WELKE WEG?

Stan en Stina gaan tijdens de vakantie naar een vakantiehuisje.
Het is best een groot huis en er is zelfs een zwembad bij.
Het ligt midden in de bossen, er woont niemand in de buurt.
Het huisje is van kennissen van vader
maar die zijn nu zelf op vakantie in het buitenland.
Stan en Stina vinden het heel spannend in het bos.
Op een middag lopen ze naar de grote weg,
want ze hebben daar een winkeltje gezien waar ze ijs verkopen.
En daar hebben ze nu zin in.

Stina vindt het wel een beetje eng
maar Stan zegt dat hij de weg weet.
"Mamma, we gaan naar de grote weg een ijsje kopen", zegt Stan.
"Zou je dat wel doen, jongen", zegt ze,
"straks verdwaal je nog want het bos is heel groot."
Stan, die al een keer met zijn vader naar de grote weg gelopen is, zegt:
"Ik weet de weg. Maak u maar niet ongerust."
En daar gaan ze, Stan voorop.

Eerst lopen ze over een recht pad
maar dan komen ze op een splitsing.
Stan wacht even en moet even denken.
Is hij met zijn vader naar rechts of naar links gegaan?
Hij denkt dat het naar rechts was
en dus volgt hij het rechter pad.
"Weet je zeker dat dit de goede weg is", vraagt Stina.
"Ja hoor", zegt Stan heel stoer,
maar hij voelt zich helemaal niet zo stoer,
want hij weet niet zeker of hij wel goed gaat.
Even later komen ze weer bij een kruising
en weer gaat Stan naar rechts.
Ze lopen een heel eind verder en komen dan bij een brede sloot.
Er heeft een bruggetje overheen gelegen, dat kun je zien.
Nu ligt er nog maar één balk en de rest is weg.
Stan kan zich niets herinneren van een sloot en een bruggetje.
Wat nu? Zullen ze nu teruggaan of toch maar verder gaan?

"Zijn we nu verdwaald?", vraagt Stina.
"Nee hoor", zegt Stan heel stoer.
"We moeten rechtdoor over de balk naar de overkant."
"Dat durf ik niet", zegt Stina en ze kijkt heel sip.
"Doe niet zo flauw", zegt Stan. "Kijk, ik doe het wel voor."
En Stan loopt over de balk naar de overkant.
"Het is niet zo moeilijk", zegt hij tegen zijn zusje. "Kom nou maar."
Stina gaat het ook proberen.
Voetje voor voetje schuifelt zij erover.
Als ze bijna aan de overkant is, verliest zij haar evenwicht
en met zwaaiende armen valt ze in de sloot.
Die is gelukkig niet diep. Ze kan in het water staan.
Stan steekt haar een hand toe en trekt haar uit het water.

Stina is kletsnat. Het is niet zo koud,
maar toch staat Stina te trillen, ook wel een beetje van de schrik.
Stan trekt zijn T-shirt uit en zegt:
"Trek je natte shirt uit en trek deze aan, dan heb je het niet zo koud meer."
En zo lopen ze maar weer verder,
maar Stan wordt nu toch wel een beetje bang.
Ze zijn echt verdwaald. Die ijscotent zullen ze wel nooit vinden.
"Jij wist toch de weg", roept Stina.
"Was ik maar nooit met je mee gegaan."
Stan zegt maar niets, hij voelt zich ook erg ongelukkig.

Opeens zei hij: "Wees eens stil, Ik hoor wat."
Ze luisteren en tussen het fluiten van de vogels door horen ze muziek.
Vlug lopen ze ernaartoe en als ze de hoek om komen
staan ze voor het vakantiehuisje.
Mamma heeft de radio aangezet, dan is het niet zo stil
en daardoor hebben zij hun thuis weer gevonden.
Als mamma de twee aan ziet komen, komt ze naar buiten.
"Zijn jullie verdwaald? Daar was ik al bang voor.
En wat is er met jou gebeurd?", zegt ze tegen Stina.
"Ik ben in de sloot gevallen", huilt ze,
"maar Stan heeft me eruit gehaald."
"Kom maar gauw binnen om droge kleren aan te trekken."
Nadat ze zich omgekleed hebben,
krijgen ze van mamma een groot glas limonade.
Dat smaakt bijna net zo lekker als een ijsje.

Als pappa thuis komt uit het dorp,
vertellen ze hem hun avontuur in het bos.
"Wacht een even", zegt hij.
"Hier ligt ergens een plattegrond van alle paden in het bos."
Na wat zoeken komt hij met de plattegrond.
"Weet je wat?"zegt hij, "We hebben nog tijd genoeg.
We gaan naar die ijscotent aan de grote weg. Ik wijs jullie de weg
en jij, Stan, moet op de kaart tekenen hoe we lopen.
Dan kun je een volgende keer ook zonder mij de weg vinden."
Dat vinden ze een reuze goed idee.
Als pappa de weg wijst, verdwalen ze zeker niet.
Daar gaan ze samen op pad.
"Heb je een pen?", vraagt pappa aan Stan.
"O jee, die ben ik vergeten."
Gelukkig heeft pappa er een in zijn zak
en die mag hij lenen.
Bij de eerste kruising gaan ze links, bij de tweede rechts
en Stan zet iedere keer pijltjes op de kaart.
En zo komen ze bij de ijscotent,
waar pappa hen trakteert op een grote beker ijs.
"Weet je wat", zegt pappa, "we gaan langs een andere weg terug."
Ze lopen een stukje langs de grote weg
en gaan dan het bos weer in.
Stan schrijft meteen een pijltje op de plattegrond.
Pappa wijst precies de weg naar huis.
"Als je weer een ijsje wilt gaan halen, neem dan de kaart mee,
dan kun je niet verdwalen. Dus bewaar hem heel goed."
Dat doet Stan, want die kaart is heel belangrijk.
En dat hij met de kaart zelf de weg kan vinden naar de ijscotent
vindt hij ook een fijn idee.
Maar hoe heette die ijscotent ook alweer?