Feest van Christus Koning

Bokje redden!

Oom Matje heeft, behalve twee koeien en een paard, ook een hele kudde schapen en een heleboel geiten. Voor de winter moet hij altijd beslissen welke schapen hij houdt voor de wol. Meestal moeten er dan veel mannetjes naar het slachthuis, want teveel mannetjes in de kudde is niet goed; dan gaan ze vechten en ieder jaar moet een vreemd mannetjesschaap de wijfjes dekken, anders krijg je nu eenmaal vreemdsoortige en zwakke lammetjes. Ook de geitenbok moet weg, maar die wordt niet geslacht. Oom Matje weet iemand die zijn bok wil ruilen; zó wordt het leven van de geitenbok in ieder geval gespaard. De kinderen van het 14 Oktoberplein mogen die middag oom Matje helpen met het uitzoeken van de schapen. Dat is een heel karwei!
Met oom Matje gaan ze naar de schaapskooi. Die staat een heel eind van het huis van oom Matje af. In de schaapskooi is het een geblaat van jewelste; het lijkt wel of de schapen in de gaten hebben wat er gaat gebeuren. Hanneke en Monique vinden het maar zielig. Schapen zijn toch zulke lieve beesten en nu wordt er een stel geslacht, dat is toch eigenlijk heel gemeen en dat alleen maar omdat ze een mannetje zijn. "Wil jij dan zieke lammetjes hebben," vraagt oom Matje. "Het moet echt; bij tamme dieren moeten mensen ervoor zorgen dat er regelmatig nieuwe rammen bij de schapen komen." "Gebeurt dat in de natuur dan ook," vraagt Bas, die weer eens precies het hoe en waarom wil weten. "In de natuur vechten de mannetjes en worden de meeste weggejaagd, die moeten dan een eigen kudde gaan zoeken. Bij die gevechten worden ook veel dieren gedood of raken ze zó gewond dat ze nooit meer proberen om bij een ooi te komen." "Dan is het dus helemaal niet raar, dat die rammen geslacht worden," vindt Boris, "nu kun je ze tenminste nog opeten." "Ja," zegt oom Matje, "zó kan jij een lekker broodje shoarma eten." "Is dat vlees in een shoarmabroodje dan schapenvlees," griezelt Hanneke, die in feite dol is op shoarma. "Ja," zegt oom Matje, "dat geeft toch niets, want als die rammen in een gevecht gedood waren, had niemand er iets aan gehad en was hun dood zinloos. Nu heeft die wél zin en kan jij genieten van iets lekkers. Dat is toch veel beter." "Dat dier geeft ons dus zijn leven," zegt Monique, die het begint te begrijpen. "Ja," zegt oom Matje, "daarom moet je met vlees altijd heel zuinig om gaan; je mag het niet zomaar weggooien, want dat is niet eerlijk tegenover het dier dat daarvoor gestorven is." Hierover moeten de kinderen eens eventjes stil nadenken; het is wel een vreemde gedachte, maar eigenlijk zo gek nog niet. "Dan moeten wij vanmiddag die rammen, die uitgezocht worden, eigenlijk vertellen dat we hen heel dankbaar zijn," zegt Fatima. "Ja," zegt oom Matje, "dat doe ik ook altijd en ik breng ze altijd zelf weg naar het slachthuis; want ik wil niet dat ze in zo’n akelige vrachtwagen terechtkomen, waarin ze zich kunnen bezeren." "Hoe brengt U ze er dan heen," wil Willeke weten. "Gewoon lopend, ze zijn gewend om met mij op pad te gaan en zo blijven ze heel rustig. Ik blijf er altijd bij totdat ze dood zijn, want dan weet ik zeker, dat niemand ruw met hen is omgegaan." De kinderen vinden dit een reuze geruststelling; de schapen lijden tenminste niet, want daar zorgt oom Matje wel voor. Bas, Boris, Ron en Bert moeten nu de schaapskooi in en de schapen een voor een naar buiten sturen.
Er zijn twee weilanden met een hekje en de andere kinderen brengen de schapen dan naar de ene en dan naar de andere wei. Oom Matje kijkt heel secuur of het schaap blijft leven of dat het moet sterven. Als ze klaar zijn, staan er in de ene wei ruim veertig schapen en in de andere maar twaalf. "Ik heb een heel goede ram gehad, dit jaar," zegt oom Matje, "ik heb veel meer vrouwtjes- dan mannetjeslammeren gekregen." "Moeten nu echt al die mannetjes dood," begint Hanneke weer. "Kan ik er niet een krijgen," vraagt Monique. "Wat wil je daarmee doen," vraagt oom Matje. "Bij Hanneke houdt die geit het gras heel mooi kort; dat kan een schaap toch ook. Zou ik geen ram kunnen krijgen voor bij ons thuis," vraagt Monique. "Dan willen wij er ook wel een hebben voor bij ons in de tuin," zegt Bas. "Dat gaat niet," antwoordt oom Matje, "een schaap heeft veel meer verzorging nodig dan een geit. Bovendien kan een geit echt alles eten zonder ziek te worden en dat is bij een schaap veel moeilijker. Die mag je niet eens in een wei met lang gras zetten; dan worden ze al ziek." Dat wisten de kinderen niet; ze dachten dat het net zo eenvoudig zou zijn als die geit van Hanneke. Ze kijken een beetje beteuterd. Oom Matje denkt eens na en krabt onder zijn pet. "Weet je wat," zegt hij, "ik moet mijn geitenkudde ook uitzoeken. Jullie mogen daarvan wél de bokjes hebben, maar dan moeten jullie wel zorgen, dat ze een mooi hokje krijgen. Dat is geen enkel probleem, want de kinderen zijn intussen zeer ervaren hokkenbouwers; het hok van de geit van Hanneke heeft al aardig wat stormen en slecht weer overleefd. Deze voorwaarde vinden ze dus helemaal niet moeilijk. De kudde schapen wordt teruggedreven in de schaapskooi. Het deurtje wordt gesloten en dan komt het mooiste van de middag. De twaalf rammen moeten mee naar het huis van oom Matje; daar blijven ze een nacht in de stal bij de koeien. De kinderen moeten nu helpen om de rammen op te drijven. Het is nog een hele klus, want de rammen willen steeds terug, de schaapskooi in. Pas na anderhalf uur is het gelukt om de rammen in de koeienstal onder te brengen. "Hoe doet u dat nu morgen," vraagt Willeke, " dat is toch veel te lastig om dat alleen te doen!" "Zullen wij morgen maar komen helpen," stelt Bas voor. "Ik denk niet, dat jullie dat erg leuk zullen vinden," antwoordt oom Matje, "want ik ga al om half vier op pad." Daar schrikken de kinderen van; dat is wel erg vroeg. "Dat geeft niks," zegt Boris, "voor die ene keer staan wij wel vroeg op en komen wij u helpen." "Zijn we dan wel op tijd op school," vraagt Hanneke. "Ja, hoor," zegt oom Matje, "als het goed gaat, zijn jullie om acht uur weer thuis." De volgende dag in alle vroegte gaan de kinderen van het 14 Oktoberplein op pad met oom Matje en....ze zijn heel erg lief voor de rammen op hun laatste tocht.