Vierde zondag van de advent

Een droom komt uit!!

Ron heeft het zich al vaak afgevraagd: waarom Hans de pleegbroer van Bas en Boris genoemd wordt. Hij vindt dat maar raar, maar hij heeft het zijn vader en moeder wel eens horen zeggen en wil er het zijne van weten.
Terwijl de kinderen in de hut druk bezig zijn met het leggen van een vloer, waagt hij het er op. Hij vraagt aan Bas : "Waarom noemen de grote mensen Hans een pleegbroer van jullie?" Verbaasd kijkt Bas op, hij schudt eens met zijn hoofd, want zijn haren hangen voor zijn ogen; hij moet nodig naar de kapper. "Hoezo," vraagt Bas, die het maar een vreemde vraag vindt. "Ik heb mijn vader en moeder horen zeggen dat Hans een pleegbroer van jullie is, hoe zit dat nu eigenlijk?" "O, dat," zegt Bas, " dat komt omdat mijn vader zo mooi gedroomd had". "Ja," valt Boris in de rede, "papa had gedroomd dat hij nog een zoon had, die ouder was dan wij. Hij vond dat zo’n mooie droom, dat hij er met mama voor gezorgd heeft, dat die droom uitkwam." "Hoe kan dat nu," zegt Suzan, die geluisterd heeft, "hoe kun je nu zo’n droom uit laten komen?" "Dat is heel gemakkelijk hoor," zegt Bas, "er zijn van die mensen die opkomen voor kinderen, waarvan de ouders niet goed voor de kinderen kunnen zorgen. Nu, die mensen kletsen alleen maar, maar je kunt aan hen wel vragen of ze een kind hebben, waar jij voor mag zorgen." "Zo’n kind was Hans; zijn eigen vader en moeder vonden Hans niet zo aardig en gaven Hans niet genoeg te eten. Daarom mocht hij van de mensen niet meer bij zijn vader en moeder blijven," zegt Boris. "Toen droomde onze vader over een nieuwe zoon en is hij met mama met die mensen gaan praten en toen mocht Hans bij ons komen wonen," zegt Bas. "Toen hadden wij dus een oudere broer. Gelukkig wilde Hans altijd graag met ons spelen en het lijkt net of hij net zo oud is als wij; dat is best prettig," vindt Boris. "Mama zei, dat wij een heel groot huis hebben met een heleboel plaats voor kinderen en daarom wilde ze, na ons er nog eentje bij," vult Bas nog even aan. "Kon ze dan zelf geen baby meer krijgen," vraagt Fatima. "Nee, dat ging niet, wij waren de laatsten," zegt Boris. "Dan hadden jullie vast in haar buik al een heleboel keet geschopt," zegt Bert. "Dat zou best kunnen," reageert Bas heel nuchter, "dat zegt papa ook wel eens. Maar dat geeft toch niks, we hebben nu een heel leuke broer, dat is veel fijner dan wanneer we een jonger broertje hadden gehad, want die had niet kunnen timmeren en geen vloeren kunnen leggen".
Terwijl de kinderen aan het praten waren, hebben ze hard doorgewerkt. Er moet nog een klein stukje van de vloer gelegd worden en dan is het af. Het ziet er heel mooi uit en....het lijkt of de hut lang zo koud niet meer is. Ze hebben ineens geen last meer van koude voeten.
"Die vader van jullie heeft leuke dromen en goede ideeën," zegt Monique, " alleen één ding vind ik nog niet fijn: die vloer wiebelt". "Ja, dat komt nog; we moeten de planken nog een beetje vastmaken," zegt Hans. "Daarom liggen er tegen de kant ook dikke balken. Daaraan wordt alles vastgespijkerd." Monique hoopt er het beste van, maar als ze met z’n allen overal spijkers in de planken hebben gemept, dan ligt de vloer inderdaad een stuk steviger.
Nu moeten de veilingkistjes gehaald worden. De kinderen besluiten dit maar gelijk te doen; dan kunnen ze voor de eerste keer eens echt op hun gemak in de hut zitten.
In de schuur staan veel meer kistjes dan ze nodig hebben om op te zitten. "Dat komt goed uit," zegt Bert, " van die kistjes kunnen we ook een mooie kast maken; dan kunnen daar onze spullen in." Met een paar kruiwagens worden de kisten naar de hut gebracht. Bert stapelt er drie bovenop elkaar tegen de wand en, ja hoor, het lijkt net een kast. Met een paar spijkers maakt Hans de kisten aan de wand vast en...aan elkaar. Nu hebben ze een echte kast; er moet alleen nog iets voor, anders zie je alle rommel gelijk liggen en dat staat niet leuk. Bij het afvalhout zat ook een oude deur; die ligt nog buiten bij de hut. De jongens gaan de deur halen en met wat ijzerdraad en spijkers wordt de deur aan de kisten gemaakt. Hij kan echt open en dicht. "Nu moeten we hierop een hangslot maken, dan kan niemand aan onze spullen komen," zegt Fatima. "We kunnen er wel niets eetbaars in bewaren, want die muizen trekken zich van zo’n hangslot niks aan; die kruipen gewoon door de kieren", zegt Helga. "We moeten een koelbox vragen," zegt Willeke, "daar komt geen muis in en als we dan snoepjes hebben, kunnen we die mooi in de koelbox bewaren". "In de kast kunnen wel een paar bekers staan, voor als we iets te drinken hebben," stelt Monique voor, die vreselijke dorst heeft.
Het is wel lastig dat ze geen water bij de hand hebben, maar Eddy weet een oplossing. "We moeten ook een grote jerrycan hebben; dan kunnen we van thuis water meenemen". "Die hebben wij," zegt Ron, " want wij gaan vaak kamperen; het is een heel fijne, met een kraantje. Ik zal thuis vragen of we die mogen gebruiken en misschien hebben we nog wel meer dingen, die we hier kunnen gebruiken".
Dat lijkt iedereen een heel goed idee, want de vader van Ron heeft een supermarkt en daar blijven soms wel eens dingen over, die hij niet meer verkopen kan. Misschien mogen zij die wel hebben. Ron belooft er ’s avonds gelijk om te zullen vragen en iedereen verheugt zich er nu al op.
Thuis vertellen de kinderen opgewonden over hun mooie hut en....over alles wat ze echt heel hard nodig hebben.