Maagd: een vrouw die nog nooit met een man naar bed is geweest.

Madonna: zo wordt een afbeelding van Maria vaak genoemd. Het is een Italiaans woord. Madonna betekent gewoon vrouw.

Magdalena: Maria Magdalena (uit het plaatsje Magdala)zou een slechte vrouw geweest zijn, die zich bekeerd heeft en Jezus ging volgen. Men denkt dat zij degene is die Jezus ooit de voeten heeft gewassen. Er zijn heel veel verhalen, maar nog veel meer legendes over haar. Zo zou zij na de dood van Jezus naar Frankrijk zijn gegaan en daar gewoond hebben in een grot in St. Baum. Maar ook de mensen van Vézelay beweren dat daar Magdalena gewoond heeft. Ook zou ze in een grot in Lourdes geleefd hebben. De mensen van St. Baum en Vezelay hebben ooit daverende ruzie gehad, zelfs oorlog gevoerd om de relikwieën van Maria Magdalena. De schedel is nu in Vézelay.

Mandulion: dit zou de afbeelding van het gezicht van Jezus zijn, die achterbleef in de doek van Veronica, toen zij Zijn gezicht afdroogde op de kruisweg. Over deze doek bestaan veel legendes en men is er eeuwen naar op zoek geweest.

Manipel: dit was een smalle band, ongeveer 10 centimeter breed, die de priester bij de eucharistieviering om zijn pols had hangen. Deze band was vaak mooi geborduurd. Waarvoor die diende, weet ik echt niet meer, was het soms een soort zweetbandje?

Manna: een eetbare stof die door sommige planten, die in een woestijn groeien , afgescheiden wordt. Hiermee voedden de Joden zich toen zij veertig jaar door de woestijn zwierven.

Marcus: een van de vier evangelisten. Hij wordt vaak afgebeeld samen met een stier. Soms wordt alleen de stier afgebeeld en die stelt dan Marcus voor. Hij schreef het tweede evangelie.

Maria: de moeder van Jezus. Naar haar zijn talloze meisjes vernoemd, zodat het wemelt van de Maria's, Marie's, Ria's, Rie's.

Maria-feest: hiervan zijn er een heleboel. Hierbij wordt meestal een belangrijke gebeurtenis uit het leven van Maria herdacht.

Martelaar: een heilige, die vanwege zijn geloof gemarteld is en in de meeste gevallen ook gedood is.

Massada: een hoge rots bij de Dode Zee, waar eerst koning Herodes een kolossaal paleis gebouwd had en waar later vrome joden zich teruggetrokken hadden om uit de handen van de Romeinen te blijven. Uiteindelijk is ook deze vesting door de Romeinen ingenomen.

Matteüs: hij is een van de vier evangelisten. Hij heeft het eerste evangelie geschreven. Waarschijnlijk heette hij eerst Levi en was hij een tollenaar.

Medaille: een metalen plaatje met de afbeelding van een heilige. Een medaille draag je soms om de bescherming van die heilige te vragen.

Meditatie: het nadenken over God, over het evangelie, over jouw leven . Het kan hardop gebeuren, maar ook gewoon stil voor je eigen.

Mediteren: nadenken over de zin van het leven of geloofszaken overwegen. Hierbij probeer je je helemaal te concentreren op iets wat bij jou van binnen leeft en je daar vrij voor te maken. Ook veel oosterse godsdiensten kennen het mediteren en hebben er vaak goede technieken voor ontwikkeld b.v. Yoga.

Meester: zo werd Jezus vaak aangesproken, het is het zelfde als leraar.

Melaatsen: zieken met vaak afschuwelijke verminkingen, die buitengesloten waren van het dagelijkse leven omdat iedereen doodsbang was voor deze zeer besmettelijke ziekte . Nu wordt deze ziekte meestal lepra genoemd.

Melchior: een van de Driekoningen.

Memento mori: deze latijnse uitdrukking betekent: "gedenk de doden". Dit staat nogal eens op de hek van een kerkhof.

Memisa: Medische Missie Aktie. Behalve om het geloof maakten missionarissen zich ook heel druk om de medische zorg voor de mensen in de Missie, en dat doen ze nog steeds. De Memisa ondersteunt die zorg.

Menorah: een zevenarmige kandelaar van de Joden.

Mensenzoon: zo wordt Jezus ook wel genoemd.

Meter: de peettante van een iemand die gedoopt wordt.

Metropoliet: een bisschop in de Oosterse Kerk.

Metten: onderdeel van het officiële gebed van de Kerk en werd midden in de nacht gebeden. Daarvoor moest men dus opstaan.

Michaël: een van de aartsengelen. Hij is nogal strijdlustig en heeft Lucifer uit de hemel gegooid.

Mijter: de hoed met twee punten, die gedragen wordt door een bisschop, kardinaal en de paus. Ook Sinterklaas heeft altijd een mijter op.

Mirakel: eenander woord voor wonder.

Mirakelspel: een toneelstuk (meestal uit de middeleeuwen) dat gaat over een wonder.

Mirre: een soort balsem, die heel lekker rook. Een van de drie koningen bracht dit mee voor Jezus en het was heel duur spul.

Misdienaars: zij helpen de priester bij een viering in de kerk.

Misintentie: een intentie is iets waarvoor gebeden wordt in een eucharistieviering . Vaak betreft het overledenen die bijzonder herdacht worden.

Misoffer: een ander woord voor de eucharistieviering.

Missaal: het grote boek, waarin de gebeden van de eucharistieviering staan.

Missie: een vroegere vorm van ontwikkelingwerk. De bedoeling was om op de eerste plaats het geloof te verkondigen. Omdat veel missionarissen ontdekten dat met alleen maar preken ze de mensen geen dienst bewezen, ontwikkelde de missie zich tot het geven van medische zorg en onderwijs.

Missiebisschop: een bisschop in de missie.Hij is dus niet iemand van dat land zelf. Hierdoor komt het dat Nederland veel meer bisschoppen heeftdan er bisdommen zijn.

Missiebusje: vroeger in vrijwel ieder katholiek gezin te vinden.Hierin werden kleine bedragen gestopt en die waren dan voor de missie bestemd. Voor de missie werden ook postzegels verzameld en de capsules van melkflessen, al of niet schoon gemaakt, zodat de laatste verzameling meestal gruwelijk stonk.

Missiepost: een missionaris woonde hier en had er meestal een huis en een kerkje gebouwd. Vaak was er ook een ziekenhuis en een school. Meestal moest de missionaris zelf bouwen, hij moest behoorlijk handig zijn om naar de missie te kunnen gaan.

Missionaris: een priester die in de Missie werkte. Niet alleen priesters gingen naar de missie maar ook broeders en zusters.

Miva: de Missie Verkeersmiddelen Aktie. Missionarissen hebben vaak vervoersmiddelen nodig, want hun parochies zijn vaak enorm groot. . Soms wel zo groot als heel Nederland.

Mohammedanen: de volgelingen van de profeet Mohammed. Tegenwoordig spreekt men van moslims. Hun geloof wordt ook wel de Islam genoemd.

Monniken: paters of broeders, die meestal in een abdij wonen en tot een oude orde behoren.

Monseigneur: de aanspreektitel van een bisschop. Het is een oud Frans woord en betekent gewoon mijnheer.

Monstrans: een meestal prachtig versierde houder voor de geconsecreerde hostie, gebruikt in het lof.Vaak zijn ze heel kostbaar vanwege de gebruikte edelstenen. In de monstrans werd het Allerheiligste uitgesteld ter aanbidding.

Morgengebed: dit bad je vroeger als je wakker werd, op je knieën voor je bed.

Moria: op deze berg wilde Abraham Isaak offeren. Dat werd op het laatste moment verhinderd en hij offerde er een ram, die met z’n horens in de struiken verward zat. Op deze bergtop bevond zich later het offeraltaar van de tempel van Jeruzalem. Nu staat er de Dom van de Rots, hier bewaren de Mohammedanen nu een afdruk van de voet van Mohammed toen hij naar de hemel ging en een paar baardharen van deze profeet.

Mozes: hij leidde het joodse volk uit Egypte waar zij als slaven leefden. 50 jaar trok hij met dat volk door de woestijn op weg naar het beloofde land. Op de berg Sinaï gaf hij de tien geboden aan het volk. Nog veel andere regels gaf hij het mee. Men spreek van de wet van Mozes. Daarmee worden ook de eerste vijf boeken van het Oude testament bedoeld.