Bij de vierendertigste zondag door het jaar

Koning Ron

Ron weet zeker wat hij later worden wil: hij wil koning worden; dit lijkt Ron een prachtig beroep: dan moet je namelijk allerlei dingen openen en heel veel op reis gaan. Bas en Boris vinden het plan van Ron een reusachtige mop en besluiten iets met Ron uit te halen. De tweeling zoekt, bij de carnavalsspullen de oude kroon op en op de zolder vinden ze een mooi gordijn. "Nu moeten we nog een echte troon hebben," zegt Bas. "In de schuur staat een oude w.c.-pot," herinnert Boris zich, "die kunnen we toch fijn als troon gebruiken." "Dan kunnen we als staf wel de pleeborstel weer pakken," vindt Bas, die het helemaal ziet zitten om Ron een middagje in de maling te nemen. "We moeten de spullen vlug naar de hut brengen," zegt Boris; "alles moet klaar staan als Ron komt." De tweeling pakt een kruiwagen en laadt daar de w.c.-pot op. Bas rijdt met de kruiwagen en Boris draagt de andere spullen. De jongen hijsen de w.c.-pot de trap af en zetten hem midden in de hut neer. "Zo, de troon voor zijne majesteit staat klaar," zegt Bas. "Dit is een veel mooiere troon dan dat ding, dat we toen voor Monique gemaakt hebben," vindt Boris. "Een koning is veel hoger dan een prinses, dus moet die ook een veel mooiere troon hebben," antwoordt Bas. De broertjes zijn net op tijd klaar, want daar komen de andere kinderen.
Ron is de laatste die de hut binnenkomt. "Welkom, majesteit," zegt Bas, "mogen wij u uw mantel aangeven?" Bas wacht het antwoord van Ron niet af, maar hangt het gordijn om Rons schouders. "Mag ik u uw kroon aanbieden," zegt Boris op zijn beurt. Boris poot de kroon op het hoofd van Ron; de kroon is veel te groot en zakt naar beneden; hij blijft hangen op de bril van Ron en het geheel ziet er koddig uit. "Majesteit," zegt Bas, "neemt u plaats op uw troon." Bas en Boris proberen Ron op de w.c.-pot te zetten; dat gaat niet gemakkelijk, want Ron stribbelt tegen.
Eindelijk zit Ron op zijn troon en Bas overhandigt de staf. "Deze staf moet u de hele middag omhoog houden," kletst Boris vrolijk verder, "uw onderdanen zullen u daar heel dankbaar voor zijn." "Ik ga niet de hele middag met een pleeborstel in mijn hand zitten," zegt Ron verontwaardigd. "Het vasthouden van uw staf is het enige wat u moet doen, majesteit; de rest doen wij voor u; het is voor ons een grote eer om u te dienen," antwoordt Boris, die nu helemaal goed in zijn rol zit. Ron wil zijn neus snuiten en zoekt in zijn zakken naar zijn zakdoek. Bas is er als de kippen bij om de zakdoek uit de zak van Ron te graaien. Bas houdt de zakdoek voor Ron zijn neus en probeert Ron te laten snuiten. "Snuit maar, majesteit; uw hooggeboren snot kan een nederige dienaar niet deren," orakelt Bas.
De andere kinderen zitten intussen op de grond, slap van het lachen. "O, hemel," zegt Hanneke, "dit lijkt wel een toneelstuk." "Het is nog mooier dan een film op de televisie," zegt Maaike, die goed kan volgen wat de tweeling zegt, want Edwin vertaalt alles razendsnel in gebarentaal. "Is dat een gebruikte pleeborstel," vraagt Willeke. "Natuurlijk is dat geen gebruikte pleeborstel," zegt Boris, "dat is een staf!" "Ik wil zó geen koning zijn," zegt Ron ineens, "laat mij maar een koning op vakantie zijn; dan kan ik tenminste gewoon doen." "Dat gaat niet, majesteit," zegt Boris, "het is geen vakantietijd; u moet nu het land regeren." "U mag niet spijbelen, majesteit," zegt Bas. "Dit vind ik niet leuk," zegt Ron, "houden jullie nu eens op, ik heb niet gezegd dat ik nú al koning wil zijn; dat wil ik later pas worden." "Dan moet u het nu alvast goed leren," vindt Boris, "daar kun je niet jong genoeg mee beginnen." "Majesteit, koning van Hebbeniks tot Habbekrats," begint Bas.
Bas kan zijn toespraak niet afmaken, want Ron is van de troon gekomen en mept met de pleeborstel naar Bas. "Niet slaan, majesteit," roept Bas, "we willen u juist eren." "An me hoela," zegt Ron, "jullie willen mij pesten, stelletje klieren." "Dat is geen koninklijke taal, majesteit," zegt Boris en gaat veiligheidshalve achter de tafel staan. Ron mikt en gooit de pleeborstel naar het hoofd van Boris; Boris duikt en de borstel komt tegen de muur. "O, o," zegt Boris, "nu krijgen we van mama op onze kop." Ook Bas kijkt eens naar de pleeborstel en ziet dat de steel gebroken is. "Dus dat is gewoon de borstel uit jullie w.c.," zegt Helga. "Stelletje viespeuken," vindt Willeke. Ron heeft intussen de mantel en de kroon afgedaan en probeert Bas en Boris te pakken te krijgen; dat lukt niet erg want de tweeling is erg vlug.
Boris klautert het trapje op en rent naar buiten; hij gaat het bos in. Bas probeert ook snel naar buiten te komen, maar Ron is hem te vlug af en verkoopt Bas een dreun. "Au," roept Bas, "dat is gemeen, wij hebben jou geen pijn gedaan." "Dat was een ridderslag," zegt Ron, die probeert bij de trap te komen. Nu is Bas toch vlugger dan Ron en Bas rent naar buiten. Ron klautert achter Bas aan en rent achter de tweeling aan het bos in. "Die zien we voorlopig niet meer terug," zegt Fatima. "Ik zal dat ding eens even opruimen," zegt Hans en hij pakt de w.c-pot en draagt het ding de trap op. De kapotte w.c.-borstel en de kroon wikkelt Hanneke in het gordijn en Hans legt ook dit pakje buiten. "Moeten jullie die drie jongens niet uit elkaar halen," vraagt Maaike. "Nee hoor," zegt Hanneke, "dat is nergens voor nodig, dat stel vecht het samen wel uit." "Laten we de kachel maar aandoen," zegt Monique, "het is hier koud."
Hans steekt het campingkacheltje aan en de kinderen gaan eerst samen hun huiswerk maken. Hans gaat eens buiten kijken of het gevecht intussen al afgelopen is. In de verte ziet Hans de drie jongens aankomen; ze lopen broederlijk naast elkaar. De drie zien er een beetje toegetakeld uit, maar zo te zien is alles nog heel bij hen. "Is het over," vraagt Hans, wanneer Bas, Boris en Ron dichterbij komen. "Ja hoor," antwoordt Ron, "ik wil geen koning meer worden; dat is een snertbaan.""Gelukkig," zegt Hans; "jullie zullen morgen wel leuke onderscheidingen hebben." "Hoezo," vraagt Boris. "Volgens mij krijgen jullie alledrie een blauw oog," antwoordt Hans. "Dat gaat wel weer over," zegt Boris. "Een blauw oog staat heel stoer," vindt Bas.
Ron kijkt echter heel benauwd; "O," zegt hij," nu ziet mijn moeder dat ik weer gevochten heb." "Dan doe je toch een beetje schminck op jouw oog," adviseert Boris. "Wij hebben nog wel wat schminck," zegt Bas, "dat mag je wel lenen." "Kom mee, dan gaan we het er nu gelijk op doen," stelt Boris voor, "dan moet je je vanavond en morgenochtend niet wassen." De drie jongens gaan naar het huis van Bas en Boris, daar wordt Ron geschminckt; nu lijkt hij wel een Indiaan! Bas had namelijk nog een doosje donkerbruine schminck en heeft dat op het oog van Ron gesmeerd; omdat het oog toen nog erger afstak, heeft Bas Rons hele gezicht maar bruin gemaakt. "Nu zie je er echt niets meer van," zegt Boris en omdat er geen spiegel in de buurt is, trapt Ron erin. De jongens gaan terug naar de hut. Ron gaat als eerste naar beneden en Bas gebaart naar de andere kinderen dat ze hun mond moeten houden. Niets vermoedend begint ook Ron aan zijn huiswerk en wanneer het tijd is om naar huis te gaan, rent Ron snel weg, want hij moet nog even een boodschap wegbrengen; dat was hij die middag vergeten. Dat Bas en Boris de volgende dag, allebei nóg een blauw oog oplopen, vindt niemand vreemd; zelfs de tweeling kan zich wel voorstellen dat Ron een tikje kwaad op hen is.