Kinderzegen 2013
Vertelster: Rooooooooooooie, kom nou en Zwartje, waar ben je? Ik heb lekkere brokjes en melk voor jullie. Poes, poes, poes, kom nou! Hè, waar zitten die beesten toch? Het ene moment lopen ze mij de hele dag kopjes te geven en te bedelen om melk en wanneer je het ze dan komt brengen zijn ze in geen velden of wegen te zien. Enfin, ik zet het hier maar neer, dan vinden ze het wel wanneer ze honger hebben. Ik heb geen tijd om langer hier rond te hangen want het is reuze druk in de herberg en ik moet nog tien kilo aardappels schillen voor de stamp van vanavond. Het is gewoon een gekkenhuis, al die mensen die ineens, zo nodig, naar Bethlehem moeten komen; alles zit vol, er is echt geen bed meer vrij. Iedereen is op reis omdat die rare keizer iedereen wil tellen. In plaats dat hij dat gewoon doet waar iedereen woont, moeten alle mensen naar de stad of het dorp gaan waar hun familie oorspronkelijk vandaan komt. Zoiets doms verzint alleen een Romein; rare jongens die Romeinen!
Ze zullen Rooien en Zwartje toch niet gestolen hebben? Misschien eten die Romeinen kattenvlees; brrrr, ik moet er niet aan denken. Die twee lieve diertjes van mij, in de maag van een Romein. Ik kom gewoon straks nog even kijken of ze gegeten hebben van hun brokjes, dan weet ik dat ze nog leven. Ja, dat lijkt mij de beste oplossing, nu moet ik echt aan het werk.

Rooie: Miauw! Mjammiejammie, lekkere brokjes!

Zwarte: Miauw, miauw! Die melk is ook lekker. Hmmmm, vers, zó van de koe. Dat smaakt!

Rooie: Miauw, ik knap er gewoon weer van op. Miauw, was dat even hard werken vannacht!

Zwarte: Miauw en dat in onze stal! We waren net op muizen jacht.

Rooie: En we hadden die ene, dikke vette muis bijna te pakken…

Zwarte: toen begon het!

Rooie: Een stelletje rare figuren begonnen daarbuiten te zingen.

Zwarte: Het klonk wel aardig, maar… wij katten kunnen natuurlijk véél beter zingen!

Rooie: Wij kunnen zelfs een duet zingen. Dat betekent in gewone kattentaal dat je met z'n tweeën zingt. Soms netjes gelijk en af en toe door elkaar.


Zwarte: Zie je wel dat is toch veel mooier dan dat gegloria van die figuren in de lucht.

Rooie: Door die herrie waren de muizen natuurlijk allemaal verdwenen.

Zwarte: Logisch die schrokken zich ook een hoedje! Wanneer een muis zich een hoedje schrikt, kruipt die in zijn holletje en… dan kunnen wij hem niet meer vangen.

Rooie: Wij kuierden toe even naar buiten om een luchtje te scheppen en te kijken wat die luchtfiguren nu eigenlijk wilden.

Zwarte: Toen kwamen er ineen twee mensen aan: een man en een vrouw. Ze hadden ook een ezel bij zich voor hun bagage.

Rooie: Al die tassen en troep konden ze echt zelf niet dragen, want die man had zijn handen vol aan zijn vrouw.

Zwarte: Dat mens liep een beetje moeilijk met die dikke buik van haar.

Rooie: Het waren mensen die voor de volkstelling naar ons dorp, Bethelehem, moesten komen.

Zwarte: Ze waren vergeten om te reserveren in een herberg.

Rooie: Wanneer je vergeet te reserveren, heb je pech… dan is er geen plaats meer voor jou.

Zwarte: Ze hadden ook geen tent bij zich, dom hoor! Wanneer je een tent meeneemt kan je op de camping gaan staan.

Rooie: We vonden het toch wel een beetje zielig, vooral omdat die vrouw er echt niet best aan toe was.

Zwarte: We hebben onze kattenplicht gedaan en zijn die mensen kopjes gaan geven.

Rooie: Maar even hoor! Toen zijn we vlug weer naar de stal gerend.


Zwarte: Die mensen vonden ons wel aardig en kwamen achter ons aan.

Rooie: Zó vonden zij onze stal.

Zwarte: De os vond een beetje gezelschap ook wel gezellig. Hij schoof een beetje op, zodat de ezel erbij kon.

Rooie: De mensen, die volgens mij Jozef en Maria heetten, gingen in het stro zitten.

Zwarte: Toen begon het pas echt: die luchtmuzikanten gingen me toch te keer…

Rooie: Geen wonder dat ze zo te keer gingen, want er kwam er eentje naar beneden; die bracht de baby mee.



Zwarte: Maria haalde een heleboel lappen en todden uit haar tas en draaide het kind daarin.

Rooie: Toen had ze wél een probleempje: ze was haar Maxi Cosi vergeten.

Zwarte: Ja, stom, hoe kun je nu op reis gaan wanneer je in verwachting bent, zonder een fatsoenlijke kinderwagen of een reiswieg.

Rooie: Enfin, ze loste dit probleem handig op. Jozef schoof de voerbak van de os een beetje dichterbij. Maria deed er nog wat doek in en… daar werd de baby, zonder pardon, in gestopt.

Zwarte: Koude toestand! In plaats dat die moeder dat kind lekker tegen zich aan hield, moest het in een kribbe.

Rooie: Dat pakken wij poezen toch véél slimmer aan: onze jonkies liggen altijd lekker warm tegen hun moeder aan, dan blijven ze vanzelf warm.

Zwarte: Mensen zijn nu eenmaal een beetje dom; ze kunnen niet eens fatsoenlijk muizen vangen!

Rooie: Gelukkig zagen de os en de ezel ook dat dit nooit goed kon gaan. Zo'n wurm in de kou; dat is vragen om moeilijkheden.

Zwarte: De os en de ezel ging het kindje warm blazen. Dat werkte prima. De adem van de dieren is net een straalkacheltje, maar niet zo gevaarlijk. Met een straalkacheltje kan alles in de fik vliegen, dus is ossen en ezeladem véél beter!

Rooie: Hè. Hè, dachten wij; nu is alles geregeld. Nu kan iedereen gaan pitten en dan kunnen wij weer fijn op muizen jacht.

Zwarte: Had je gedacht! De luchtmuzikanten hadden nog meer mensen wakker gemaakt: een stelletje herders.

Rooie: Die hadden de hele dag met hun schapen rond gelopen en lagen net, heerlijk, bij hun kampvuren te slapen.

Zwarte: Ze sliepen niet allemaal natuurlijk; een paar herders moesten de wacht houden want schapen zijn domme beesten. Wanneer die gaan slaapwandelen, lopen ze in zeven sloten tegelijk.

Rooie: Ja, zó ging dat, ineens zat de hele stal bommetjesvol!

Zwarte: Miauw, wij werden bijna onder de voet gelopen.

Rooie: Toen zijn we maar bij het kindje in de kribbe gekropen.

Zwarte: Dat was niet verkeerd, want wij zijn ook lekker warm en die baby had nog steeds ijspootjes.

Rooie: Gelukkig brachten die herders van alles mee: eten drinken en heerlijke schapenvachten. Nu hadden die Maria en Jozef het echt een stuk beter.
Zwarte: Lekker warm hoor, een schapenvacht. Het ziet er niet uit natuurlijk, maar wat geeft dat; het is binnenkort toch weer Carnaval!

Rooie: Toen dachten we echt dat we eindelijk rust zouden krijgen, niks hoor!

Zwarte: De lamp ging aan; midden in de nacht. Brrr, ik zag echt even niets.

Rooie: Het was een joekel van een ster die recht boven de stal stond en schijnen dat dit ding deed!

Zwarte: Iedereen moest zijn zonnebril opzetten, zó fel was dat licht!

Rooie: Zoals de vlam van een kaars muggen aantrekt, trok dit licht vreemde figuren aan.

Zwarte: Koningen met cadeautjes, miauw, wat leuk! De baby kreeg cadeautjes en dat terwijl Sinterklaas allang weer terug is naar Spanje.
Rooie: Het leek net pakjesavond.

Zwarte: Het waren wél rare cadeautjes: goud, wierook en mirre; wat moet een kind daar nu mee?

Rooie: Cadeautjes van koningen zijn altijd een beetje raar, want die zijn gewoon vel te deftig om praktische cadeautjes: een bijtring of een rammelaar te geven.

Zwarte: Wanneer je goud in een doosje doet, kun je er ook leuk mee rammelen.
Rooie: Wierook werkt als luchtverfrisser, misschien handig wanneer de baby in zijn luier gepoept heeft.

Zwarte: Die mirre is misschien lekker om zijn billetjes mee in te smeren. Miauw!
Rooie: Dat was het verhaal, nu heb ik dorst en ik ga fijn melk drinken.
Zwarte: Ik heb honger. Heb jij nog wat brokjes voor mij over gelaten?
Rooie: Ja hoor, schrokop, er is meer dan genoeg en ik zie ons vrouwtje aan komen, die heeft vast nog meer lekkers bij zich.

Vertelster: Oh, gelukkig, jullie zijn er nog, Rooie en Zwarte! Maar… wat is het hier een drukte! Zoiets heb ik nog nooit gezien. Zoveel mensen in mijn stal, wat komen die hier doen? Hebben zij allemaal geen slaapplaats kunnen vinden? Ik zal de knecht vragen of hij straks nog wat balen stro brengt, dan kunnen ze daar vannacht in slapen. Gelukkig heb ik nog een paar kilo's aardappelen extra geschild. Nu kunnen jullie straks allemaal een bordje andijviestamp met boterhammenworst krijgen. Nee, je kunt mensen toch niet met een lege maag naar bed sturen.
(Tot de kinderen) Zijn jullie allemaal familie van koning David en moesten jullie daarom ook naar Bethlehem om je te laten tellen?
Jullie zijn voor iets héél anders hier begrijp ik. Jullie willen gezegend worden door het kerstkindje. Weten jullie hoe het kindje heet? Ja dat kindje heet Jezus, maar het nog veel te klein om jullie te zegenen. Wanneer een kindje klein is helpen papa's en mama's altijd heel goed en dat gaan ze nu ook doen. Omdat het kindje te klein is om jullie een kruisje met wijwater op jullie voorhoofd te geven, doen de papa's en mama's dat. Zij wensen jullie, namens het Kerstkindje, veel goeds en veel geluk in het komende jaar. Dat noem je een zegen. Papa's, mama's, opa's en oma's mogen elkaar natuurlijk ook een kruisje geven want ook zij hebben de zegen van het kerstkind nodig. Een zalig kerstfeest allemaal en heel veel geluk!