Zevenentwintigste zondag door het jaar

"Kom maar op als je durft"

Bas en Boris hebben ‘s avonds aan tafel gehoord dat vader problemen heeft met een boer, waarvoor hij gewerkt heeft. De boer wil niet betalen, want hij vindt vader veel te duur. Vader zegt dat hij niet goedkoper kan werken omdat de kosten van zijn bedrijf nu eenmaal behoorlijk hoog zijn. Bas en Boris zijn behoorlijk geschrokken, want ze denken dat vader nu geen geld heeft. Hoe moet dat dan verder, dan kunnen ze geen eten meer kopen en......dat is toch wel het ergste wat je kan overkomen, want Bas en Boris hebben nu eenmaal altijd honger!
Als de tweeling ‘s morgens naar school gaat hebben ze het er nog over. Bas zegt: "ik heb vannacht bijna niet kunnen slapen, misschien krijgen we wel geen eten vanmiddag." "Welnee joh," zegt Boris, "mama heeft nog genoeg eten in de koelkast en in de kelder, dat loopt zo’n vaart niet." "Maar als die boer niet betaalt, dan is het eten vast gauw helemaal op en dan kan mama geen nieuw meer kopen." Boris denkt er eens even over na en zegt: "we moeten er nodig iets aan doen. Dit redt vader alleen nooit." "Wat kunnen we gaan doen," denkt Bas hardop; "we kunnen natuurlijk eens eventjes naar die boer gaan en hem uitleggen dat wij altijd zin in eten hebben en dat als hij niet betaald, wij honger krijgen." "Dat is een goed idee," vindt Boris, "die boer betaalt vast als wij hem dat heel netjes vragen. Laten we dat vanmiddag maar direct gaan doen, dan is dat probleem tenminste opgelost." Die middag, na school, gaat de tweeling niet mee naar de hut, ze hebben het veel te druk en willen niet vertellen wat ze gaan doen. De andere kinderen van het 14 Oktoberplein vinden het maar vreemd, want meestal vertelen Bas en Boris alles. Dit is echt raar en er zit niets anders op als afwachten. Bas en Boris fietsen opgewekt naar de boerderij van de boer. Ze zijn er vast van overtuigd dat het hun zal lukken.
Bij de boerderij worden ze begroet met een woest gekeft; een grote zwart witte hond rent op hen af. Bas en Boris zijn beslist niet bang voor honden, maar voor deze deinzen ze toch terug. Het beest doet zó dreigend! Bas probeert de hond met lieve woordjes te paaien, nu ja, lieve woordjes???? Bas zegt op een heel aardige manier:" wat ben jij een klier van een beest. Jij bent een echte rotzak!" Even lijkt het of het helpt en de hond begint te kwispelen. Als Bas en Boris het hekje open doen, begint de hond opnieuw vreselijk te blaffen en als ze een stap op het tuinpas zetten, gromt hij vervaarlijk naar hen en laat zijn tanden zien. "Moeten we echt wel verder gaan," vraagt Boris zich bezorgd af. "Tuurlijk gaan we door," zegt Bas; "we laten ons toch niet door zo’n hondje afschrikken."
Wanneer de tweeling halverwege het pad is, wordt het de hond te gek: die twee hebben daar niets te maken. De brievenbus zit bij het hek; daarvoor hoeft niemand op zijn terrein te komen. Ineens doet de hond een uitval en grijpt met zijn tanden Bas bij zijn mouw. "Hé, laat los," zegt Bas geschrokken. De hond laat niet los en Bas begint aan zijn mouw te trekken. Oei, daar gaat de mouw ook nog kapot; er zit een grote scheur in. Hierdoor is de hond zijn houvast kwijt en zoek iets nieuws om zich in vast te bijten. Nu is de broekspijp van Boris aan de beurt. Boris schopt en schudt met zijn been, niets helpt; de hond heeft stevig beet en is niet van plan om hem los te laten. Dat het niet lukt om bij de voordeur te komen is de jongens nu wel duidelijk. Ze proberen terug naar het hek te gaan. Daar is hondeman het ook al niet mee eens. Doordat Boris probeert te lopen met een hond aan zijn broekspijp, struikelt hij en ligt languit op het pad. De hond springt bovenop hem. Bas probeert Boris van een zekere dood te redden en grijpt de hond bij zijn staart. Daar heeft de hond niet van terug en grauwend probeert hij Bas te pakken te nemen. Intussen is Boris op gekrabbeld en rent de tuin uit. Bas holt hem achterwaarts achterna en doet verwoedde pogingen de tanden van de hond te ontwijken. Dat lukt maar net. Maar doordat Bas de achterpoten van de hond van de grond houdt, kan deze niet veel beginnen. Zó lukt het Bas om ook de tuin uit te komen. Snel doen ze het hekje dicht en rennen weg; na geblaft door de hond, die nu echt helemaal razend is. Bas en Boris rennen naar de hut; dat lijkt hen de beste plaats om de schade op te nemen.
Hun vriendjes schrikken als ze Bas en Boris binnen zien komen. De tweeling ziet er dan ook vreselijk uit: hun kleren zijn kapot en smerig, ze zitten onder de schrammen en bulten door het vallen op het grindpad en ze zien helemaal rood van het harde lopen. "Wat is er met jullie gebeurd," vraagt Hanneke? "Wie heeft dat gedaan," zegt Bert. "Dat was een hond, die ons niet naar zijn baas wilde laten gaan," antwoordt Bas. "Dat was dan wel een hele kwade hond," vindt Fatima. "Ja," beaamt Boris, "dat was het zeker. Dat was een reuze valse hond." "Hebben jullie zijn baas niet verteld wat die hond heeft gedaan," vraagt Monique? "Nee," zegt Boris," we zijn gewoon snel weggelopen, want het was heel eng. We dachten dat die hond ons wilde vermoorden." "Dat kan toch niet," zegt Bert, "een gewone hond vermoordt geen mensen." "Nou," vindt Bas, "die wel!" "Toch moeten jullie het wel aan zijn baas zeggen; die moet de schade vergoeden," vindt Suzan. "Zullen wij met jullie mee gaan," biedt Eddy aan; "met z’n allen kunnen we die hond vast wel baas. We nemen gewoon een stevig touw mee." "Ja," zegt Ron, die het wel een avontuurlijk idee vindt, "van dat touw maken we dan een lasso en dan kan die hond niets meer beginnen." Er wordt direct een groot, stevig stuk touw opgezocht en de elf kinderen lopen terug naar de boerderij met de boze hond. Er is geen twijfel mogelijk waar ze moeten zijn, want ze wordt al begroet met een blafconcert. Als de hond Bas en Boris ziet begint hij weer te grommen. Hij is het echt niet vergeten, dat ze hem aan zijn staart getrokken hebben en zomaar weggelopen zijn. "Dat is inderdaad een hele kwade," zegt Bert, "maar kom, laten we eens proberen om hem een toontje lager te laten zingen." Hij pakt het touw en maakt er een stevige knoop in. De knoop kan schuiven zodat het touw bijna een echte lasso lijkt. Nu moet die lasso nog om de kop van de hond heen. Dat is gemakkelijk gezegd dan gedaan. De eerste poging mislukt. De tweede ook, maar nu is de hond er op verdacht dat er iets de tuin in wordt gegooid en hij denkt dat dit een leuk spelletje is. Voordat iemand er op verdacht is, heeft de hond het touw te pakken en trekt er aan. Bert probeert het touw terug te trekken, maar..........hierdoor ziet de hond kans om over het tuinhek heen te komen. Het is eigenlijk een beetje te hoog voor hem, maar met een beetje hulp, dat is het touw voor hem, lukt het hem wel! De hond vliegt op Bas af en grijpt hem in zijn broekspijp. Bas probeert weg te hinken en geholpen door zijn vriendjes bereiken ze het eind van de straat. Intussen heeft Bert het touw om de hals van de hond gebonden en.....het andere eind aan het tuinhekje vast gemaakt. Nu staat het touw ineens strak en de hond stikt zowat. Hij laat los en blijft staan. "Die kan ons niks meer doen ," zegt Bert. "Maar we kunnen nog steeds niet naar zijn baas om te vertellen, wat zijn hond heeft gedaan," zegt Boris. "We kunnen het beter aan de politie gaan vertellen," zegt Monique, "die is daar toch voor." "Laten we dat maar niet doen," zegt Bas, "want dan moeten we ook vertellen waarom wij naar de baas van de hond wilden gaan." "Waarom gingen jullie daar dan heen," vraagt Willeke. Bas en Boris vertellen het verhaal van de rekening die niet betaald wordt en dat zij zo bang zijn dat ze geen eten meer krijgen. "Ik denk toch dat jullie thuis moeten vertellen wat jullie gedaan hebben," zegt Fatima, "laten wij allemaal maar mee gaan, dan krijg je vast niet zo heel erg op je kop." Zo zit een kwartiertje later een geschramd en gehavend stel kinderen in de keuken, vader luistert naar het verhaal en doet een poging om niet in de lach te schieten. "Hadden jullie echt gedacht dat het jullie zou lukken om die boer te laten betalen," vraagt vader, "daar heb deurwaarders voor, die mannen weten ook hoe ze met zulk soort waakhonden moeten omgaan. Laat zoiets in het vervolg maar aan mij over."
Moeder heeft toch wel een beetje medelijden met de kinderen; ze kijkt eens naar de schrammen, die zijn gelukkig niet al te erg. Ze smeert er een lik uierzalf op; dan is dat leed zo weer geleden. Ze belooft dat ze trui en de broeken van Bas en Boris weer zal maken, want die twee kunnen niet zonder hun rode trui en spijkerbroek. Na een glas limonade en een plak cake is het leed weer geleden. Bas en Boris weten nu wel zeker dat "deurwaarder" voor hen geen vak is!