spontaan en van harte, vervuld is van echte zorg voor het welzijn van de ander.
Als het gaat om sociale rechtvaardigheid, dan kun je echt niet uit de voeten met het evangelie van vandaag: het gaat immers regelrecht in tegen het beginsel: gelijke lonen bij gelijke prestaties. Het geeft dan ook geen aanbevelingen voor C.A.O.-onderhandelingen. Waar het hier wel om gaat is die sociale bewogenheid: die houding die steeds het welzijn van de ander voor ogen heeft, niet afgemeten naar zijn prestaties maar veeleer naar wat hij nodig heeft. Het gaat om een mentaliteit waarin we voor elkaar zo goed als God zijn.
Bent u soms kwaad omdat ik goed ben, die vraag hoorden we in het evangelie, een vraag van de landeigenaar aan de werkers van het eerste uur die verontwaardigd waren omdat die anderen, die werkers van het elfde uur evenveel kregen als zij.
Jezus wil duidelijk maken dat God andere maatstaven hanteert dan wij mensen. Voor ons geldt: voor wat hoort wat en dat naar evenredigheid. Tegenover werken moet een redelijk salaris staan, het goede dat gedaan wordt, moet naar redelijkheid beloond worden en ook het kwaad moet naar evenredigheid gestraft worden. Zo hoort het in een geordende samenleving.
Maar God kijkt niet naar de zichtbare resultaten. Voor hem is het niet doorslaggevend of je de hele dag gewerkt hebt of maar een halve. Of een mens meer of minder werkt, meer of minder goed doet, en ook of hij meer of minder kwaad doet, dat is van heel veel factoren afhankelijk, vaak factoren die een mens zelf niet in de hand heeft. Maar God wil aan alle mensen zijn goedheid en barmhartigheid geven, zijn zegen en zijn vergeving, zonder daarbij de meetlat te gebruiken, zonder alles op een weegschaal te leggen.
Voor God geldt niet die regel: voor wat hoort wat. Bij Hem komt het welzijn van de mens het eerst. En die sociale bewogenheid vraagt hij ook van ons: d.w.z. dat we het goede willen voor iedereen, zonder de meetlat te gebruiken, dat we onbaatzuchtig kunnen zijn, zonder jaloers te worden, dat onze eerste vraag niet steeds is: wat verdien ik ermee, wat krijg ik ervoor terug, maar wel : wat kan ik doen om een ander te helpen, te troosten, wat vreugde te brengen.
Vakbondsleiders en werkgevers kunnen met deze opdracht uiteraard niet uit de weg: zij moeten zorgen voor dat minimum aan sociale rechtvaardigheid. Maar als mensen in de omgang met elkaar zich wat meer zouden laten leiden door die sociale bewogenheid: dan zou er heel wat meer vrede in onze wereld zijn, vrede in het groot en vrede in het klein.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfentwintigste zondag door het jaar 2002

Het gaat weer eens over het rijk der hemelen, in het evangelie van vandaag. Als we het woord hemel horen dan denken we gemakkelijk aan een toestand van gelukzalige en eeuwige rust, die we hopen te bereiken na ons leven van hier en nu. Maar als er in het evangelie sprake is van het rijk der hemelen dan gaat het niet over die hemel later, maar dan gaat het veel meer om een stukje hemel hier op aarde, om ware vrede en geluk voor ieder mens.
Maar dat hemelse komt niet zomaar uit de lucht vallen, je mag ervoor bidden maar je moet er bovenal samen aan werken. Want zolang we nog op deze aardbol rondlopen, moeten we ermee bezig zijn. Wie niets doet, leeft niet echt. Iedereen heeft de opdracht werkzaam te zijn in de wijngaard des Heren, jong en oud, gezond en ziek, rijk en arm, niemand uitgezonderd, ook de arbeidsongeschikten, de werklozen, de gepensioneerden. Om dat rijk der hemelen werkelijkheid te maken moeten er met en voor elkaar van alles gedaan worden. Het gaat om daden van dienstbaarheid, goedheid, liefde, en dat van de vroege morgen tot de late avond, in de brandende zon, in de ijzige kou , of in de storm en regen van onze vaak chaotische wereld.
Eén ding moeten we goed bedenken: in het rijk der hemelen kent men geen CAO en er bestaan geen ARBO-wetten. Daar is geen afspraak die een evenredige beloning naar werk regelt. Er bestaat geen 8-urige werkdag, er zijn geen vakantie, snipper- of ATV-dagen. Werken in dat rijk lijkt een hachelijke onderneming te zijn, je hebt geen enkele zekerheid, je bent ook nooit afgewerkt en je mag niet eens aan een beloning denken. Dit blijkt duidelijk uit het evangelie van vandaag.
In onze samenleving is alles, of in elk geval heel veel, voor sommigen veel te veel, wat met arbeid te maken heeft, vastgelegd in regels en afspraken, waarin ieders rechten en plichten beschreven staan, met vooral veel nadruk op de rechten van de arbeiders.
Maar in het rijk der hemelen heb je geen rechten, je kunt er ook niets verdienen je hier met werken je geld verdient. Vroeger werd er vaak gesproken over de hemel verdienen. Ook nu hoor je wel eens zeggen: als er een hemel is dan heeft die of die hem zeker verdiend. En als iemand getroffen wordt door narigheid in het leven, klinkt het vaak: dat heeft hij toch echt niet verdiend. En je hoort nogal eens de klacht: het is niet eerlijk verdeeld: de kwaaien hebben altijd alle geluk, ze moeten altijd de goeien hebben.
Onwillekeurig hebben we toch vaak het idee dat mensen die goed leven toch een beetje recht hebben op wat meer geluk in het leven, in dit aardse leven, maar zeker ook in dat leven na onze tijd op aarde. Het idee van voor wat hoort wat en loon naar werken, zit heel diep ingeworteld in ons denken. Maar God denkt niet op die manier.
Of ben je kwaad omdat ik goed ben, zegt de heer in het evangelie. Op zich kun je natuurlijk nooit kwaad zijn op het goede dat een ander doet, maar in de praktijk van het leven gaat het wel vaak in tegen alles wat we gewoon en gepast vinden en het is heel begrijpelijk dat dat dan weerstanden op roept, net als in het evangelie: het is toch te gek dat degenen die een uurtje gewerkt hebben precies evenveel krijgen dan degenen die de hele dag geploeterd hebben.
Ergens gaat dat in tegen alles wat we gewoon vinden, en vaak onbewust stellen we voor onszelf toch een soort CAO-regeling op, waarbij we die grenzeloze werkopdracht toch wat afbakenen en inperken: we willen niet overvraagd worden. Ik ben wel goed maar niet gek.
Gelukkig zijn er in onze samenleving heel veel mensen die hun hart meer laten spreken dan hun verstand. Dan denk ik aan de vele vrijwilligers in kerk en samenleving, sommige kunnen er heel veel tijd in steken, anderen wat minder, maar even waardevol Er zijn er natuurlijk ook die geen interesse hebben of geen tijd omdat voor hen geld verdienen belangrijker is dan wat voor anderen doen. Maar als we hopen op een wereld van vrede, een wereld waarin alle mensen leven als broeders en zusters, die in hechte saamhorigheid met elkaar voor elkaar zorgen, dan zal dat alleen werkelijkheid kunnen worden als we grenzeloos goed durven zijn, als we ons onbeperkt durven geven voor de idealen van het rijk der hemelen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfentwintigste zondag door het jaar 2005

Ik las deze week een interessant verhaaltje. Twee meisjes hadden allebei een konijn. De een was er dolgelukkig mee en de ander helemaal niet. Dat kan natuurlijk, zult u denken. Smaken verschillen. Maar het interessante zit in de reden waarom de een blij was met haar konijn en de ander niet. Het eerste meisje had een vriendinnetje dat alleen maar een goudvis had. Maar een goudvis kun je niet aaien en op schoot nemen. Daarom vond het meisje dat ze het met haar konijn veel beter getroffen had. Het tweede meisje had een vriendinnetje dat een pony had en daar ook regelmatig op mocht rijden. Maar op een konijn rondrijden is een beetje moeilijk en dus was zij heel jaloers op het vriendinnetje met haar pony.
Ik denk dat er nog talloze vergelijkbare voorbeelden te geven zijn. We doen, bewust of onbewust, heel veel aan vergelijkend warenonderzoek, waarbij niet de waarde als zodanig het criterium is maar wel wat je meer of minder hebt dan anderen of waar je recht op meent te hebben gezien je positie of je prestaties.
Het evangelie van vandaag zet dit denken op zijn kop. Iedereen krijgt een denarie, ongeacht de tijd dat hij gewerkt heeft. In die tijd was een denarie het loon waar een arbeider en zijn gezin een dag van konden leven. Jezus wil zijn toehoorder duidelijk maken dat God niet de prestaties en opbrengst meet maar wel wat een mens nodig heeft om zinvol te leven.
Met dit verhaaltje kun je natuurlijk niets bij CAO onderhandelingen. Het past op geen enkele manier in het zakelijke denken van werkgevers en werknemers. Dat was ook helemaal niet de bedoeling van Jezus. Hij wil wel duidelijk maken dat in de wereld van God andere regels gelden dan in onze maatschappij die beheerst wordt door het principe: voor wat hoort wat en loon naar werken. Zolang dat beperkt blijft tot arbeidsverhoudingen is dat prima maar we denken ook heel vaak in termen van verdienen, van recht hebben op, als het over andere menselijke verhoudingen gaat.
Het woord verdienen komt in alle toonaarden voor. Bij een uitvaart zei een familielid: als er een hemel is dan heeft hij die verdiend. Iemand die door ernstige ziekte werd overvallen zei: dit heb ik toch niet verdiend, ik heb altijd gezond geleefd, of ik heb altijd goed geleefd.. Vroeger werd "de hemel verdienen" gezien als een belangrijke opdracht. Door goede werken en het verkrijgen van aflaten meende men recht te krijgen op een plekje in de hemel.
Vroeger werd wel eens gediscussieerd over de vraag of het wel rechtvaardig was dat iemand die heel zijn leven de beest had uitgehangen en allerlei kwaad had gedaan maar zich op zijn sterfbed bekeerde in dezelfde hemel terecht kwam als iemand die altijd keurig volgens de regels geleefd had. Men vond dat toch eigenlijk niet eerlijk.
Maar, zo maakt Jezus ons duidelijk, God meet de mens niet naar zijn prestaties en opbrengst, Voor hem is de maatstaf: wat is goed voor deze mens. En dit betreft niet alleen het idee van de hemel verdienen, dat zal tegenwoordig ook niet meer zo'n grote rol spelen. Maar het betreft heel onze houding naar medemensen toe, naar waarden die ons leven zin en inhoud geven dat we niet altijd meer willen hebben dan anderen.
Vandaag is het begin van de vredesweek. Echte vrede zal alleen dan werkelijkheid worden, als we tevreden zijn met datgene wat genoeg is om van te leven: voldoende inkomen, voldoende huisvesting, voldoende aandacht en liefde. Veel onvrede in de wereld en in onszelf komt voort uit het feit dat we vaak meer willen dan we eigenlijk nodig hebben, dat we hetgeen we hebben vergelijken met wat anderen hebben en alleen tevreden zijn als dat van ons meer is dan dat van anderen.
Veel onvrede komt voort uit een ongelijke verdeling van de welvaart. De sterken willen altijd meer en de zwakken krijgen daarom steeds minder.
"Of ben je kwaad omdat ik goed ben," zei de landeigenaar tegen de arbeiders van het eerste uur die protesteerden. Vrede in de wereld, vrede in onszelf zal er alleen komen als we leren goed te zijn en ieder een zinvol leven te gunnen en waar mogelijk ook daadwerkelijk te geven als we leren niet altijd te denken in termen van verdienen en recht hebben op.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfentwintigste zondag door het jaar 2008

Het is weer Prinsjesdag geweest en natuurlijk wordt er van alle kanten geprotesteerd tegen de regeringsplannen, ook door de vakbonden. Maar ze zouden vast en zeker nog veel harder protesteren als hun het voorbeeld van het evangelie van vandaag voorgehouden zou worden.
Wat daarin staat is natuurlijk echt niet geschikt voor CAO-onderhandelingen. Het is ook echt niet geschikt voor managers en regeringsleiders. Maar dit verhaal is wel heel geschikt om eens na te denken over de zin van werken.
Veronderstel eens dat je geïnterviewd werd door iemand van de televisie. En de eerste vraag zou zijn: "Waarom werk je?" Misschien zou je antwoord zijn: "Ik werk om de kost te verdienen, voor mezelf en voor mijn gezin. Van de lucht kunnen we niet leven."
Misschien zou de volgende vraag zijn: "Werkt je vrouw ook?" En misschien zou je antwoord dan zijn: "Nee, mijn vrouw werkt niet." "Is zij dan ziek, dat ze niet kan werken?" "Nee, ze is zo gezond als een vis, ze is de hele dag in het huishouden bezig." "Oh, is dat dan geen werken?" "Natuurlijk is dat werken, maar ze verdient er geen geld mee." "Dus werken is alleen dan echt als je er geld mee verdient." Misschien zou je dan toch even met een mond vol tanden staan.
Veronderstel dat de interviewer je een voorstel zou doen: "Je krijgt van mij elke maand het salaris dat je nu met werken verdient, maar je hoeft er niets voor te doen. Je kunt lekker gaan luieren. Voorwaarde is wel dat je geen ander werk gaat doen." Wat zou je dan doen? Zou je dat een goed idee vinden, lekker luieren, lekker niksen, of zou je toch liever blijven werken, want almaar luieren verveelt ook heel gauw.
Ik denk dat de meesten dit een absurde discussie vinden. Ik verwacht dat de meesten vinden dat werken bij het leven hoort, en ongelukkig degenen die om wat voor reden ook niet kunnen werken. Voorwaarde is wel dat je plezier in je werk heb. Tegen je zin bepaald werk doen, omdat je geen ander werk kunt krijgen, of alleen omdat je met dat werk meer verdient en je dat geld nodig hebt om de hypotheek af te lossen, dat maakt echt niet gelukkig. Veronderstel je zou voor de keuze komen staan: aan de ene kant werk dat je heel plezierig vindt, vanwege het werk zelf, vanwege de sfeer op de werkvloer, werk dat wel redelijk betaald wordt maar waar je echt geen villa van kopen kunt, óf aan de andere kant werk dat op zich minder plezierig is maar veel en veel beter betaald wordt, zodat je echt in luxe kunt leven. Tegenwoordig is nogal wat te doen over die hoge lonen voor managers in het bedrijfsleven maar ook in de gezondheidszorg. Ze verdienen meer dan de minister-president van het land. Dat lijkt op zich best aantrekkelijk te zijn, maar zouden die hoge salarissen hen echt gelukkiger maken?
Veel geld verdienen schijnt voor de meesten de grote ambitie te zijn, maar soms heeft iemand toch de moed en de wijsheid om minder betaald werk te kiezen waar hij plezier aan beleeft, in plaats van de duur betaald maar onplezierig werk, maar de meesten kiezen voor een dikke portemonnee. Maar geld maakt niet gelukkig, ook denken velen dat wel. Natuurlijk hebben we geld nodig om van te leven, maar echt levensgeluk zit niet in rijkdom en bezit, vaak juist het tegendeel. Je hoort vaak van mensen die veel vrijwilligerswerk doen: dat ze daar veel meer plezier aan beleven dan aan hun betaalde baan.
In het evangelie gaat het natuurlijk niet over letterlijk werken en geld verdienen, maar wel over hetgeen we doen met elkaar en voor elkaar in de wijngaard des Heren, in het gewone leven. Daar gaat het vooral om zorg en aandacht hebben voor elkaar. En de een heeft meer tijd en gelegenheid om iets voor anderen te doen dan een ander, dat hindert niet, als je maar bereid bent mee te werken. En het is hier geen beloning naar prestatie, maar ieder die gewoon zijn best doet kan daar levensgeluk in vinden.
"Ben je soms kwaad omdat ik goed bent?" zegt de eigenaar in het evangelie. Als het gaat om levensgeluk voor jezelf en anderen, kun je niet redeneren als een vakbondsman of als de minister van financiën, want dan maak je jezelf al bij voorbaat ongelukkig. En een mens wordt het gelukkigst als hij anderen gelukkig maakt.

Gebeden en teksten bij deze zondag