Negende zondag door het jaar

Een hoosbui!!!!!!!!

Het is zondagmorgen en Bas en Boris vinden, dat het goed weer is om te gaan vissen. Ze hebben het de avond tevoren tegen hun ouders gezegd. Vader was het er niet erg mee eens; hij zei dat er die dag wel eens heel slecht weer zou kunnen komen.
Als de tweeling opstaat, regent het een beetje. "Dat is juist goed," zegt Bas, " dan bijten de vissen beter." "We nemen toch gewoon die heel grote paraplu mee," vindt Boris. "Ja, en een afdekzeil en een paar knijpers, dan kunnen we een soort tentje bouwen en dan blijven wij mooi droog," antwoordt Bas, die dit helemaal ziet zitten.
Snel gaan ze naar beneden en smeren in de keuken een hele stapel boterhammen, want van vissen krijgt je nu eenmaal een reuzehonger. In de schuur wordt een groot zeil opgezocht en Bas plundert het mandje met knijpers, dat zijn moeder voor de was gebruikt. Ze laden alle spullen achter op de fiets en rijden naar de Maas.
Als ze bij het water komen zijn ze al behoorlijk nat; het regent toch harder dan ze gedacht hadden. Eerst maar eens zorgen dat ze droog kunnen zitten. Ze zetten de paraplu uit. Die waait gelijk weg. Bas rent er achteraan en heeft hem nog net te pakken, voordat hij de Maas in waait. Ze doen hem weer dicht en zoeken eerst een stevige stok. Die wordt in de grond gezet en daar binden ze de paraplu aan vast. Nu komt het dekzeil: met de knijpers wordt dit aan de plu vastgemaakt en zo ontstaat er een soort tentje. Nu zitten ze in ieder geval droog, dat is heel prettig. Op het zeil leggen ze wat stenen en wat kluiten aarde; zo moet het blijven zitten.
Het lijkt wel of het steeds harder gaat waaien. De paraplu wiebelt heen en weer; het zeil klappert, maar ach, dat geeft niks. Ze maken hun hengels klaar en al snel, ligt de eerste dobber in het water. Nu wachten tot de vissen bijten.
Van al dat werk hebben ze al weer honger gekregen. Ze hadden thuis ieder drie boterhammen gegeten, maar dat is voor stoere jongens als Bas en Boris echt niet genoeg. Halverweg hun vierde boterham gaat ineens de dobber van Bas onder water. "Ik heb beet," roept Bas en hij begint de hengel binnen te halen. Er hangt een heel klein, zielig visje aan zijn haak. Bas besluit het diertje maar weer terug in het water te gooien. "Die moet eerst nog een beetje groeien," zegt hij, " dat wordt later vast een kanjer van een snoek!"
Intussen is het steeds harder gaan regenen, het lijkt wel of het steeds donkerder wordt in plaats van lichter. De wind is ook veel heviger geworden en eigenlijk is het helemaal niet lekker aan de waterkant. Bas en Boris trekken zich daar niets van aan, ze vinden dat ze in hun tentje heerlijk beschut zitten.
Ineens slaat een windvlaag onder het zeil en ruk een deel van het zeil los. "Hela," roept Bas, " daar gaat de tent bijna." "We moeten er wat grotere stenen opleggen," zegt Boris, " dit houdt niet." Ze zoeken wat grotere stenen en maken het zeil weer vast. Nu moet het houden. "Jammer, dat we geen tentharingen meegenomen hebben," zucht Boris, " dan had de boel veel steviger vast gezeten." "Ach, zo houdt het toch ook wel," vindt Bas heel optimistisch. "Als we nu eens door de ringen in het zeil wat stokjes steken," stelt Boris voor, "dasn zit het veel steviger."
Ze gaan weer de regen in en zoeken wat takken. Die worden met vereende krachten door de ringen gewurmd. Veel helpt het niet; de wind blijft aan de paraplu rukken en het bouwsel schudt heen en weer. Meer is er niet aan te doen, dus duiken Bas en Boris maar weer in de beschutting van de paraplu. Hier zitten ze tenminste droog en uit de wind. Bas en Boris gooien hun hengels weer uit en eten nog maar een boterham. Hun voorraad brood slinkt al aardig en dat terwijl ze pas twee uur aan het vissen zijn.
Het weer wordt steeds slechter. De wind is nu echt een storm geworden en de regen valt met bakken uit de hemel. "Volgens mij vinden die vissen het veel te slecht weer om naar boven te komen," zegt Boris. "Voor hen maakt dat toch niks uit," vindt Bas, " zij zijn toch al nat." "Misschien is het onder water wel warmer dan er boven," denkt Bas hardop. "Zo koud is het nu ook weer niet," doet Boris stoer, " we hebben wel eens gevist toen het veel kouder was." "Ja," zegt Bas, " en toen hebben we ook helemaal niks gevangen." Ineens heeft de wind de paraplu echt te pakken. Het hele bouwseltje wordt uit de grond gerukt. De takjes, waarmee het zeil vastzat, breken gewoon af en ook de keien halen helemaal niets uit om het zeil vast te houden. Ineens zitten Bas en Boris in de stromende regen en zien hun paraplu en dekzeil wegwaaien.
"Rennen," zegt Bas, " anders zijn we ze kwijt." Ze hollen achter de paraplu aan , maar die waait veel sneller weg dan dat zij kunnen rennen. Het dekzeil is al los geraakt en waait een andere kant op. "Pak jij de plu, dan pak ik het zeil," roept Boris.
Gelukkig staat er een dikke haag bomen. Hierin blijven de paraplu en het zeil hangen. Helaas hangen ze wel heel hoog in de bomen. Hoe moet dat nu?
Bas en Boris willen beslist de paraplu en het zeil mee naar huis nemen, want.....die zijn van hun vader en ze zijn vergeten te vragen of ze die wel mee mochten nemen.
"Dat wordt dus klimmen," zegt Bas. "Ja," zegt Boris, " daar zal weinig anders opzitten, want als we zonder plu en zeil komen, krijgen we helemaal verschrikkelijk op ons kop."
Bas probeert in de boom te klauteren. Brrr, dat is niet leuk; de takken zijn kliedernat en door de wind is het moeilijk om een goede tak te vinden om op te gaan staan. Eindelijk lukt het toch en kan hij net bij de paraplu komen. Hij geeft hem aan Boris en laat zich uit de boom glijden. De paraplu is helemaal binnenstebuiten gekeerd. Ze proberen het ding weer in zijn fatsoen te krijgen en dat lukt aardig. Er zitten wel een paar gaatjes in het doek, maar als hij dicht gevouwen is, zie je daar niets van. Dat valt dus reuze mee, vinden ze! Nu moeten ze het zeil nog uit een boom halen. Dat zeil hangt in een dikke boom. Boris klimt op de schouders van Bas en kan zo bij de eerste tak komen. Hij vindt hij wel heel eng, maar dat zal hij nooit toegeven aan zijn broertje. Na een kwartiertje hebben ze ook het zeil beneden. Ze besluiten maar naar huis te gaan, want ze zijn nu door en door nat en hebben het vreselijk koud. Snel wordt alles op de fietsen gebonden en dan trappen ze om het hardst om maar zo gauw mogelijk thuis te zijn.
Ze fietsen regelrecht de schuur binnen, waarvan de deur gelukkig open staat. Vlug leggen ze het zeil op zijn plaats en zetten ook de paraplu netjes weg.
Ze zijn net op tijd klaar, want daar komt vader aan. "Zo," zegt hij, " zijn jullie uitgevist?" "Ja," zegt Bas, " ze wilden niet bijten." "Het was veel te koud voor de vissen om naar boven te komen," vult Boris aan. "Voor jullie was het vast ook veel te koud," vindt vader, " ga maar gauw droge kleren aan trekken en wat warms drinken. Mama heeft heerlijke soep gemaakt." Daar heeft de tweeling best zin in. Binnen een kwartier zitten Bas en Boris met droge kleren in een lekkere warme keuken te genieten van een bord dampende soep.
"Toch wel fijn," zegt Bas, " dat dit huis niet weg kan waaien." "Hoe kom je daar nu bij," vraagt moeder. "Ik dacht aan arme mensen, die in een tentje moeten wonen en die het nu vast heel erg moeilijk hebben," verzint Bas maar vlug.
Vader denkt er het zijne van en....besluit straks toch eens even in de schuur te gaan kijken, wat er als tent gebruikt kan zijn.