Bij de veertiende zondag door het jaar

Het schoolreisje!

Het gonst van de geruchten op school want er komt misschien een leuk uitstapje. Een groepje moeders is druk bezig met de voorbereidingen van een schoolreisje; de jufs en de meesters hebben het daarvoor veel te druk. "Waar zouden we heengaan," vraagt Bas 's middags, wanneer de kinderen van het 14 Oktoberplein naar huis lopen. "We gaan vast naar een pretpark," zegt Fatima, "daar kun je heel gemakkelijk een hele dag zijn." "Misschien gaan we wel naar de Efteling," zegt Eddy, dol dolgraag in de Python wil. "De Efteling zal wel veel te duur zijn," zegt Monique. "Misschien bestaan er pretparken, die niet zo duur zijn," zegt Helga. "Helpt jouw moeder ook mee met de voorbereidingen," vraagt Boris aan Suzan. "Als die meehelpt, wordt het vast een fijn uitstapje," zegt Bas. "Nee," zegt Suzan, "mijn moeder helpt niet mee, want die andere moeders wilden haar er niet bij hebben." "Wat stom," zegt Bas, "jouw moeder werkt op een reisbureau, die heeft toch echt verstand van uitstapjes." "Die moeders zeggen dat mijn moeder nog niets eens haar eigen voortuintje in orde kan houden; daarom geloven zij niet dat ze een uitstapje kan regelen," antwoordt Suzan. "Dat is toch iets heel anders," vindt Ron, "wat heeft een tuin nu met een uitstapje te maken." "Ze vinden dat onze moeder slordig is en daarom vertrouwen ze haar niet," legt Bert uit. "Ze heeft gewoon geen tijd voor die tuin," zegt Bas, "zij moet altijd op dat reisbureau werken." "Ja, en ze moet vaak mee met reizen om de mensen te helpen," zegt Suzan. "Wanneer jullie moeder dat slordig zou doen, ging er niemand mee op die reizen," zegt Fatima, "dan is het toch flauwekul dat jullie moeder niet mee mag helpen." "Volgens mij wordt het een snertreisje," zegt Bas. "Die moeders, die denken dat ze alles weten omdat ze een nette voortuin hebben, hebben vast geen verstand van leuke reisjes," is Boris het weer eens helemaal met zijn broertje eens. "Jullie gaan de boel toch niet in het honderd schoppen," zegt Suzan die een beetje argwaan krijgt. "Nee hoor," zeggen de broertjes in koor, "we zouden het niet durven!"
Eindelijk is het zover: alle kinderen moeten om half negen op school zijn. De hele straat staat vol met auto's en de kinderen worden verdeeld over de plaatsen in die auto's. Bas en Boris zorgen ervoor dat ze in de auto van een van de moeders terecht komen die het reisje hebben georganiseerd. Wanneer alle kinderen een plaatsje hebben gevonden, zet de stoet zich in beweging.
"Waar gaan we heen," vraagt Bas. "Dat is een grote verrassing," zegt de moeder. "We zijn zó nieuwsgierig," zegt Boris, "kunt u het nu niet aan ons verklappen, we zullen echt onze mond houden." "Jongens, houdt op, ik moet op het stuur letten," zegt de moeder. "Vindt u dat moeilijk," vraagt Bas, "dan wil ik wel even helpen, ik kan ook tractor rijden." Bas maakt een beweging of hij het stuur wil grijpen en de moeder schrikt verschrikkelijk. "Nu is uit, snertjong," zegt ze, "houd je mond en blijf overal vanaf." "Waar zijn we nu precies," vraagt Fatima, die het spelletje van Bas en Boris doorheeft. "Dat weet ik niet," zegt de moeder. "Goh, wat jammer," zegt Suzan, "mijn moeder vertelt altijd waar we zijn en wat daar te zien is; dat is heel leuk!"
De moeder maakt een geërgerde beweging; dit is niet leuk meer. "Ik moet plassen," zegt Boris. "Even wachten, we zijn er zó," zegt de moeder. "Dat gaat niet, ik moet héél nodig," verkondigt Boris. "Ik moet poepen," helpt Bas ook een handje. Om de noodzaak van het stoppen te onderstrepen, trapt Bas een stinkbommetje kapot dat hij bij het instappen keurig onder zijn voet klaar heeft gelegd. Het is ineens niet meer om uit te houden in de auto. De moeder draait een raampje open. "Zo worden wij ziek," zegt Fatima. "Ja," zegt Suzan, "zo vatten wij een kou!"
De moeder zoekt een parkeerplaats en stopt. De tweeling rent de bosjes in en staat daar te schudden van de lach. Bas haalt een papieren zak tevoorschijn en blaast die op. Er wordt een elastiekje om gebonden en de zak wordt achter in de broek van Boris gestopt. "Wachten tot we rijden," zegt Bas. Intussen zijn alle auto's allang voorbij gereden. De moeder is nu heel zenuwachtig. "Kom vlug, anders vind ik het nooit," zegt ze.
Wanneer ze weer een flinke vaart hebben, gaat Boris met een plof verzitten; er klinkt een harde knal. De moeder schrikt en zegt : "wat is dat nu weer?" "Een lekke band," zegt Boris. Weer stopt de moeder om de banden van de auto te controleren; er is niets te zien. "Dat zie je niet direct als je een lekke band hebt," zegt Bas, "dat duurt even." "Misschien kunnen we dan toch nog een stukje rijden," zegt de moeder. "Nee hoor," vindt Fatima, "dat durf ik niet, dat is veel te gevaarlijk."
Van pure narigheid loopt de moeder naar een restaurantje om de Wegenwacht te bellen. "Hadden ze daar ook frites?" vraagt Suzan. "Daar heb ik niet naar gekeken," antwoordt de moeder. "Dat soort dingen ziet mijn moeder direct," zegt Suzan, "zij zegt dat je altijd alle mogelijkheden van de plaats waar je bent in de gaten moet houden." "Mogen we daar op het grasveld gaan spelen," vraagt Fatima. "Je doet maar," zegt de moeder die er nu zwaar de smoor in heeft. Bas heeft op dit oponthoud gerekend en haalt een strandbal uit zijn zak. De bal wordt opgeblazen en al snel zijn de vier kinderen lekker aan het spelen. Na een uur wachten komt de Wegenwacht. De man treft een zeer opgewonden moeder aan en vier kinderen die zich uitstekend amuseren. In de verte komt nog iets aan. "Dat lijken de andere auto's wel," zegt Bas, "zou het uitstapje nu al afgelopen zijn?" De eerste auto stopt. Een meester stapt uit en loopt naar de moeder. Ze raken in een gesprek verwikkeld waarbij het er heftig aan toe gaat. Intussen zijn de vier kinderen naar de stilstaande auto's gelopen en hebben Bert gevonden.
"Dat was een sof," zegt Bert, "we moesten van die moeders naar dat natuurreservaat de Peel; daar hadden ze met ons op van die heel smalle paadjes willen gaan wandelen, dwars door het moeras. De meester vond dat veel te gevaarlijk; want het water stond heel hoog omdat het zo geregend heeft en daarom gaan we terug naar school, want de moeders weten niets anders te verzinnen."
De man van de Wegenwacht heeft intussen ontdekt dat er met de banden van de auto niets aan de hand is. De karavaan begint weer te rijden en de moeder moet keren op de weg. Dat gaat niet zonder problemen, want de kinderen zitten angstig te gillen. "Kijk uit, een boom," roept Fatima. "Nu gaat u in de sloot," doet Bas een duit in het zakje. "Nu zit u naast de weg," zegt Boris. "Daar loopt een eekhoorntje," verzint Suzan.
De moeder zegt geen woord meer: ze is woedend en het liefst zou ze het viertal uit de auto zetten, maar dat kan ze nu eenmaal niet doen. Na een uurtje zijn ze weer terug op school. Op de speelplaats staan alle jufs en meesters met het groepje moeders te praten. "Die mogen vast nooit meer een uitstapje organiseren," zegt Fatima. "Misschien laten ze nu mijn moeder de volgende keer helpen; dan gaat het veel beter," zegt Suzan.