Babel: de hoofdstad van Babylonië. Hier zijn ze ooit begonnen met het bouwen van een ongelofelijk hoge toren. Ze wilden namenlijk met deze toren in de hemel komen. Om dit te verhinderen heeft God er toen voor gezorgd, dat de mensen, in eens, allemaal een andere taal gingen spreken. Dit gaf natuurlijk een enorme verwarring en zo kwam de toren nooit klaar. Wanneer we nu, elkaar met taalgebruik niet meer kunnen verstaan, heerst er dus een "Babylonische spraakverwarring".

Babylonië: dit lag waar nu Iran en Irak liggen. Het is een heel oud rijk, met een hoge beschaving. Het was enigszins oorlogzuchtig en de Babyloniërs hebben de Joden ook een keer overvallen en het hele volk in ballingschap afgevoerd.

Baldakijn: een vierkante lap stof over een buizenframe. Met vier stokken wordt het omhoog getild, door vier mensen. Onder het afdak wat zo ontstaat, loopt soms een priester in een processie (= kerkelijke optocht) . Deze priester draagt een monstrans mee, met daarin een hostie. Ook het afdakje boven een bisschopstroon of de troon van de paus, heet een baldakijn.

Balsem: een soort vloeibare zalf, die gebruikt werd om de doden in te smeren en ze zo langer goed te laten blijven. Balsem werd ( wordt) ook gebruikt bij het genezen en verzorgen van wonden. ( Purol Balsem).

Balsemen om doden langer te kunnen goed houden was het in warme landen nodig om de doden te balsemen. Dat kon op verschillende manieren gebeuren: alleen maar aan de buitenkant insmeren met balsem en kruiden . Dit had als bedoeling de stank weg te werken. De Egyptenaren ging bij het balsemen veel verder: zij verwijderden eerst alle zachte organen en pasten daarna een heleboel bewerkingen toe, om maar te zorgen dat de dode niet verging. Dat dat aardig lukte is duidelijk geworden, toen de mummies ( dit zijn gebalsemde doden) ontdekt werden.

Balthasar: de naam van een van de Driekoningen.

Banneux: een Maria-bedevaartplaatsje in de Belgische Ardennen . In het begin van deze eeuw is Maria hier aan een meisje, Mariëlle Bécout, verschenen. Zij zag Maria gewoon op de weg staan. Ze heeft Maria verschillende keren gezien. Rond het huis waar de familie Bécout woonde, is nu een groot parkachtig heiligdom ontstaan, met een heleboel verschillende kapelletjes. Er is ook een bron, maar dit water moet je niet al te lang bewaren, want dan gaat het ongelofelijk stinken. De "troetelnaam" waarmee Maria in Banneux vereerd wordt, is de " Maagd van de Armen". Het is best leuk om er een keer een bezoek te brengen en dat te combineren met een bezoek aan de watervallen van Coo of de druipsteengrotten van Rémouchamps. Dat is allemaal vlak bij elkaar. Ook in Banneux zoeken zieken genezing en kracht, er zijn officiële bedevaarten naar toe en op het terrein van het heiligdom is een plaats waar de zieken kunnen logeren. Iedere middag wordt er een ziekenzegening gehouden.

Bartholomeüs: een van de twaalf apostelen.

Basiliek: een groot, hoog gebouw, met rechte balken die een recht, plat dak ondersteunden, werd een basilica genoemd. Zo’n basilica werd vaak gebruikt voor het leger. Toen het christendom, onder keizer Constantijn, staatsgodsdienst werd in het Romeinse rijk werden die basilica’s omgebouwd tot kerken, de zogenaamde basilieken. Een echte oude basiliek heeft altijd rechte vormen: een recht plafond en rechte ramen. Een goed voorbeeld van zo’n basilica is de kerk die aan het klooster van de zusters in Caleruega vastzit. Hiervan zijn foto's beschikbaar. Dichterbij in Metz ( Noord Frankrijk) is ook een goed voorbeeld aanwezig. Daar is de St. Pierre. Dit kerkje is niet meer in gebruik als kerk, maar het is het oudste kerkje van heel Frankrijk en.......het is een basiliek. In Rome zie je deze bouwwerken uiteraard heel veel, de Basilica van de Jan van Lateranen ende "Maria Magiore" hebben deze bouwkenmerken. Wanneer we hier in Nederland over een basiliek praten, bedoelen we meestal een belangrijke, oude kerk, die geen kathedraal is, omdat er geen bisschop bij hoort.

Basisbeweging: overal in de Kerk zijn mensen met het geloof bezig. Mensen die heel actief zijn, maar niet officieel in dienst van de Kerk zijn ( dus niet benoemd door een bisschop) , behoren vaak tot een basisbeweging. Gewone mensen dus, die willen leven vanuit de Blijde Boodschap. Deze mensen willen de boodschap van Jezus in het hele leven toepassen en..........zetten zich in voor hulp bij maatschappelijke noden en het bestrijden van wantoestanden. Vaak werkt een basisbeweging sneller en reageert directer op sociale ontwikkelingendan de officiële kerk.

Beauraing:ook een bedevaartplaats van Maria in België. Dit plaatsje ligt tegen de Franse grens in de buurt van Bastogne. Hier is Maria verschenen aan een groepje van vijf kinderen, boven een spoorweg. Het terrein van het heiligdom is maar heel klein. Ook hierheen gaan regelmatig bedevaarten.

Bede: een ander woord voor een verzoek, meestal een heel dringend verzoek, dus het is eigenlijk gewoon een heel dringend gebed.

Bedehuis: de plaats waar men bidt, dus gewoon een kerk of een ander gebouw waar men kan bidden bv. een stiltecentrum.

Bedevaart: vaart is een oud woord voor "tocht" , vergelijk maar met " De Vaart" in Boxmeer, dat is ook een tocht, door de stad. Bedevaart is dus een tocht, een reis om te bidden. Het doel van zo’n reis is een bedevaartsplaats, waar meestal een heilige vereerd wordt. Dit kan Maria zijn, maar ook naar plaatsen, waar andere heiligen vereerd worden, gaat men op bedevaart. Voorbeelden hiervan zijn: Dokkum, hier wordt Bonifatius vereerd: Wittem, hier eert men Gerardus: Den Briel, waar de Martelaren van Gorkum geëerd worden. Met bedevaartplaatsen van Maria kun je een heel boek vullen, zoveel zijn die er.

Beelden: deze vind je in veel katholieke kerken, maar ook bij gelovige mensen thuis staat vaak een heiligenbeeld. Het meest voorkomende beeld is een beeld van Maria; daarvan bestaan ongelofelijk veel verschillende afbeeldingen. In sommige - meestal wat oudere kerken - staan of zitten tegen pilaren een heleboel heiligenbeelden. In een kerk van de protestanten zul je vergeefs naar een heiligenbeeld zoeken, want die willen beslist geen afbeeldingen van heiligen in hun kerken hebben. Ook niet van Maria. In de zestiende eeuw is er zelfs een "Beeldenstorm" geweest en hebben protestanten alle heigenbeelden de kerken uitgegooid en vernietigd. Zij verweten de katholieken dat die de heiligen aanbaden. Dat doen wij dus echt niet, we vragen een steuntje in de rug aan de heiligen en om ons te herinneren dat er zulke hulp mogelijk is, zijn er heiligenbeelden gemaakt.

Beëlzebub: een van de namen waarmee in de bijbel de duivel wordt aangeduid.

Begrafenis: tegenwoordig praten we vaker over een uitvaart, want lang niet iedereen wordt meer begraven. Soms worden mensen ook gecremeerd.Voor deze laatste viering met nog een keer het lichaam van de overledene in de kerk, bestaat een hele aparte uitvaartliturgie.

Begijn: zo werd een groep ongetrouwde vrouwen genoemd, die in een Begijnenhof woonden. Zij waren geen zusters, maar droegen wel herkenbare kleding. Ze leefden niet gemeenschappelijk, ieder had zijn eigen huishouden en zelfs soms een dienstmeisje. Vaak waren het vrouwen van rijke families. Vroeger hadden vrouwen weinig vrijheid en weinig recht op ontwikkeling, binnen zo’n begijnhof was dit wel mogelijk. Ze konden op deze manier vaak studeren en stonden in hoog aanzien. Ze waren niet verplicht er hun hele leven te blijven en wanneer ze een man ontmoetten, waar ze verliefd op raakten, konden ze gewoon trouwen, maar moesten dan wel weg uit het begijnenhof.

Begijnenhof: een afgesloten gebied, waar een heleboel, vaak kleine huisjes stonden, waar de begijnen woonden. Hierbij hoorde een kerk, waar de begijnen samen kwamen voor gebed; vaak was er een ziekenhuisje bij, waar ook mensen van buiten het begijnenhof verzorgd werden, er was soms een school voor meisjes en er was een huis waar armere begijnen samen konden leven; ook waren er voorzieningen voor oude begijnen. Een paar begijnenhoven zijn bewaard gebleven, al wonen er geen begijnen meer. In Amsterdam is er een. In België zijn er verschillende: het begijnenhof van Lier is prachtig en heel beroemd. In de begijnenhoven werd - vooral in België- veel aan kantklossen gedaan, het Brussels kant is dan ook wereld beroemd. Begijntjes hebben een nogal een eenvoudig imago, maar in werkelijkheid waren dit juist vaak zeer ontwikkelde, nu zou men zeggen geëmancipeerde , vrouwen, die niet onder de knoet van de familie wilden leven, maar zelfstandig wilden zijn. Dit laatste was binnen een begijnenhof tot op zekere hoogte mogelijk: men moest wel afzien van het huwelijk zolang men daar woonde; mannen werden geweerd en door een portierster tegengehouden.

Bel: om aan te geven, wat er gaat gebeuren worden binnen de kerk en bij viering in het bijzonder bellen gebruikt, in alle soorten en maten. Er zijn heel groten: de kerkklokken, maar ook hele kleintjes : de altaarschellen. De misdienaars bellen hiermee om aan te geven wanneer de consecratie is. Meestal bellen ze met een instrument, waarin vier belletjes hangen. Met een grotere bel, die meestal vastzit aan de muur, vlakbij de sacristie, wordt het begin en einde van een viering aangegeven. Dit is ook het teken waarop de mensen in de kerk gaan staan, uit eerbied voor degenen die voorgaan in een viering. Dit staan is niet alleen eerbied, maar het is ook een teken, dat je er bij betrokken wilt zijn: je bent wakker en met jouw gedachten erbij. Althans, dat is de bedoeling!

Belijden: een ander woord voor "getuigen". Wanneer je iets belijdt, komt je er voor uit en dan stop je het dus beslist niet weg: iedereen mag het horen. Het is echter niet dwingend iemand proberen over te halen om jou te geloven, geloof dring je niet op; echt geloven kun je alleen, als je het helemaal vrijwillig gekozen hebt en er achter staat.
Omdat bij het doopsel er voor een kind gekozen wordt door de ouders , is er later een sacrament, waarin die vrije keuze duidelijk tot uiting komt: het vormsel. Hierbij kiest men vrijwillig ervoor om zich in te zetten voor het geloof. Dit is dus echt een heel erg belangrijk moment.

Belijder: iemand, die door het getuigen van zijn geloof, een heleboel voor de Kerk gedaan heeft en.....doet. Hierom is hij/zij vaak heilig verklaard.

Benedictijnen: de paters, die Sint Benedictus navolgen. Dit is een van de oudste kloosterordes. Benedictijnen wonen in een abdij en de baas van een Benedictijnse abdij heet een abt. De benedictijnen hebben het katholieke geloof in West Europa verspreid, vandaar dat er overal abdijen zijn of........ruïnes van vroegere abdijen. In ons land is een bekende abdij, die van Egmond, in België is die van Chevretogne heel bekend. Daar bidden ze trouwens volgens de Byzantijnse Ritus, omdat ze zich inzetten voor de eenheid van de christenen.

Bergrede:zo wordt de toespraak van Jezus genoemd, waarin Hij vertelt wie Hij gelukkig vindt.

Berg Tabor: op deze berg ,die ten westen van het Meer van Galilea ligt, ontmoette Jezus Mozes en Elias. Hij zag er ineens heel anders uit, daarom wordt dit de berg van de Gedaanteverandering genoemd.

Berouw: gewoon spijt.

Beschouwende kloosters: bewoners (sters) van deze kloosters hebben geen werk buiten het klooster. Soms mogen zij zelfs helemaal niet buiten het klooster komen. Anders om mogen "gewone" mensen ook niet binnenkomen in deze kloosters, ze komen niet verder dan het gastenverblijf en de spreekkamer. Het kan zelfs gebeuren dat er in de spreekkamer een traliehek zit, aan de ene kant zit dan de kloosterling en aan de andere kant de andere mensen. De eerste taak van deze kloosters is bidden en daarbij willen de bewoners (sters) van zo’n klooster zo min mogelijk afgeleid worden.En als je nu denkt dat alleen maar hele "zure" mensen in zo’n klooster zitten, dan heb je het helemaal mis; om zo te kunnen leven moet je heel optimistisch zijn, bovendien hebben ze dit zelf gekozen en....zijn er vaak heel gelukkig bij! Het bidden tot God, de vieringen en het denken over God, terwijl ze vaak werk met hun handen doen, maakt sommige mensen heel gelukkig. Ze bidden niet alleen voor zichzelf, maar als je in de knoop zit, kun je bij zo’n klooster vragen om voor jou te bidden. Dat doen ze graag!

Besnijden: een gebruik, waarbij de voorhuid van een jongetje verwijderd wordt. De Joden kennen dit gebruik en het is een groot feest als het gedaan is.

Besnijdenis: het feest waarbij een jongetje besneden wordt.

Bethanië: een plaatsje vlakbij Jeruzalem; het ligt aan de andere kant van de Olijfberg, dus ten oosten van Jeruzalem. Hier woonden Martha, Maria en Lazarus, die ook vrienden van Jezus waren en waar Jezus vaak kwam. Toen Lazarus gestorven was, heeft Jezus hem weer tot het leven geroepen.

Bethlehem: dit plaatsje ligt ten zuid-oosten van Jeruzalem. Hier is Jezus geboren.

Beurs: een geldbuidel of gewoon een portemonnee. Judas had de beurs in bewaring en moest aan de armen geld geven als dat nodig was.

Bezeten: in het evangelie wordt met bezeten meestal bezeten door de duivel bedoeld. Iemand is dan helemaal in de macht van een boze geest en kan niet vrij meer beslissen. Maar wanneer je ergens zo van in de ban bent, dat je nergens anders meer aan kunt denken of iets anders kunt doen, dan kun je ook zeggen dat je bezeten bent. Bijvoorbeeld door geld verdienen of door drugs.

Bezoek: dit komt veel voor in het evangelie. Jezus ging nogal eens bij mensen op bezoek; Maria ging op bezoek bij haar nicht Elisabeth. Een stukje gezelligheid wordt duidelijk als een groot goed gezien.

Bidden: gewoon praten met God. Het lijkt misschien heel erg moeilijk, maar een oude zuster heeft me eens gezegd," je moet gewoon denken dat jouw vriendje naast je zit en daar vertel je gewoon alles tegen wat jou bezighoudt". Dat is bidden, eigenlijk heel eenvoudig!

Bidprentje: een plaatje, dat gegeven wordt als er iemand gestorven is. Het is bedoeld om er voor te zorgen dat je die persoon niet vergeet en af en toe eens aan hem of haar denkt.

Biecht: een van de zeven sacramenten. In dit sacrament worden zonden echt vergeven. Je moet ze dan wel aan een priester vertellen en echt spijt hebben. Een priester mag aan niemand, ook niet aan de politie vertellen, wat hij bij een biecht gehoord heeft. Hij schrijft ook geen rapporten , dus wat je in een biecht vertelt is absoluut veilig. Toch misschien prettig om te weten.

Biechtspiegel: biechten is heel lang heel gebruikelijk geweest, zo zelfs dat er precies bepaald werd wat voor penitentie ( dat is een boetedoening, meestal een paar weesgegroetjes bidden), bij welke zonde hoorde. Het boek waar dit in stond heette de biechtspiegel en het was geschreven door Raymundus van Pennaforte, in de Middel eeuwen.

Biechtstoel: een soort grote kast, met daarin meestal twee hokjes, een waar de priester zat, meestal op een gemakkelijke stoel, in het andere hokje knielde de persoon die wilde biechten en vertelde voor een raampje, waar gaas voor zat zijn zonden. Meestal was het ook nog donker in de biechtstoel zodat het voor de priester moeilijk moest zijn om de mensen te herkennen. Het was nogal een saai gebeuren, want de meeste zondaars kwamen niet verderdan wat gewone dingen, die net zo goed vergeven werden als je er maar gewoon spijt van had. Daarom is nu in de plaats van de biecht de viering van boete en verzoening gekomen. Alleen als je een moord gepleegd hebt moet je wel biechten.

Bisdom: het deel van het land waarover een bisschophet hoofdis. Dit gebied valt niet samen met de provincies, want er zijn minder bisdommendan er provincies zijn. Het bisdom wordt genoemd naar de stad waar de bisschop woont en waar zijn kathedraal staat. In Nederland bestaan de volgende bisdommen: Utrecht, Groningen, Haarlem, Rotterdam, Breda, ‘s Hertogenbosch en Roermond.

Bisschop: hij ishet hoofdin een Bisdom en geeft leiding. Hij is op de eerste plaatshet hoofdvan de priesters in zijn bisdom die niet bij een klooster horen, de zogenaamde "wereldheren". De bisschop kan nieuwe priesters wijden en het vormsel toedienen. Een bisschop wordt benoemd door de paus; als het goed is hebben de priesters in een bisdom dan iemand aan de paus voorgesteld . Vroeger kozen de gelovigen iemand tot bisschop. Meestal was dat iemand in wie zij enorm veel vertrouwen hadden.

Bisschoppenconferentie: de vergadering van alle bisschoppen van een land. Van deze vergadering is de aartsbisschop de voorzitter, hier proberen de bisschoppen samen op een lijn te komen, zodat er niet al te veel verschillen in regels en voorschriften zijn tussen de verschillende bisdommen. Vaak schrijven ze dan samen een brief ( = herderlijk schrijven) naar de gelovigen in dat land.

Bisschopskruis: een groot sierkruis, dat een bisschop aan een koortje op zijn borst draagt. Vaak is het mooi versierd met edelstenen.

Bisschopsstad: de stad waar de bisschop woont, in zijn bisschoppelijk paleis. Dit is dus de hoofdstad van een bisdom.

Bisschopsstaf: als een bisschop in vol ornaat gekleed is , dus met alle versierselen, die bij zijn ambt horen, dan heeft hij altijd een lange staf bij zich met aan de bovenkant een krul. Hij houdt de krul altijd van zich af, want dit betekent dat hij iets over alle mensen in zijn bisdom te zeggen heeft.

Bisschopstroon: in een kathedraal, de kerk van de bisschop, staat een stoel met een afdakje er boven, dit is de bisschopstroon; hier zit de bisschop tijdens een viering, waarin hij voorgaat.

Bloed van Jezus : hierin is de wijn veranderd, na de consecratie.

Bloemen: in een kerk staan bijna altijd bloemen om daarmee God te eren. Heel gewoon voor iemand van wie je houdt, neem je ook een bloemetje mee.

Blijde Boodschap : de letterlijke betekenis van het woord " evangelie" en zo wordt het verhaal van Jezus' leven en wat Hij ons te vertellen heeft, genoemd.

Boeddha: hij heeft het boeddhisme gesticht, dit is een Oosterse godsdienst, waarin ook heel veel nagedacht, gemediteerd wordt.

Boek: de letterlijke vertaling van het woord " Bijbel". Daarom wordt de Bijbel ook wel eens " het Boek der Boeken" genoemd.

Boeteling: iemand die de fouten die hij gemaakt heeft, weer goed wil maken. Hiervoor doet hij iets, wat een boete genoemd wordt. Het kan een bepaald gebed bidden zijn, maar ook een pelgrimstocht.

Boetekleed: tegenwoordig wordt dit begrip meestal figuurlijk gebruikt. Wanneer iemand ergens veel spijt van heeft en dit laat zien, dan trekt hij/ zij het boetekleed aan. Vroeger wat het letterlijk bedoeld. Wanneer men boete deed trok men speciale kleding aan, meestal van de een of andere grove stof gemaakt, die flink schuurde, beslist niet modieus was en meestal grauw van kleur was. Soms werden er wel jutezakken voor gebruikt. Tot overmaat van ramp vonden de boetelingen ook nog dat ze er zo onaantrekkelijk mogelijk uit moesten zien, dusvuil moesten zijn , daarvoor bestrooiden ze zich ook nog eens met as. Hier komt de uitdrukking :" in zak en as zitten" vandaan.

Boetetijd: de tijd die iemand nodig had om zijn fouten weer goed te maken. Dit kon variëren van een kwartiertje, tot een jaar. ( of langer!) In die tijd mocht degene die boete deed meestal niet te communie gaan.

Boeteviering: bij het Tweede Vaticaans Concilie hebben ze ontdekt, dat het helemaal niet nodig was dat alle mogelijke en onmogelijke "kleine" zonden gebiecht werden ( bijvoorbeeld: uit de suikerpot snoepen) Dit soort zonden konden ook wel in een gezamenlijke viering vergeven worden. Daarna is men begonnen met de "boetevieringen", waarin soms de mogelijkheid bestaat om toch nog even aan de priester, die zonden te vertellen, waarvan je denkt dat ze niet zomaar vergeven kunnen worden. Het was voor heel veel mensen een grote opluchting, toen het niet meer verplicht was om vaak te biechten ( soms iedere week). Ook voor de priesters was het best een opluchting, wantde biecht horen was vaak een langdurige en.....saaie bezigheid.

Bonifatius: deze benedictijner pater, heeft geprobeerd de Friezen te bekeren. Maar ze hebben hem bij Dokkum vermoord. Nu is Bonifatius heilig en Dokkum is een bedevaartplaats, waar ook een bron is.

Bonnet: een vierkant, klein hoedje, met een pompoentje bovenop, dat vroeger door pastoors gedragen werd.

Botten: overblijfselen van heiligen zijn vaak de botten van het skelet, omdat diehet moeilijkst vergaan. Vaak worden deze botten en botjes gebruikt om een heilige te vereren, dan zijn het relikwieën. Soms zitten ze in een glazen doosje, de relikwieënschrijn, maar vaak werden ze ook keurig verpakt in stukjes tule, met een strikje en in een schilderijenlijst gedaan, zodat iedereen ze kon zien.De schedelwerd soms op een aparte manier verpakt: een zilveren houder er omheen en dan was het gemakkelijk te zien of de heilige op een gewone manier gestorven was of dat hij door tegenstanders een kopje kleiner gemaakt was. Wanneer een heilige gewoon gestorven was, stond het aangezicht naar voren. Wanneer de heilige vermoord was, stond het achterhoofd, al dan niet met een gat erin, naar voren.

Broeder: een man die in het klooster is, maar geen priester is. Er zijn congregaties die alleen maar uit dit soort mannen bestaat en vaak hebben deze op scholen gewerkt. Soms zijn er ook broeders in kloosters voor paters. Deze mannen wilden soms geen priester worden of...ze konden niet zo goed leren. Bij de dominicanen bestaat deze mogelijkheid ook, maar omdat ze nu er van uit gaan, dat het geen verschil maakt of je veel gestudeerd hebt of met je handen werkt, noemen de paters dominicanen zich allemaal " broeder", maar worden toch vaak aangesproken met "pater" of gebruiken ze gewoon de voornaam.

Brood: de meest gebruikte vorm van voedsel, daarom nam Jezus brood om het te veranderen in zijn lichaam. Jezus was een Jood en het Laatste Avondmaal was een plechtige maaltijd, want het paasfeest was in aantocht. Bij zo’n plechtige maaltijd hebben de Joden ook altijd brood en wijn en spreken daarover een zegening uit. Jezus heeft deze zegening veranderd en er een diepere betekenis aan gegeven. Het was ook toen al speciaal brood, er zat geen gist in en dus was het behoorlijk plat, vandaar dat onze hosties ook geen gist bevatten en op ouwel lijken.

Bron: zonder water is op deze wereld geen menselijk leven mogelijk. In een warm land, zoals Israël was en is, is de aanwezigheid van water heel belangrijk. De eerste steden werden altijd bij een bron gebouwd en vaak er omheen: dit was de enige manier om in leven te blijven. Daarom vergelijkt Jezus vaak zichzelf met een bron, maar Hij legt ook veel uit met vergelijkingen met een bron. Om het bezit van een bron zijn complete oorlogen gevoerd, ook om het recht om water uit een rivier te halen. Wie water heeft , kan het land bebouwen en goed leven.

Bruid: wat een bruid is weet natuurlijk iedereen : een meisje dat gaat trouwen. Toch heeft dit woord ook een symbolische betekenis: het wordt ook gebruikt als iemand zich helemaal aan God wil wijden en....ongetrouwd blijft. De belangrijkste eigenschap van een bruid is, dat ze helemaal van iemand wil zijn en daar haar hele leven aan wil wijden. Deze eigenschap wordt in de Kerk nog al eens gebruikt om de verhouding van Jezus met de Kerk aan te geven. Jezus is volledig betrokkenbij de Kerk, maar andersom is dat eveneens het geval.

Buxus: boompje of struik, met kleine blaadjes, dat altijd groen blijft. Dit wordt gebruikt om onze palmtakjes met Palmpasen van te maken. Het is dus helemaal geen palm.

Bijbel: de Bijbel is in feite niet één boek, maar een verzamelwerk. In de Bijbel staan een heleboel boeken in het Oude Testament, geschreven voor de komst van Jezus. In het Nieuwe Testament, dat geschreven is na de komst van Jezus, staan de vier evangelieverhalen, de Handelingen van de Apostelen, de brieven van apostelen en de Apocalyps. Het Oude Testament is eeuwen oud, soms voor ons een beetje moeilijk te begrijpen; daarom worden er nogal wat cursussen gegeven in bijbelstudie. Toch zijn de verhalen uit het Oude Testament vaak heel leuk en spannend om te lezen en lang zo " braaf" niet als je eigenlijk zou denken. Het probleem is vaak wel, dat het symbolische verhalen zijn, die je dus niet letterlijk moet opvatten. Het is geen boek met geschiedenisverhalen, die letterlijk zo gebeurd zijn. De verhalen willen ons iets uitleggen, duidelijk maken en omdat veel van die verhalen zo oud zijn en de mensen in die tijd nog niet konden lezen en schrijven, zijn het verhalen die men elkaar verteld heeft, misschien wel ‘s avonds bij een kampvuur. Een heel duidelijk voorbeeld van zulke verhalen is het scheppingsverhaal. Lang is geloofd dat dit letterlijk waar was. Langzamerhand heeft echter de wetenschap ontdekt dat de aarde op een andere manier is ontstaan, maar wat wel opvalt is dat de volgorde van ontwikkeling van de aarde wel klopt, alleen je moet in plaats van een dag, gewoon miljoenen jaren lezen.

Bijgeloof: geloven in dingen, tekens, gebruiken, die niets met het geloof in Jezus te maken hebben. Bijgeloof komt vaak voort uit onzekerheid en het verlangen om wat er gaat gebeuren een beetje zelf te bepalen. Vaak gaat heiligenverering ook gepaard met een heleboel bijgeloof, bijvoorbeeld : aan de heilige Clara een worst beloven en dan vast geloven dat er mooi weer komt, is eigenlijk een vorm van bijgeloof. Het is netuurlijk slimmer om naar de weersverwachting te luisteren, hoewel die ook niet altijd betrouwbaar is. Vroeger bepaalde het bijgeloof nog veel meer het leven van mensen als tegenwoordig, men was bang voor bepaalde natuurverschijnselen; vandaar dat veel heiligen moeten beschermen tegen de bliksem ( Sint Donatus) , toen de bliksemafleider uitgevonden was, werd dit bijgeloof een stuk minder. Bijgeloof kan best gevaarlijk zijn, want soms neemt dat zulke vormen aan, dat je helemaal niet vrij meer bent. Het is echt iets waar je mee moet uitkijken! Het is ook vaak moeilijk aan te geven waar het geloven ophoudt en waar het bijgeloof begint. Zolang bijgeloof leuk is en je er geen gekke dingen voor hoeft te doen , het geen angsten oproept en jij gewoon vrij blijft, is er niets aan de hand.

Byzantijnse ritus : dit is een andere vorm van liturgie vieren binnen de katholieke kerk. Deze vorm van liturgie komt uit Oost- Europa en lijkt heel veel op de liturgische vormen van de Grieks orthodoxe ritus en de Russische ritus. Het verschil is, dat de Byzantijnse de paus erkent en dat de Russische en de Griekse dit niet doen. De Byzantijnse ritus is heel kleurrijk, heel geheimzinnig: je ziet de priesters niet terwijl ze de eucharistie vieren, ze doen dit achter een zogenaamde iconostase, een scheidingswand met daarop allemaal schilderijen. Deze schilderijen zijn "iconen" en beelden heiligen, Maria en Jezus af. Deze iconen hebben een heel bijzondere manier van afbeelden en lijken niet op een gewoon schilderij. Er zijn een heleboel voorschriften om een icoon te schilderen. Ook de muziek in de Byzantijnse ritus is heel andersdan wij gewend zijn. In een viering wordt heel veel gezongen, veel met wierook gewerkt en...........het duurt reuze lang. Het is wel heel mooi om eens een keertje mee te maken.