Elfde zondag door het jaar

Gewoon beginnen!

De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn na school direct naar de hut gegaan. Het is geen lekker weer; het regent een beetje en in de hut is het heerlijk droog. Ze zijn van plan om vandaag de boel eens goed te vegen, anders krijgen ze overal spinnenwebben en dat staat zo ongezellig. Een paar webben laten ze wel hangen, want spinnen zijn nuttige beestjes: ze vangen muggen en vliegen. Voor muggen hebben de kinderen een groot ontzag, want als je door die dingen gestoken bent, dan krijg je verschrikkelijke jeuk; dus laat de spinnen maar lekker die snertbeesten vangen! Onder het vegen raakt Hanneke aan de praat met Bert. "Wat wil jij later worden," vraagt Bert aan Hanneke?
"Verpleegster," antwoordt Hanneke, "net als mijn moeder. Ik wil alleen niet hier in Nederland in een ziekenhuis gaan werken; ik wil naar een land waar de mensen het heel arm hebben. Wat wil jij later eigenlijk worden," vraagt Hanneke op haar beurt aan Bert. "O," zegt Bert, " ik wil dokter worden." "Wat leuk," vindt Hanneke, "dan kunnen wij samen arme mensen gaan helpen. Dat lijkt me heel fijn." "Ik wil ook niet in Nederland blijven, hier is alles al zo goed, hier hebben mensen helemaal geen hulp meer nodig," vindt Bert. "Dat is helemaal niet waar," zegt Helga, die er bij is komen staan. "Mijn vader zegt altijd dat er hier vlak bij een heleboel mensen zijn die hulp nodig hebben en geen geld genoeg hebben om daarvoor te betalen." "Daar geloof ik niks van," zegt Bert, "in ons land wordt toch voor iedereen gezorgd." "Papa zegt dat iedereen wel zoveel hulp krijgt dat hij blijft leven," bemoeit ook Willeke zich er mee, "maar voor leuke dingen hebben mensen geen geld. Ze moeten hier overal voor betalen." "Wat raar," vindt Hanneke, " dat wij daar nooit iets over horen. Dat staat niet in de krant." "Nee," zegt Helga snibbig, "natuurlijk staat dat niet in de krant. Daar houd je toch je mond over, want daar schaam je je voor." Zouden er in ons dorp ook mensen zijn, die eigenlijk hulp nodig hebben en die daar niet om durven vragen," vraagt Bert. "Dat wil ik best eens aan papa vragen, die weet dat vast wel," zegt Willeke. "Dat hoef je niet te doen," merkt Helga op, "want papa zegt dat hij niet over mensen mag praten met ons. Hij moet wat hij hoort en ziet netjes geheim houden." "En als wij nu willen helpen," zegt Hanneke, "vertelt hij ons dan ook niks?" "Vast niet," zegt Helga, " hij houdt altijd zijn mond." "Dan moeten wij er zelf achter zien te komen, wie er hulp nodig heeft," vindt Ron. Hij heeft het gesprek ook gevolgd en intussen is iedereen opgehouden met de jacht op spinnen; dit is veel interessanter. "Kunnen wij niet iets gaan doen," stelt Bas voor, "misschien kunnen we boodschappen doen of op kleine kinderen passen." "Ja," zegt Monique "dat lijkt me een reuze goed idee....... als jij boodschappen doet, komen die mensen van de regen in de drup. Dat wordt niks." "O, jawel hoor," zegt Boris, "wij kunnen heel goed boodschappen doen, als we maar precies weten wat we moeten halen." "Misschien hebben sommige mensen veel liever dat je hun tuin een keertje harkt," zegt Suzan, "dat zou een mooi klusje voor jullie zijn; daar kan niks fout mee gaan." "Laten we eerst eens op zoek gaan naar wie er hulp nodig heeft," stelt Fatima voor, "dan weten we wat er moet gebeuren." "Kunnen we het niet aan de pastoor vragen," zegt Eddy? "Nee, joh," antwoordt Monique, " die moet ook zijn mond houden. We moeten er gewoon zelf achter komen." "Weet je wat we doen," zegt Bert, "we gaan gewoon de huizen langs en we vragen het gewoon." "Dat kunnen we toch niet doen," vindt Monique, "dat staat zo raar!" "Wat geeft dat nu," vindt Bas, " omdat iedereen alles maar raar vindt, gebeurt er nooit iets nieuws. We moeten gewoon beginnen en dan zien we wel wat het wordt." Uiteindelijk zijn alle kinderen het er mee eens, dat ze alle huizen in het dorp langs zullen gaan en daar zullen vragen of er hulp nodig is, die zij kunnen geven. Ze spreken af dat ze het twee aan twee zullen doen; dat is veel gezelliger, maar........ Bas en Boris mogen niet samen; dat lijkt iedereen toch wel veiliger. Met die twee kun je nu eenmaal niet voorzichtig genoeg zijn. "We moeten gewoon niks beloven," zegt Bert, "eerst maken we een lijst. Daarop schrijven we de namen, de adressen en wat de mensen voor hulp willen hebben." "Dan kunnen we daarna samen kijken wat we gaan doen," zegt Hanneke, die dit helemaal ziet zitten. "Laten we nu alvast een paar huizen langs gaan," zegt Bas, "we zijn toch klaar met spinnen jagen en het is nog lang niet donker." Ze spreken af in welke straat ze zullen beginnen en gaan aan de slag. Hun vraag of er hulp nodig is wordt soms niet helemaal begrepen. Veel mensen denken dat de kinderen iets willen verdienen. Uiteindelijk blijken ze toch drie adressen ontdekt te hebben, waar hun hulp echt hard nodig is. Een oude mevrouw kan bijna haar huis niet meer uit en vindt boodschappen doen een reuze karwei. Een alleenstaande moeder kan nooit eens weg, omdat ze dan eerst oppas voor haar kinderen moet hebben.
Een mijnheer die niet goed kan lopen, komt bijna niet buiten omdat hij niemand heeft die zijn rolstoel kan duwen. Voordat de kinderen naar huis gaan spreken ze af dat ze maar met deze mensen beginnen, dan volgt de rest vanzelf wel. Zo komt het dat de kinderen van het 14 Oktoberplein het razend druk krijgen en.....ontdekken dat het heel erg leuk is als je anderen een handje helpt. Daar krijg je een boel vrolijke gezichten door. Het is maar wat fijn om met oom Jan, zo noemen ze de mijnheer in de rolstoel, te gaan wandelen. Oom Jan kan reuze leuke verhalen vertellen en daar krijgen de kinderen nooit genoeg van. Voor hun hulp willen de kinderen nooit betaald worden, maar een glaasje limonade en een koekje, dat slaan ze natuurlijk nooit af!!!!!!!!