Gebeden op het feest van de H. Familie

Openingsgebed:

God, wij mogen U onze Vader in de hemel noemen, wij zijn uw mensenkinderen, we zoeken en vinden, we weten en twijfelen, we geloven en wanhopen, we huilen en lachen, we vloeken en bidden. alleen of samen. Doe ons groeien in geloof, hoop en liefde. Keer ons naar elkaar en breng ons samen in uw gezin dat wij als broeders en zusters het leven delen. Geef dat we ons thuis voelen bij U en bij elkaar en zo elkaar tot vreugde zijn, vandaag en alle dagen. Amen.

Gebed over de gaven:

God, onze Vader, onze Moeder, U hebt ons uitgenodigd aan uw tafel om onze verbondenheid te vieren, met U en met elkaar. Jezus, ons een broeder, U een zoon, ging ons hierin voor toen hij zichzelf wegschonk tot in de dood. Mogen wij, gesterkt door deze gaven van brood en wijn, hem navolgen in zijn dienstbaarheid en zorgzaamheid jegens iedere medemens, vandaag en alle dagen. Amen

Slotgebed:

God, onze Vader , onze Moeder, wij zijn hier samen als uw gezin, vierend dat wij bij elkaar horen als broers en zussen, luisterend naar uw woord dat ons oproept om te komen tot grotere verbondenheid in liefde, biddend om uw geest van wijsheid en kracht om die opdracht samen met elkaar waar te maken. Help ons te lijken op Jezus, het kind van Bethelem , de profeet van Nazaret, uw gezicht in onze wereld, opdat wij in ons huis, in onze straat, in ons dorp juist als Hij een teken van liefde en barmhartigheid zijn. Amen

Voorbede:

    Wij bidden voor alle ouders,
    die een druk bezet en haastig leven leiden
    en daardoor hun kinderen niet de warmte en geborgenheid kunnen geven
    die ze nodig hebben om als kind gelukkig te zijn
    en op te groeien tot geestelijk gezonde volwassen.

    Wij bidden voor alle kinderen,
    die wel een overvloed aan speelgoed hebben
    maar veel tekort komen aan liefdevolle zorg en aandacht,
    die veel tijd voor de televisie of achter de computer doorbrengen
    en maar zelden kunnen spelen met hun ouders.

    Wij bidden voor alle gezinnen die geen hechte verbondenheid kennen,
    voor alle kinderen die verwaarloosd worden of zelfs misbruikt,
    voor alle ouders die vervreemd zijn geraakt van hun opgroeiende kinderen,
    en veel verdriet hebben omdat ze anders leven dan hun lief is.
    voor alle families die door ruzies geen echte band meer hebben.

    We bidden voor alle mensen die niet echt meetellen en in onze consumptiemaatschappij tussen het wal en het schip vallen,
    voor allen die moeten leven zonder eigen huis en haard,
    zonder de warmte van een gezin, zonder een dak boven hun hoofd.

    God, vader van alle mensen,
    Het is uw wil dat we allemaal samen een grote mensenfamilie zijn,
    nauw verbonden met elkaar door banden van liefde.
    Het is uw wil dat wij ook uw kinderen zijn, broers en zussen van uw gezondene,
    Jezus, kind van Betlehem, profeet van Nazaret, ons aller leidsman ten leven. Amen.

Teksten, gebeden, gedichten op het feest van de H. Familie.
Jezus zoon van de TORA
    Twaalf jaar oud was hij toen hij een stem vernam.
    'Ga, jij, de hoogte op die ik je wijzen zal'-
    dezelfde die ooit sprak tot Abraham.
    Hij is gegaan, zo dringend sprak die stem.
    Uit Nazareth in Galilea, naar de Sionberg, de stad Jeruzalem.

    Om daar als elke joodse jongen, te worden 'zoon der wet':
    te worden 'uit het slavenhuis bevrijd',
    te krijgen aangezegd de tien uit steen gehouwen woorden der gerechtigheid.

    Wat zou hij, gaande die oeroude wegen,
    met de pelgrims hebben meegezongen?
    'Zoals een hert naar levend water smacht' heeft hij gezongen.
    En 'uit de diepte roep ik jou'.
    'Al mijn bronnen zijn in U', heeft hij gezongen.

    Zij vierden Pascha, nacht van waken,
    nacht van de bevrijding, scheppingsnacht.
    Daarna, toen zijn ouders huiswaarts keerden,
    bleef hij in de tempel achter.

    Daar hoorde hij de woorden der rabbijnen.
    Hij luisterde, begreep, begreep niet, vroeg.
    Wat 'uitverkoren' is, wat 'heilig' - zijn wij heilig?
    'Een volk van priesters'?
    Om wat te zijn? Toonbeeld van recht en vrede?
    Een voorbeeld - volk?
    Maar zijn wij niet allang voorgoed in de vloed der volkeren geworpen
    als Jona in de golven -
    Eeuwige, zijn wij nog de mens die Gij gedenkt?
Sprong in het duister

    Een huis staat in lichtelaaie, midden in de nacht. Het gezin kon maar ternauwernood ontsnappen. Alleen het zesjarig zoontje staat nog boven voor een raam en schreeuwt in doodsangst om zijn vader. De vader roept naar boven: "Spring toch, spring dan toch!" Maar de jongen roept wanhopig: "Ik kan je niet zien, Papa!" "Maar ik kan jou wel zien, spring maar gerust!" roept de vader terug. En dan springt de jongen, in de duisternis? Nee, in de armen van zijn vader.

In de put

    Een klein jongetje van acht jaar was bij het spelen in een diepe koker terechtgekomen. De koker was nog geen veertig centimeter breed. U begrijpt het al: overal paniek, verwarring en heen-en-weer-geren van mensen. Sommigen schreeuwden dat er zo snel mogelijk dit gedaan moest worden, anderen schreeuwden precies het tegenovergestelde. Iedereen was doodsbenauwd dat het kind zou stikken. Mannen komen aanlopen met ladders, schoppen en touwen. Zij buigen zich over de put om te kijken of het kind nog leeft.
    Het kind gilt in doodsangst. Eén man stelt voor om een graafmachine te gaan halen om een nieuwe koker te graven vlak naast die andere. Dat is de enige mogelijkheid om het kind nog te redden, zegt hij. En temidden van al die paniek komen de ouders van het kind aangerend. Als zij bij de put komen en vader zich over de rand van de put heen buigt, wordt iedereen doodstil. Alleen uit de put klinkt een hartverscheurend geroep. Het kind leeft nog, maar omdat zijn vader over de put heen hangt, wordt het in de put aartsdonker. Het kind raakt nog meer in paniek, schreeuwt in doodsangst.
    Toen zei vader: 'Je hoeft niet bang te zijn, want als het donker wordt, dan ben ik het'. Het gegil verstomt en nauwkeurig geeft de vader zijn zoontje instrukties over wat hij wel en wat hij niet moet doen. Hij laat een touw naar beneden zakken en zegt tegen zijn zoon dat hij dat onder zijn arm moet binden. Daarna begint hij langzaam en behoedzaam het kind omhoog te trekken. Zo wordt het kind toch nog gered, want hij wist: 'Als het donker wordt, is het papa!'.

    (Ambro Bakker)

JE BENT MIJN FAMILIE
    Je bent mijn familie, Afrikaan,
    je gaf me een stuk brood.
    je bent mijn vriend, Algerijn,
    je reikte me je hand.
    je bent mijn broeder, jood,
    je hielp mij toen ik problemen had.
    En jij, Chinees, jij wees me de weg.
    Laten we elkaar helpen,
    omdat we vrienden zijn;
    omdat jij,Afrikaan, niet veel brood hebt;
    omdat mensen jou,Algerijn, uitbuiten;
    omdat mensen jou, jood, discrimineren;
    omdat ze jou, Chinees, uitlachen.

    Gebed van een jonge Fransman
Gebed
    God, mensenkinderen zijn we
    we zoeken en vinden
    we weten en twijfelen
    we geloven en wanhopen
    we huilen en lachen
    we vloeken en bidden
    alleen of samen.
    God, doe ons groeien
    in geloof, hoop en liefde.
    Keer ons naar elkaar
    en de ander keer ons naar U
    en breng ons samen in uw gezin.
Zegenbede
    Dat God als Vader
    God als Zoon
    God als Geest
    ons zal behoeden en bewaren voor elkaar
    in ons huis
    in onze straat
    in onze stad
    in deze wereld
    om teken te zijn
    van liefde en vertrouwen
    van rust en veiligheid
    van vergeving en nieuwe kansen
    tot Hij is alles in allen.
Een nieuwe parabel
    Het hemelse koninkrijk lijkt op een mensenkind,
    dat ontstaat in de schoot van zijn moeder.
    Zijn leven begint als een zaadje,
    haast onzichtbaar voor het menselijk oog.
    Maar als het begint te groeien
    verheugen zich de ouders.

    En als het geboren wordt
    is het een wonder, en een bron van geluk.
    Maar ook daarna, wanneer het opgroeit
    van baby tot kleuter tot puber tot volwassen mens
    kan een mensenkind anderen gelukkig maken.

    En als het uitgroeit zoals God heeft bedoeld,
    wordt het als een boom
    waarin mensen als vogels komen nestelen.
    Zo wordt een mensenkind als God zelf:
    iemand om bij geborgen te zijn.
    Het hemelse koninkrijk lijkt dus op een mensenkind.
    Paul Bergheyn SJ
Dankgebed
    Dank je wel, God, voor mensen
    die mijn leven tot hier toe
    mogelijk hebben gemaakt,
    mensen als mijn ouders,
    die me hebben gedragen, gevoed,
    die me naar het leven hebben geleid.
    Dank je, God, voor de bronnen van mijn bestaan,
    voor alle verhalen die mijn geschiedenis hebben gedragen.
    Dank je voor alle steun en inspiratie
    die mijn leven zinvol hebben gemaakt.
    Dank je voor elke dag
    die de moeite van het leven waard is.
    Dank je, God,
    dat Je mij geleid hebt tot hiertoe,
    dat ik leef!
Vuist en open hand

    Een vader speelde met zijn dochtertje het spel van vuist en open hand. Met geveinsde vastberadenheid sloot hij zijn grote mannenhand en zei met zijn ogen: "Sterke meid, als jij die open krijgt."
    Het kind vergat alles om zich heen, en ging helemaal op in het spel van bevrijden. Eerst de duim, met een aandacht van nu of nooit. Het lukte. Vader zuchtte en gaf de grote duim gewonnen. Het dochtertje schaterde van louter plezier. Toen vinger voor vinger de rest van de hand. Bij elke vinger die zich tenslotte overgaf, kraaide het kind haar vreugde uit, en toen vader met een diepe zucht de hele hand gewonnen gaf, lachte het kind bevrijdend en riep: Papa, nog een keer! Zo herhaalde zich dat spel, tot vader het zat en dochtertje het moe geworden waren.
    's Avonds, toen het kind in bed lag, hoorde het opeens een vreemd geluid. Het was harde mensentaal, een felle woorden-twist tussen vader en moeder. Het kind begreep nog niet wat ruzie was, maar het voelde er wel de angst en de dreiging van.
    Luidkeels begon het te schreeuwen. Het ruziegeluid verstomde. De moeder haalde het kind uit bed en nam het mee naar de kamer. Maar wat ze ook probeerden, vader en moeder -beurtelings en hopeloos -het kind bleef huilen. Tenslotte probeerde vader -teneinde raad -het spel van de vuist... Als bij toverslag werd het kind stil, en greep naar de grote duim en vingers. Het was geen spel meer maar werkelijkheid voor alle drie. Pas toen de hele hand geopend was, zuchtte het kind van verlichting, en riep: Nog een keer! Nog een keer! En ze schaterden het uit, alle drie!

      Uit: Verhalen voor de zevende dag
terug naar de overweging