Vierde zondag van Pasen

De wei in!

De vader van Bas en Boris heeft een leuk klusje voor zijn zoontjes; ze mogen hem helpen met de koeien naar de wei brengen. De koeien hebben lang genoeg in de stal gestaan en het weer is intussen zo goed, dat de dieren weer naar buiten mogen. Bas en Boris nodigen al hun vriendjes en vriendinnetjes ook maar uit, om mee te komen helpen.
Woensdagmiddag komen alle kinderen na het middageten naar het huis waar Bas en Boris wonen. Vader staat al op hen te wachten en de kinderen gaan mee naar de stal. De koeien loeien en zijn heel onrustig; het lijkt wel of ze in de gaten hebben dat er iets fijns gaat gebeuren.
"Jullie moeten heel goed uitkijken," zegt vader, "want die koeien krijgen straks allemaal de kolder in hun kop." "Dat zouden wij ook krijgen, als we een hele winter binnen moesten blijven," zegt Bert, "dat is dus niet gek."
Intussen heeft vader een koelos gemaakt, hij doet de staldeur open en brengt de koe naar buiten. De koe wil gelijk naar het gras; dat mag niet, de koe moet eerst naar de goede wei lopen en.... daar moeten de kinderen voor zorgen.
"Loop er maar gewoon achteraan," adviseert vader, "dan gaat ze vanzelf wel." De koe vindt het maar niks dat er een stel luidruchtige kinderen achter haar aan jaagt en zet het op een hollen. "Kijk ze gaat vanzelf de goede kant op," roept Bas. "Joehoe, een beetje naar rechts, "gilt Boris." De koe is nu in de goede wei.
Intussen heeft vader met Bert, Eddy en Ron de andere koeien losgemaakt. "Jongens ga opzij staan," zegt vader," anders lopen ze jullie van de sokken."
De kinderen gaan een flink eind van de deur vandaan en wachten wat er gaat komen. Een voor een komen de koeien naar buiten, ze kijken wat onwennig om zich heen en zien dan de eerste koe in de wei staan. Ze zetten het op een lopen. Ook Bas en Boris moeten nu helpen met het losmaken van de koeien in de stal. Het is een heel gedoe! De koeien ruiken het verse gras en willen niet meer stilstaan. Het kost heel veel moeite om hen van hun kettingen te bevrijden.
Dan zijn alle koeien los en ze rennen naar de wei; ze dansen en springen en maken de vreemdste bokkesprongen. "Gossie," zegt Monique, "die zijn echt blij, het lijkt wel een feestje in de wei." "Dat is het voor hen ook, de koeien vieren nu echt de lente," zegt vader. "Mogen de schapen ook niet in een andere wei," vraagt Helga, die bij het draad dat om de schapenwei zit, heeft staan kijken. "Ja," vindt Willeke, "ze hebben maar heel kort gras, daar hebben ze toch niet genoeg aan?" "Schapen mogen geen lang gras hebben," zegt vader, "daar kunnen ze niet tegen, dan krijgen ze vreselijke buikpijn en daar kunnen ze zelfs dood van gaan." "Laat die schapen nu maar," zegt Bas, "we moeten de koeienwei dicht gaan doen, anders komen die beesten er weer uit."
De kinderen rennen naar de wei waar de koeien staan. De koeien schrikken als er zo'n stel lawaaischoppers aankomt en ze hollen en springen naar de andere kant van de wei. "Dat is gemakkelijk," zegt vader, "nu kunnen we rustig het draad dichtdoen." Hij maakt, geholpen door Bas en Boris het draad vast. "Springen ze daar niet overheen," vraagt Monique, "ze kunnen best hoog springen." "Ze kijken echt wel uit," zegt vader, "want dit is schrikdraad; ik ga nu de stroom aanzetten en als de koeien tegen het draad aankomen krijgen ze een schok." "Dat is zielig," zegt Hanneke, "dat is toch een akelig gevoel." "Dat valt best mee," zegt Bas, "ik ben al zo vaak tegen het schrikdraad opgelopen, daar krijg je echt niks van." "Je moet alleen niet met iets van ijzer in je hand tegen het draad aan komen, want dan doet het wel zeer," zegt Boris. Hij herinnert zich heel goed, dat hij een keer in een ijzeren melkkarretje zat en dat Bas toen de trekstang op het schrikdraad heeft gelegd; dat was niet leuk!
"Jongens, we zijn nog niet klaar," zegt vader, "De stier moet ook naar buiten." Vader heeft één stierkalf dat hij zelf groot wil brengen. Het dier heeft heel bijzondere ouders: moeder koe geeft altijd veel melk en zijn vader is een heel beroemde stier. De vader van Bas en Boris hoopt dat dit kalf net zo goed wordt als zijn vader en moeder. Hij wil de stier verkopen aan een K.I.-station.
Bas en Boris mogen mee naar de stal waar de stier staat; de andere kinderen moeten uit de buurt blijven. Bas en Boris zijn goede maatjes met de stier, die zelfs niet bang meer is voor hun rode truien. "Bent u nu niet bang dat iemand die stier komt stelen als hij buiten staat," vraagt Hanneke. "Welnee, dat lukt niemand; al is het nog een jong beest, hij is toch al heel gevaarlijk en hij moet je echt kennen; anders ben je je leven niet zeker in zijn wei," antwoordt vader.
De stier loopt heel rustig met vader en de tweeling mee. "Dat beest lijkt anders heel tam," zegt Bert. "Moet je kijken wat een kop hij heeft," zegt Monique, "hij ziet er heel anders uit dan die koeien." "Dat is toch logisch," zegt Eddy, "een man ziet er ook heel anders uit dan een vrouw; dat verschil kun je toch ook gelijk zien." "Moet je kijken," zegt Fatima, "dat beest eet gewoon bij Bas uit de hand."
Bas heeft een bosje gras geplukt en voert het aan de stier; die pakt het aan en terwijl hij het gras opeet, aait Bas de stier over zijn kop. Wanneer Bas en Boris weer uit de wei komen, zegt Hanneke: "dat beest is echt tam, ik snap niet dat hij zo gevaarlijk is." "Dat is hij wel, maar hij kent ons," zegt Bas. "Vader zegt dat wij ook altijd heel goed moeten uitkijken en wij mogen ook niet zomaar zijn wei ingaan," legt Boris uit. "Dat mogen wij alleen maar als vader erbij is," zegt Bas.
Omdat alle dieren nu in de wei staan en het schrikdraad overal goed vastzit, zijn de kinderen klaar met hun werk. "Laten we maar eens die kar af gaan maken," zegt Hans, "we zijn nu toch hier." Ondanks alle plannen, is het er nog steeds niet van gekomen om aan de kar te werken. Wel zijn intussen de planken op maat gezaagd; dat heeft Hans gedaan, maar alles moet nog vast getimmerd worden. Bert en Ron moeten het onderstel van de kar vasthouden, zodat dat niet gaat rijden wanneer de anderen er planken aan vastspijkeren.
"We maken hem goed stevig hè," zegt Bas, "dan kunnen er een heleboel jerrycans met water in." "We moeten er gelijk maar een bankje in maken," vindt Boris, "dan kunnen we er zelf ook inzitten." Uiteindelijk maken de kinderen twee bankjes in de kar. Tussen de bankjes is genoeg ruimte om de jerrycans met water neer te zetten. "Zo gaan de jerrycans gelijk niet schuiven," vindt Bas.
Wanneer de kar echt klaar is, kruipen Bas en Boris erin. Hans, Ron, Bert en Eddy pakken het touw en proberen of de kar goed rijdt. Het gaat uitstekend, Bas en Boris doen net of ze in een kar, met paarden ervoor, zitten. "Hort sik," roept Bas. "Joh, het zijn geen geiten," zegt Boris. "Vooruit stelletje knollen," probeert Bas het nog een keer.
Eddy, die het maar niks vindt, dat hij voor "knol" uitgemaakt wordt, laat het touw schieten en komt naar Bas en Boris toe. "Gaan jullie maar trekken," zegt Eddy, "nu wil ik in de kar." Bas en Boris hebben geen zin om te gaan trekken en blijven gewoon zitten. Eddy pikt het niet en begint Bas te kietelen. Bas kan daar niet tegen en stapt uit de kar om het Eddy betaald te zetten. Het wordt een stevig partijtje worstelen, dat eindigt in een boel plezier. Veel te gauw is het tijd om naar huis te gaan. Bas en Boris zijn maar wat blij met het mooie karretje; nu hoeven ze tenminste niet meer met zware jerrycans te zeulen!