Caecilia: beschermheilige van alle zangers, koren en muzikanten die in de kerk muziek maken. Behalve een aantal legendes is er weinig over haar bekend. Waarschijnlijk leefde zij in de derde eeuw en werd zij in de tijd van de vervolgingen vermoord. Haar verbondenheid met de kerkmuziek dateert uit de achtste eeuw.

Caesarea: in de tijd van Jezus een belangrijke stad. Het was een havenplaats aan de Middenlandse Zee.

Calvarië: de heuvel, buiten de muren van Jeruzalem. Op deze plek is Jezusgekruisigd . Waarschijnlijk was het gewoon de vuilstortplaats van Jeruzalem. De plaats die men nu beschouwt als de Calvarieberg, zit dus in de H. Grafkerk, zou kunnen kloppen want deze plaats lag, in de tijd van Jezus buiten de stadsmuren. Omdat de hele stad nu zeven meter hoger ligtdan in de tijd van Jezus, moet deze plaats toen een flinke heuvel geweest zijn. Nu is het een kwestie van een trap op klimmen en je bent er.

Calvinisten: protestanten, die de leer van Calvijn volgen. Het is een somber geloof, waarin veel plezier als zondig beschouwd wordt. Het protestantisme in ons land is nogal Calvinistisch gericht.

Calvijn: naast Luther de belangrijkste hervormer en grondlegger van het protestantisme. Hij leefde in de zestiende eeuwin Genève, waar je nu nog in een kerk, de stoel kunt zien, waar hij altijd op zat. Hij protesteerde tegen allerlei wantoestanden in de katholieke kerk endie waren er toen genoeg!

Carnaval: dit feest gaat vooraf aan de Vasten. Het is waarschijnlijk ouder als ons geloof en van oorsprong een vruchtbaarheidsfeest. Vandaar dat het in het voorjaar gevierd werd. Nu zijn het de dagen waarop je nog een keertje flink uit je bol mag gaan, voordat de serieuze vastentijd begint. De prinsenwagen is van oorsprong een blauw geverfd schip op wielen, waarin men alle zotten en dwazen, ter vermaak van het volk, door de stad voerde. We gaan nog niet zo lang netjes om met mensen die psychisch ziek zijn.

Caspar: een van de Driekoningen. Hij was degene met de donkere huidskleur en waarschijnlijk was hij een Nubiër. Nubië was in die tijd een groot rijk, ten zuiden van Egypte en men had daar net zo’n hoge vorm van beschaving als in Egypte, dit is nu eigenlijk pas weer ontdekt. We denken heel vaak dat Afrika pas ontwikkeld is toen de Europeanen het ontdekt en ingepikt hebben, maar dat is echt een foute veronderstelling; in Afrika waren ooit grote en hoogstaande vormen van cultuur. Door de bemoeienissen van de Europeanen zijn die helaas grotendeels verdwenen.

Catacomben: een onderaards gangenstelsels in Rome en omgeving, waar de doden begraven werden. Deze gangenstelsels waren heel groot en hadden vaak verschillende in- en uitgangswegen. Daar kon je je dus gemakkelijk verstoppen. Toen de eerste christenen vervolgd werden, vonden zij in de catacomben een veilige plaats; daar vierden zij de eucharistie en kwamen er ook samen om andere sacramenten te ontvangen en . . . . om les te krijgen over het geloof. Zij begroeven ook hun doden in de catacomben en vereerden daar hun martelaren. Je kunt de catacomben nu nog steeds bezoeken.

Catecheet: iemand die les geeft over het geloof.

Catechetisch centrum: hier wordt les gegeven op godsdienstig gebied, hier vindt men vaak alle mogelijke lesmaterialen over het geloof en als je iets echt niet kunt vinden, of niet begrijpt, is het handig om daar heen te gaan of telefonisch hulp te zoeken.

Cel: zo wordt soms de kamer van een pater, broeder of een zuster genoemd. Toch kan dat een grote ruimte zijn, maar soms kan er echt niet meer staandan een bed en een heel klein tafeltje met een stoel. Zo klein waren vroeger bij ons het klooster de kamertje, wij woonden in een tot klooster omgetoverde koeienstal en......op iedere plaats waar vroeger een koe stond, sliep daarna een zuster. Dit waren echte cellen!!!!!!!

Celibaat: ongetrouwde levensstaat. Een priester heeft de verplichting van het celibaat, hij mag nooit trouwen. Dit zelfde geldt natuurlijk ook voor paters, broeders en zusters.

Celibatair: iemand die ongetrouwd blijft. Dat betekent niet dat je dan maar ongehuwd samenwoont, dat mag natuurlijk net zo min!

Cherubijnen: ook engelen heb je in soorten en maten, de cherubijnenvormen een van die soorten. Andere soorten zijn serafijnen en aartsengelen. Dan heb natuurlijk ook nog de kerstengeltjes, maar dat is een ander verhaal.

Chrisma: de olie, waarmee de bisschop je zalft bij het vormsel. Het is gewoon olijfolie die gewijd is.

Christelijk: alles wat met het geloof in Jezus Christus te maken heeft. Christelijk is alles waarop Christus een uitdrukkelijk stemepel gedrukt heeft: christelijk leven, christelijk denken, christelijke cultuur. Of je dat nu met een "K" uitspreekt, zoals wij doen, of met een "G" zoals sommige protestanten doen, het gaat om dezelfde Jezus endezelfde boodschap.

Christendom: het geloof in Jezus Christus en alles en allen waarin dit tot uiting komt. Zo is het ook de verzamelnaam voor allen die in Jezus Christus geloven, kompleet met alle onderlinge verschillen, eigen regels, eigen wetten en eigen geschiedenis.

Christenen: mensen die in Jezus geloven. In het begin waren dit alleen maar katholieken, maar al gauw ontstonden er een heleboel soorten.

Christoffel: of deze heilige echt bestaan heeft, of dat het een vroom verhaal is, is niet helemaal duidelijk. Hij zou een reus geweest zijn, die aan een rivier woonde, waar hij mensen naar de overkant bracht, gewoon op zijn schouders. Op een keer, kwam er een kind, dat naar de overkant wilde. De reus dacht: "dat is een makkie!" Hij zette het kind op zijn schouders en waadde door de rivier. Het kind werd steeds zwaarder, zodat de reus bijna niet aan de overkant kon komen. Toen dat toch gelukt was, bleek hij Jezus zelf gedragen te hebben. De naam Christoffel betekent:" Christus-drager". Hij is nu de beschermheilige van iedereen die op reis gaat. Daarom zit er in een auto vaak een medaille om zo de bescherming van Christoffel te vragen.

Christus: latijns woordvoorgezalfde (in het Hebreeuws: messias). Jezus wordt vaak Christus genoemd, de gezalfde. In het Oude Testament werd koningen en profeten gezalfd om aan te geven dat zij in dienst van God stonden. Men droomde van een bijzondere messias die het rijk van God werkelijkheid zou maken. Die droom werd in Jezus vervuld. Het is eigenlijk een titel maar bij Jezus functioneert het meestal als een tweede naam.

Ciborie: een kelk met een deksel, waarin de geconsacreerde hosties bewaard worden in het tabernakel. Vroeger waren deze cibories ongelofelijk groot en vaak mooi versierd. Tegenwoordig zijn ze veel kleiner.

Clerus: een verzamelnaam voor priesters. In de Middeleeuwen werd een priester ook wel een clerk genoemd, als hij kon lezen en schrijven. Er waren toen ook priesters die dat niet konden.

Codex: het kerkelijk wetboek, waarin alle regeltjes en wetjes staan die er in de Kerk ooit uitgedacht zijn.

Collectant: iemand die geld ophaalt in de kerk (of erbuiten als er gecollecteerd wordt voor een goed doel). Tegenwoordig wordt dit door de koster of door de acolieten gedaan, of door gewoon zomaar iemand. Vroeger was er een aparte groep mensen die als taak het ophalen van geld hadden. Meestal hadden deze een aparte plaats in de kerk. Soms waren er tijdens een H. Mis wel drie collectes. Je moest ook betalen voor jouw plaats in de kerk : plaatsengeld. Soms haalden de collectanten geld op met een open schaal, maar ook gebruikten ze wel een zakje dat aan een langs stok zat. In die collectezakken werden soms in plaats van geld, oude knopen gegooid! Als het maar rammelde, bij een open schaal, laat je zo iets wel uit je hoofd.

Collecte: het ophalen van geld in de kerk. Dit is nodig, omdat voor alles wat er in de kerk en rond de kerk gebeurt, geld moet zijn.

Collectemandje: moderne uitvoering van de collekteschaal, die vaak van koper was gemaakt en ondanks dat het vilt dat erin geplakt was, rammelde het toch behoorlijk. Het mandje is gewoon wat vriendelijker en gemakkelijker te hanteren, want die schalen waren loei zwaar.

Communie: het deelnemen aan de eucharistieviering door naar voren te komen en het brood (de hostie) te ontvangen en te eten. Zo wordt de 'communio' (verbondenheid) met Jezus gestalte gegeven. Ook die hostie wordt wel communie genoemd.

Communiebank: vroeger mocht de hostie niet aanraken, je kreeg hem van de priester op je tong gelegd. Daarvoor knielde je aan de communiebank, vaak met je handen onder een wit kleed. Soms hield ook een misdienaar een gouden schaaltje ( pateen) onder jouw kin, zodat er een kruimeltje van de hostie op de grond zou kunnen vallen. In zuidelijke landen zie je nog vaak mensen op deze manier de communie ontvangen, alleen doen ze dat nu gewoon staande. Het is gewoon een vorm van eerbied. Wanneer je in zo’n land bent waar nog veel mensen op deze manier te communie gaan, kun je toch gewoon jouw hand ophouden en dan krijg je gewoon de communie op jouw hand gelegd. Nooit schrikken dus!

Communicant: iemand die te communie gaat en de hostie ontvangt.

Communiteit: een groep mensen die bij elkaar hoort en woont. Het kunnen paters, broeders of zusters zijn, maar soms horen er ook gewone mensen bij! De moderne versie van een commune is hiervan afgeleid.

Completen: het officiële avondgebed van de Kerk. Het bestaat meestal uit drie psalmen; het " In manus tuas" ( dit betekent : in Uw handen Heer, beveel ik mijn geest); en de lofzang van Simeon, die hij uitgesproken heeft toen hij het Kind Jezus in zijn armen mocht houden toen Jezus opgedragen werd in de tempel. In de Completen wordt gebeden om bescherming voor de komende nacht!

Confiteor: dit latijnse woord betekent: "schuldbelijdenis".

Conservatief: wanneer je erg vasthoudt aan oude gebruiken en regels ben je soms wat conservatief. Een tijd lang is er een tegenstelling geweest in onze kerk in Nederland tussen mensen die alles bij het oude wilden houden (ze wilden zelfs dat de H. Mis weer in het Latijn gebeden werd, waarbij de priester met zijn rug naar de gelovigen toe stond) en progressieve mensen die alle veranderingen niet snel genoeg gingen. Nu is datvoorbij en wordt er weer gewoon samengewerkt.

Concilie: vergadering van alle kardinalen en bisschoppen van de hele wereld, samen met de paus. Hier worden veranderingen besproken en soms de kerkelijke regels veranderd. Het laatste concilie is geest in de zeventiger jaren, Paus Joannes de drieëntwintigste is daarmee begonnen, want hij vond dat er een heleboel veranderd moest worden. Dat is toen ook gebeurd en heel veel overdreven regeltjes en voorschriften zijn verdwenen. In de twintig eeuwen dat het christendom bestaat, zijn er verschillende concilies gehouden, maar dit was pas de tweede keer dat het in het Vaticaan gebeurde.

Console: uitstekend plankje met steun er onder, dat aan de muur hangt of er in vast gemetseld zit, waarop een heiligenbeeld kan staan.

Consecratie: het belangrijkste moment in een eucharistieviering. Bij de consecratie wordt het brood en de wijn veranderd in het lichaam en bloed van Jezus.

Corpus: latijns woord voor lichaam. Zo noemt men wel het lichaam van Jezus op een kruisbeeld. Een kruisbeeld hoeft niet beslist een beeldje van Jezus erop te hebben, daarom wordt dit beeld met een aparte naam genoemd. Protestanten hebben helemaal geen beelden in hun kerken, dus zit er bij hen op het kruis geen corpus.

Credenstafel: een soort bijzettafel op het priesterkoor, waarop alles klaarstaat, wat nodig is voor de eucharistieviering. Daar staan bijvoorbeeld de ampullen. Ook de brede kast met grote laden in een sacristie, wordt zo genoemd; daarin zit immers ook alles wat je nodig hebt voor een viering.

Credo: dit latijnse woord betekent "Ik geloof". Met het credo wordt de geloofsbelijdenis bedoeld, die meestal na de preek gebeden wordt.

Crucifix: een duur woord voor kruisbeeld. Het is latijn en betekent : "de Gekruisigde".

Cultus: een geheel van geloofsvormen en gebruiken . Soms kan dit bij een heilige ontstaan, maar het kan ook gewoon bijgeloof zijn. Cultus is niet direct alleen iets van ons geloof, maar het komt overal voor , ook bij mensen die iets heel anders geloven.

Cultuur: het geheel van ontwikkelingen in een samenleving, waartoe ook het geloof behoord. In Europa heb je dus een christelijke cultuur. Of je nu gelooft of niet, je bent toch gevormd vanuit een geheel van normen, waarden, die vaak vanuit het christendom komen.

Curie: een groep kardinalen in Rome. Zij adviseren de paus en staan aan het hoofd van een College. Dit college is geen school, maar een soort ministerie. De kardinalen van de curie zijn dus de ministers van de paus. Zij moeten alles wat er op geloofsgebied in de hele wereld gebeurt, bijhouden, volgen en indien nodig bijsturen.