Tweede zondag van Pasen

Eerst zien en dan geloven!

Vandaag gaan Hanneke en haar moeder de tweede keer naar Schiphol. Ze hopen maar dat vader nu geen vliegtuig gemist heeft. "Ik moet hem eerst zien," zegt Hanneke, "eerder geloof ik het echt niet." "Dan ben jij een echte, ongelovige Tomas," zegt Bas, die samen met Boris weer van de partij is. De tweeling gaat weer mee, want de andere kinderen hadden geen zin, om 's morgens al om twee uur op te moeten staan, want het vliegtuig komt deze keer heel vroeg aan. Het is heel rustig op de weg en moeder rijdt flink door. "Iedereen slaapt nog," zegt Bas. "Best spannend, midden in de nacht op straat," vindt Boris. "Vinden jullie ouders het eigenlijk wel goed, dat jullie meegaan," vraagt Hannekes moeder ineens. "Ja, natuurlijk," antwoordt Bas, "mijn vader vindt dat twee vrouwen, die 's nachts naar Amsterdam rijden, dringend mannelijke bescherming nodig hebben." "Papa is pas naar bed gegaan, toen wij de deur uitgingen," vertelt Boris, "hij was bang dat wij niet wakker zouden worden van de wekker." "Mama zei, dat we er voor moeten zorgen dat u geen slaap krijgt," voegt Bas er nog aan toe. Deze laatste opdracht wordt door Bas en Boris goed uitgevoerd; ze kletsen honderduit en voor ze het weten zijn ze op Schiphol. "Zou het daar ook zo stil zijn als op de weg," vraagt Bas. "Dat denk ik niet," zegt Hanneke, "ik ben wel eens vaker heel vroeg hier geweest; dan waren er altijd mensen." De auto wordt in de parkeergarage gezet en ze stappen in de lift. Bas en Boris weten nu dat er van die lopende banden zijn; daar hebben ze zich op verheugd.
Ze rennen naar de eerste lopende band en doen een wedstrijdje; wie het eerst aan de andere kant is. Er zijn niet veel mensen die op de band staan en Bas en Boris besluiten nog een keer te gaan, want Hanneke en haar moeder doen het veel kalmer aan. De broertjes rennen terug en gaan nog een keer. Bij de tweede lopende band is ook Hanneke voor een wedstrijdje te porren. De drie kinderen hebben de grootste lol. "Kom jongens," zegt moeder, "ik heb zin in koffie." "Zijn de winkeltjes dan al open," vraagt Bas verwonderd. "De winkeltjes niet," antwoordt moeder, "maar we kunnen wel overal koffie drinken; dat kan hier de hele nacht." Tot grote verbazing van Bas en Boris is het in de grote hal een drukte van belang. Eerst wordt er op de monitor gekeken hoe laat het vliegtuig komt en dan gaan ze wat drinken. "Ik heb honger," zegt Bas. "Ik ook," vindt Boris, die net als zijn broertje altijd kan eten. "Willen jullie soms een worstenbroodje," vraagt Hannekes moeder. Daar hebben de jongens wel zin in. "Hebben jullie niet gegeten voordat jullie weggingen," vraagt Hanneke. Natuurlijk hebben Bas en Boris wel gegeten, maar dat is al weer ruim twee uur geleden. Hanneke en haar moeder eten ook een worstenbroodje, hoewel Hanneke dit maar vreemd vindt; het is nog zo vroeg, dan eet je toch nog niet. Als alles op is lopen ze samen naar de gate. Het is dezelfde gate als de vorige keer en ze moeten dus een flink eind lopen. Bij de gate is het druk. "Ik hoop maar dat vader er nu wel is," zegt Hanneke. "Joh, die is er nu vast," zegt Bas, "jullie hebben nu toch wel even gekeken of er geen E-mail was of niet soms?" Dat heeft Hanneke inderdaad gedaan. Nog in haar pyama is ze achter de computer gedoken om te kijken of er soms een bericht was. Er was wel een bericht, maar dat was fijn er stond: "tot straks!" "Dan is hij er vast," zegt Boris. "Daar komen de eerste koffers al," zegt Bas. Er komen ook al mensen aangelopen. "Daar heb je papa," gilt Hanneke ineens. Moeder komt aangelopen; ze vergeet dat ze netjes niet wilde dringen om bij het raam te staan en met z'n vieren staan ze te zwaaien om de aandacht van vader te trekken. Vader ziet direct moeder en Hanneke staan en zwaait vrolijk terug. "O, nu moet hij eerst nog zijn koffers hebben," zegt Hanneke. Vader haalt een bagagekarretje en gaat bij de lopende band staan. Het duurt Hanneke veel te lang; "waarom schiet dat nu niet op," zegt ze. "Ze moeten toch dat hele vliegtuig leegladen," zegt Boris, "dat duurt gewoon even." "Je ziet hem nu toch," vindt Bas, "dat is al heel fijn." Eindelijk komt vader naar buiten. Moeder vliegt hem om zijn hals en ook Hanneke staat te wachten tot zij vader eens flink kan knuffelen. Bas en Boris staan een beetje schaapachtig te kijken; 'wat een gedoe, maar ze begrijpen het wel. Ze letten maar eventjes goed op de bagage van Hannekes vader, want je kunt nooit weten, misschien wil iemand zijn koffers wel stelen en dat zou heel erg zijn. Wanneer ook Hanneke stevig geknuffeld is, ziet vader de twee jongens staan. "Dat is leuk dat jullie meegekomen zijn," zegt hij. "We moesten die twee vrouwen toch beschermen," zegt Bas. "Dat vind ik fijn, dat jullie dat gedaan hebben," grinnikt vader. "Laten we maar gauw naar de auto gaan," zegt moeder.
Ze lopen naar de uitgang en moeder betaalt voor de parkeergarage bij een van de betaalautomaten. Wanneer ze bij de lift zijn, schrikt moeder ineens verschrikkelijk. "O," zegt ze, "ik weet niet meer op welke verdieping de auto staat." "Die staat toch bij de molen," zegt Hanneke. "Nietes, hij staat bij de bloem," beweert Bas. "Volgens mij staat hij bij de klompen," denkt Boris. Iedere verdieping van de parkeergarage heeft een eigen teken; zo moet je onthouden waar de auto is, maar dan moet je wél naar de tekening kijken voor je weggaat! Omdat moeder een beetje slaap had, heeft ze vergeten te kijken en Bas en Boris hadden zo'n zin om te gaan rennen op de lopende banden, dat ze ook niet gekeken hebben. "We gaan gewoon ieder even op een verdieping kijken," stelt Bas voor. "Ja, kom op, daar is de lift," zegt Boris. De drie kinderen stappen in de lift en gaan ieder op een andere etage zoeken naar de auto. Bas heeft de auto snel gevonden; hij staat inderdaad bij de bloem. Hij rent terug en vertelt aan Hannekes vader en moeder waar de auto is. "Ik wacht hier wel even tot Hanneke en Boris komen; dan komen we met z'n drieën naar de auto," zegt hij. Vader en moeder gaan alvast met de bagage naar de auto en wanneer alle koffers ingeladen zijn, komen ook de drie kinderen aanrennen. "Stap vlug in," zegt moeder, "anders doet de parkeerkaart het misschien niet meer." Gelukkig zijn ze op tijd en de slagboom gaat open. "Het is echt een geluk dat jullie meegekomen zijn," zegt vader tegen Bas en Boris, "anders hadden we veel langer moeten zoeken." Hanneke moet nu ook op de achterbank zitten; de kinderen hebben nu veel minder ruimte. Hanneke is ineens erg moe en ze kan haar ogen niet meer openhouden. "Hé, ze slaapt," zegt Bas. "Die heeft vast gisteravond niet kunnen slapen," zegt Boris, "ze geloofde toch niet dat haar vader er zou zijn." Boris gaat een beetje verzitten, zodat Hanneke wat gemakkelijker kan hangen. "Mijnheer, vertel eens over de Indianen," vraagt Bas. "Wat wil je precies weten," vraagt vader. "Alles," zegt Boris. Vader komt er niet onderuit; hij moet alle vragen van de zeer nieuwsgierige tweeling beantwoorden. Voor ze het weten, zijn ze terug in Overloon. Hanneke wordt door Bas eens door elkaar gerammeld. "Joh, we zijn er, wakker worden," zegt Bas. Slaperig doet Hanneke haar ogen open en zegt,: laat me toch met rust, ik droomde net zo lekker, dat papa er weer was." "Die er toch suffie, die hebben we net gehaald," zegt Boris. Dan is Hanneke klaarwakker en springt de auto uit. Bas en Boris gaan naar huis, want ze begrijpen wel dat Hannekes vader nu eerst een poosje alleen met zijn eigen gezin wil zijn. Voor ze weggaan zegt Bas: "de volgende keer gaan we weer mee." "Ik hoop dat dat niet al te snel gebeurt," anwoordt moeder, "maar dan zal ik jullie echt waarschuwen."
Bas en Boris vertellen thuis heel spannende verhalen over allerlei gevaarlijke mannen die het op de twee vrouwen voorzien hadden. "Ik tackelde hem en toen lag hij op zijn snufferd," zegt Bas. Hanneke heeft nog een tijdje haar handen vol om alle wild-westverhalen van Bas en Boris recht te zetten; de verhalen worden steeds mooier en Schiphol lijkt een reuze gevaarlijke plaats om naar toe te gaan.