Lezingen: Ezechiël 37,12-14; Johannes 11,1-7,17,20-27,33b-45

Vijfde zondag van de veertigdagentijd 1999

Bij het aanhoren van dit lange evangelieverhaal hebt u misschien gedacht: sla maar een stuk over, dat verhaal hebben we al zo vaak gehoord, vroeger werd het in elke begrafenismis voorgelezen.
Misschien hebt u gedacht: prachtig voor Lazarus en zijn zusters, maar schiet maar op, anders duurt de mis zo lang. Al die wonderverhalen in het evangelie vinden we best mooi, maar dan lopen we snel door, want wij kunnen er toch niets mee doen. De macht om wonderen te doen hebben we nu eenmaal niet. Toch is dat heel jammer, want zo ontgaan ons wel andere dingen die heel belangrijk zijn en waar we wel wat mee kunnen doen.
Laten we even stilstaan bij dit verhaal. Lazarus en zijn zusters waren duidelijk hele goede vrienden van Jezus. Als hij die huilende Maria ontmoet, dan schiet hij zelf vol. Hij was diep ontroerd. En toen hij bij het graf kwam begon hij te wenen, staat er.
En als je alleen maar naar het wonder kijkt dan zie je die diep menselijke gevoelens over het hoofd, maar daarin juist ligt de hele motivatie van zijn handelen. Jezus was diep begaan met het lijden en het verdriet van zijn medemensen en hij deed eraan wat hij kon, en juist daar ligt heel zijn verlossingsboodschap voor ons: wees begaan met het lijden en het verdriet van je medemensen en doe eraan wat je kunt, al is het nog maar zo'n klein beetje. Dat is het wezen van heel het gebod van de naastenliefde.
Lijden en verdriet, we zien er zoveel van, in de krant, op de televisie, dat we er gehard tegen raken. Zoals iemand zei: als je die narigheid op de t.v. ziet, zou ik wel kunnen huilen, maar in plaats daarvan ga ik naar de keuken om een lekker bakkie koffie te halen.
Lijden en verdriet, we komen het steeds weer tegen in onze eigen omgeving, in de vorm van dood, ziekte, pijn, tegenslagen. En we voelen ons dan zo verschrikkelijk machteloos. We zeggen: ik zou zo graag willen helpen, maar ik kan er toch niets aan doen. En daarom, en een beetje uit zelfbescherming, lopen we er maar in een grote boog omheen.
Huilen, meehuilen met anderen, dat is in onze tijd en cultuur: kinderachtig, je moet sterk en stoer zijn. Of er wordt gezegd: daar kan ik niet tegen, en dan wordt er snel doorgelopen. Gelukkig zijn er ook nog vele mensen die er wel tegen kunnen. Als christenmens kun je er niet onderuit: wees begaan met het lijden en het verdriet van je medemensen, en doe er wat aan, al is het nog zo'n klein beetje.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfde zondag van de veertigdagentijd 2002

Ik ben Joram, zo heet ik, maar ik was vaak Lazarus, ik was vaak stomdronken. Ik wist dat ik me dood dronk, maar ik was niet bij machte op te houden. Sinds de dood van mijn vrouw ging alles verkeerd. Ik kon de eenzaamheid niet aan en vluchtte naar het café. Van het een kwam het ander. Ik verwaarloosde mezelf. Mijn werk ging er onder lijden, vaak had ik dan al teveel op. Ik werd ontslagen en toen was mijn leven helemaal doelloos. Ik zat begraven in het graf van mijn machteloosheid. Ik was zelf a.h.w. de zware steen die mijn gevangenis afsloot.
Maar toen kwam Jezus en die zei: Lazarus kom naar buiten. En eigenlijk tot mijn eigen verbazing kwam ik naar buiten. Eenmaal uit mijn graf ben ik een nieuw leven begonnen. Zonder hem was me dat nooit gelukt.
Ik ben Rebecca, zo heet ik eigenlijk wel niet, maar mijn ware naam houd ik liever verborgen want ik schaam me heel erg voor mijn familie. Ik ben nu 21 jaar, maar vijf jaar lang heb ik op straat geleefd. Na de zoveelste ruzie thuis ben ik weggelopen. Ik voelde me thuis net een gevangene, ik moest van alles maar ik wilde vrij zijn, mijn eigen weg gaan. Mijn ouders bedoelde het vast goed, maar ik kon er niet meer tegen.
Toen ben ik naar Amsterdam gegaan. Wat ik daar allemaal gedaan heb, daar praat ik liever niet over. Daar schaam ik me voor. Wat ik voor vrijheid aangezien had, werd echter een andere gevangenis. Ik voelde soms als iemand die in een graf lag weg te rotten en niemand gaf iets om mij. Ik was al dood, zo leek het wel.
Toen kwam Jezus en die zei: Lazarus, kom naar buiten. En toen ben ik, heel angstig weliswaar, naar buiten gekomen. Ik ben weer gaan leven, ik heb weer leren leven, met wat ik meegemaakt heb, een illusie armer en een ervaring rijker.
Zo kan ik natuurlijk nog wel honderd Lazarussen van onze tijd beschrijven. Ze zijn er in alle soorten en maten: mensen die verloren gelopen zijn, mensen wier menswaardigheid en menselijkheid gestorven is, mensen, levend begraven in hun machteloosheid, onmachtig om de draad weer op te pakken.
En toen kwam Jezus en die zei: Lazarus, kom naar buiten, kom weer tot leven. Maar waar is die Jezus die mensen tot leven wekt. Die Jezus van nu kan ook iedereen zijn, ook u en ik kunnen die Jezus zijn. U en ik zouden die Jezus moeten zijn als we echt zijn volgelingen willen zijn. Je hoeft geen wonderen te doen, je moet alleen je hart laten spreken.
Meestal kijken we alleen naar het wonderbaarlijke in zo'n evangelieverhaal. Dan denk je: mooi voor Lazarus en zijn zusters toen, maar voor ons heeft het geen enkele betekenis. Maar we moeten ook naar de mens Jezus kijken: hoe hij tot tranen toe bewogen was met de dood van zijn vriend en met het verdriet van de zusters van Lazarus.
Medeleven, medelijden, daarmee wek je mensen tot nieuw leven. Dat geldt ook voor ieder van ons. En natuurlijk: iemand bij naam roepen en zeggen: kom weer tot jezelf, kom weer tot leven, dat is voor ons niet genoeg. We moeten binnengaan in het graf van de ander, in zijn of haar gevangenis, we moeten misschien praten als brugman om te overtuigen we moeten misschien aan hem of haar trekken en blijven trekken, we moeten ondersteunen en blijven ondersteunen en hem of haar helpen om weer zinvol te leven. Zo zullen wij Jezus moeten zijn voor de Lazarus van vandaag.
Misschien is dat teveel van onze krachten gevraagd, dat kan. Misschien zeggen we: hoor eens, ik wil wel helpen, maar dat is me teveel gevraagd. Dat kan best terecht zijn. Maar als wij ons geloof in die Jezus van Nazaret serieus nemen, dan moet eerlijk medeleven en medelijden ons ook uitdagen om de handen uit de mouwen te steken om iemand weer tot leven te wekken.
En gelukkig zijn er mensen, veel mensen, die als Jezus zijn voor mensen in hun omgeving, veel mensen die hun hart laten spreken. Hopelijk horen ook wij daarbij.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfde zondag van de veertigdagentijd 2005

Wat moet je nu met zo'n verhaal van Lazarus. Het is schitterend voor Lazarus en zijn zussen maar wat kunnen wij ermee in onze concrete levensomstandigheden? Als je het verhaal letterlijk neemt, kunnen we er inderdaad niets mee. Maar als we het in een wat breder verband zien, kunnen we er wel wat mee.
Wat gebeurt hier: Jezus geeft iemand het leven terug. In het verhaal van Lazarus gebeurt dat letterlijk, maar hij doet dat op nog veel andere manieren. Er wordt een paar keer verteld dat er een melaatse bij hem kwam, en melaatsheid is een heel akelige ziekte. zo iemand heeft geen leven meer, geen menswaardig leven tenminste. Maar Jezus gaf hem het leven terug door hem te genezen.
Er kwamen verlamde en blinde mensen naar hem toe en dat zijn ook mensen die ergens geen leven meer hebben, Hij gaf hun het leven terug door hen op de been te helpen door hun ogen te openen zodat ze weer konden zien.
Als hij zondaars en tollenaars ontmoette, mensen die verkeerd leefden, en in zekere zin niet het goede leven meer hadden, dan stootte hij ze niet af zoals in die tijd gewoon was, maar door zijn nabijheid en vergeving gaf hij hun het leven weer terug.
En in deze zin kunnen wij er wel wat mee. En zo is het een opdracht voor ons allemaal. Ook wij kunnen mensen, dichtbij of veraf, die op de een of andere manier geen leven meer hebben, toch het leven terug geven, weer zin in het leven geven. Ook wij komen wel eens mensen tegen die in de put zitten, mensen die iets heel ingrijpends hebben meegemaakt, iets wat heel hun leven op zijn kop gezet heeft, mensen die niet weten hoe ze verder moeten, lusteloos en moedeloos door wat ze hebben meegemaakt. En door hun nabij te zijn, door naar hen te luisteren, door regelmatig een praatje te maken, kunnen we ze helpen uit het donkere gat naar boven te kruipen en weer zin in het leven te krijgen.
In deze tijd hebben we altijd de vastenaktie en wordt ons gevraagd te kijken naar mensen elders in de wereld, mensen die soms geen leven meer hebben of een heel moeilijk bestaan. En onze materiele hulp kan voor velen precies het verschil maken tussen dood en leven, soms zelfs letterlijk maar meestal in figuurlijke zin: dat ze de kans krijgen te bouwen aan een zinvol bestaan.
In het verhaal van Lazarus staat nog een leerzaam detail. Opdat Jezus hem het leven kan terug geven moet wel eerst de steen voor het graf weggerold worden. En dat is niet zo eenvoudig. Er wordt gezegd: dat kan toch niet, hij riekt reeds.
Datzelfde geldt ook vaak voor ons: willen we iemand het leven teruggeven, op welke manier ook, dan moet eerst een steen worden weggerold, en dat is ook niet zo eenvoudig vooral omdat deze steen niet zozeer zit bij hen die geen leven meer hebben maar veel meer bij ons zelf. Dat wij geblokkeerd zijn om iets te doen, geblokkeerd door het gevoel van onmacht, geblokkeerd door de gedachte dat we wel zouden willen maar er echt geen tijd voor hebben, geblokkeerd door het idee dat officiële instanties maar moeten helpen, geblokkeerd door een zekere huiver wat anderen wel niet zullen zeggen, of die misschien denken: daar zit een luchtje aan. Maar alleen als we in staat zijn dat soort stenen weg te rollen zodat we onbevangen open kunnen staan voor anderen, alleen dan zullen we ook in staat zijn in bepaalde situaties mensen het leven terug te geven.
En gelukkig zie je dat heel concreet ook dikwijls gebeuren, zonder poespas, zonder grote woorden, maar gewoon recht uit het hart. Dat zijn mensen naar Jezus' hart.

Gebeden en teksten bij deze zondag
Vijfde zondag van de veertigdagentijd 2008

Dat was nog eens een lange evangelietekst, misschien wel het langste van heel het jaar. En je kunt je afvragen wat het nut is van dit lange verhaal, want je kunt er eigenlijk niets mee.
Dat Lazarus weer tot leven komt, is natuurlijk prachtig voor hem en voor zijn zussen, maar daar kunnen wij in onze situatie niets mee. Dat gepraat over de verrijzenis, de verrijzenis op de laatste dag, doet ons, denk ik, ook heel weinig, zo we er al iets van begrijpen. Wie in mij gelooft zal leven in eeuwigheid, zei Jezus. Een mooie gedachte voor een uitvaartmis, maar in ons leven van hier en nu kunnen we er niets mee.
Het mooiste van dit verhaal vind ik niet die opwekking van Lazarus, maar het feit dat Jezus daar stond te huilen. Hij begon te wenen, zegt het evangelie. Het klinkt misschien vreemd, maar dat vind ik het meest indrukwekkende, en de enige woorden in deze tekst die voor ons echt belangrijk zijn.
Een Jezus die wonderen doet, dat was prachtig, zeker voor de betrokkenen, maar het zet hem ook apart, gewone mensen kunnen dat niet. Maar een Jezus die staat te huilen is een mens als wij, een mens met gevoel, een mens die zijn gevoelens ook uit. Jezus is een mens die ontroerd kan worden, door wat hij ziet, hoort, meemaakt, een mens die echt medelijden kent met het verdriet van anderen. Dat hoort bij echt mens zijn, bij menselijkheid en medemenselijkheid. Mensen die nooit ontroerd zijn, die nooit een traantje laten, dat zijn geen echte mensen, die missen wezenlijke menselijke gevoelens.
En hier ligt precies een groot probleem in onze hedendaagse leefwereld. In onze moderne tijd lijken mensen steeds harder te worden, steeds minder gevoelig voor wat anderen overkomt. Op zich is dat natuurlijk niet zo vreemd: de televisie overlaadt ons elke dag met een hoop ellende, zodat we er een beetje immuun voor worden. Het is om te huilen, zeggen we wel eens, maar we laten geen traan. Het is heel ontroerend, zeggen we wel eens, maar we voelen niet echt wat. Ik heb medelijden met die mensen, zeggen we wel eens, maar ons leven gaat gewoon door.
Er wordt ook vaak verkondigd: in onze tijd heb je wat eelt op je ziel nodig anders heb je geen leven meer. Je gevoelens uiten wordt al te vaak gezien als een teken van zwakheid. Als het gaat om eigen verdriet, om welke reden dan ook, dan leven we in een cultuur waarin je emoties niet moet tonen. Je moet sterk zijn, wordt er dan gezegd, je moet je goed houden. Na een begrafenis hoor je wel eens: gelukkig kon ik me onder de viering goed houden, mijn tranen kwamen pas 's avonds toen ik alleen was.
Maar bij echt mens zijn hoort dat je kunt huilen, om je eigen verdriet of om het verdriet van anderen. Bij echt mens zijn hoort dat je ontroerd kunt worden, door mooie dingen die je tegen komt, maar ook door verdrietige dingen. Bij echt mens zijn hoort dat je medelijden kunt hebben, dat je een stukje mee-lijdt waar anderen pijn lijden, lichamelijk of geestelijk.
Jezus huilde, Hij was een echte mens. En het bleef niet bij huilen alleen. Medeleven, medelijden vraagt altijd om daden: doe er iets aan, aan het verdriet, aan het lijden van anderen. Jezus deed wat hij kon, voor Lazarus en zijn zusters. Natuurlijk wat hij kon, kunnen wij gewone stervelingen niet, maar anderen proberen te troosten in hun verdriet, kunnen we wel. Anderen helpen als we medelijden met hen hebben, dat kunnen we wel. Als het lot van anderen ons koud laat, dan zijn we niet echt mens.
In deze veertigdagentijd wordt onze aandacht gevraagd voor Bangladesh, een verschrikkelijk arm land, met veel mensen in uitzichtloze situaties. Dat kun je natuurlijk beschouwen als een ver-van-mijn-bed-show, je kunt natuurlijk zeggen: dat is allemaal heel erg voor die mensen, maar als het daar bij blijft, dan zijn we niet echt mens.
Nu zijn er natuurlijk veel situaties dat we bitter weinig of helemaal niets kunnen, dan kunnen we ons vreselijk machteloos voelen. Maar als we echt menselijk zijn, als we echt met anderen meeleven, meevoelen, dan vinden we ook heel vaak mogelijkheden om iets te doen, hoe klein en beperkt ook. Maar ook dat kan heel veel betekenen voor medemensen.

Gebeden en teksten bij deze zondag