Aalmoes : een gift aan een arme .

Aalmoezenier : een priester die in het leger is. Hij wordt ook wel een veldprediker genoemd, omdat hij zijn diensten vaak in de open lucht moet houden.

Aanbidden : een vorm van bidden, zoals je alleen tot God bidt. Hem vereer je als de enige die echt goddelijke macht heeft.

Aangezicht: een ander woord voor het gezicht van God. We noemen het zo, omdat we niet weten hoe God er echt uitziet.

Aanklagen :Jezus werd door de Hogepriesters bij Pilatus gebracht. Zij beschuldigden Hem er van dat Hij gezegd had, dat Hij de Zoon van God was. Dit was dus een aanklacht en Jezus werd door de hogepriesters aangeklaagd.

Aanroepen: wanneer we ergens niet alleen uitkomen, roepen we hulp aan. Dan vragen we God om ons te helpen, of we vragen dit aan Maria of een andere heilige.

Aäron:  de broer van Mozes; hij ging samen met Mozes naar de Farao om te vragen het Joodse volk te laten gaan.

Aartsbisschop: Een groep bisdommen vormt samen een kerkprovincie en aan het hoofd van zo'n kerkprovincie staat een aartsbisschop.  Kleine landen als Nederland zijn maar één kerkprovincie, in grote landen zijn er verscheidene.

Aartsvaders:  belangrijke figuren in het ontstaan van het Joodse volk; Abraham was de eerste aartsvader, maar ook Isaak en Jacob waren het.

Abdij:  een klooster van monniken (= paters en broeders)  of monialen (=zusters), vaak al heel oud.  Benedictijnen ( volgelingen van Sint Benedictus),  maar ook andere oude ordes hebben abdijen. Vroeger hoorde bij de abdij ook veel land, waarop de kloosterlingen werkten, want ze moesten zo de kost verdienen. Soms hadden/hebben ze een bierbrouwerij. Vroeger was er ook dikwijls een school bij. Vanuit de eerste abdijen is het geloof in Jezus in onze streken verspreid. Ze hebben veel gedaan voor de ontwikkeling van onze cultuur. Hier werden vroeger de boeken geschreven.

Abraham: de stamvader van het Joodse volk. Hij woonde eerst in Ur, een stad in Mesopotamië; daar kreeg hij van God de opdracht om naar het "Beloofde Land " te trekken. Zo kwam hij in Israël terecht en stichtte daar het Joodse volk. Zijn vrouw heette Sara .

Absolutie: een gebedsformule, waarmee in de biecht de zonden vergeven worden.

Absoute:  een gebed voor een overledenen, uitgesproken aan het eind van een uitvaartviering. Het dode lichaam wordt dan gezegend met wijwater en wierook.

Abt:   de hoogste baas in een abdij. Hij heeft eigelijk net zoveel aanzien als een bisschop, alleen oefent hij zijn gezag niet uit over de mensen buiten de abdij, maar alleen over de mensen die binnen de abdij wonen. Hij draagt , net als een bisschop, een mijter bij de plechtigheden in de kerk en....hij heeft ook een bisschopsstaf, maar die houdt hij anders vast als een bisschop, nl. met de krul bovenaan, naar binnen en niet naar buiten.

Achterste voren : zo wordt het Hebreeuws geschreven en gelezen. Je begint aan de achterkant van een boek. Ook is de achterkant gewoon onze voorkant. Een heel vreemd gezicht. Ook het moderne Ivriet ( d.i. de officiële taal in Israël) wordt zo geschreven en gedrukt.

Adam: volgens het Scheppingsverhaal de eerste mens.   In het eerste hoofdstuk van het boek Genesis wordt vertelt hoe God hem vormde uit wat klei en boetseerde tot de klei op een mens leek. Hij blies hem adem in zijn neus en zo kwam Adam tot leven. Toen hij sliep werd een rib bij hem weggenomen en daar maakte God Eva van.

Addergebroed: eigenlijk zijn dit natuurlijk de eieren en de jonkies van een adder. Omdat de adder een giftige slang is en best gevaarlijk, gebruikt Jezus " addergebroed" als een scheldwoord; hij vergeleek hiermee de Farizeeërs en bedoelde dat zij net zo giftig en achterbaks waren als adders!!!! Het was in feite een belediging.

Adem: in de Bijbel wordt dit woord gebruikt om " leven" aan te duiden. Zonder te ademen kan een mens niet leven. Trouwens het Hebreeuwse woord "ruach" betekent zowel " adem" als "geest".

Adrianus: de enige Nederlander, die ooit paus is geweest.

Advent:  een tijd van "verwachting" . Zo wordt daarom de tijd voor Kerstmis genoemd, die vier weken duurt.

Adventskrans: een krans, die meestal versierd is met groenblijvende takken, dennentakken of takken van coniferen. Hierop staan vier kaarsen, die aangestoken worden op de zondagen van de advent. Vaak is een adventskrans versierd met paars lint, omdat dit de liturgische kleur is die bij de advent hoort.

Afgod: iets of iemand, die zo vereerd en aanbeden wordt,als eigenlijk alleen maar God aanbeden mag worden. Duur woord voor afgod is idool. Over het algemeen worden alle andere goden die door volkeren met een andere godsdienst vereerd worden, als afgoden beschouwd. Een afgod kan natuurlijk ook een levende persoon zijn, waar mensen helemaal hoteldebotel van zijn! (Popsterren bijvoorbeeld!)

Afgodsbeeld: Meestal denken we hierbij alleen maar aan de beelden van Afrikaanse godsdiensten. Maar wanneer je er een beetje ruimer over denkt, dan zijn alle beelden van iets en iemand, die hevig aanbeden wordt, afgodsbeelden. Een van de meest bekende voorbeelden uit het Oude Testament is het "Gouden Kalf", wat de Joden in de woestijn gemaakt hadden; ze hadden daarvoor al hun sieraden ingeleverd en die waren omgesmolten; ze waren op zoek naar iets wat ze konden zien en aanbidden als God.

Afnemen: Je kunt niet alleen stof afnemen, maar je kunt ook een lichaam van een kruis afnemen. Dit werd met Jezus na zijn dood gedaan. Hiervan is een afbeelding in de Kruisweg, die heet de "Kruis-afneming".

Agnus Dei : dit is Latijn en betekent "Lam Gods". Deus is het latijnse woord voor God en Agnus betekent "Lam". Jezus is vaak afgebeeld als een lam met een kruis. Een gebed in de eucharistieviering herinnert hier aan. Vroeger waren er ook schijfjes was, waarin een afbeelding van een lam met een kruis gedrukt was. Soms hing men dit in zijn huis om bescherming van Jezus - als Lam Gods - te verkrijgen. Dit wassen plaatje werd dan het " Agnus Dei" genoemd. Het zat meestal in een linnen zakje, om het te beschermen.

Albasten vaas : Albast is een mineraal, waarvan vazen gemaakt konden worden. Het is een heel kostbare grondstof, die vrij zeldzaam is. Meestal is dat soort vaasjes heel dun en doorschijnend. Het lijkt een beetje op glas. De Egyptenaren gebruikten deze grondstof veel om flesjes te maken en daarin parfums en andere make-up spullen te bewaren.

Albe:  een lange witte jurk met een heleboel plooien en vaak een brede rand kant aan de onderkant en aan de mouwen. Dit droeg een priester over een toog ( het zwarte van de toog zag je dan door het kant heen), onder een kazuifel. Om zijn middel bond hij dan een singel ( koord) om de albe een beetje in model te houden. Sinterklaas draagt meestal een albe met singel onder zijn mantel.  Ook al dragen de priesters tegenwoordig geen toog meer, de albe wordt nog heel dikwijls gebruikt onder het kasuifel.

Alleluja: een uitroep van blijdschap, die betekent: " Looft de Heer!".

Alle mensen : voor hen  is Jezus gekomen en........voor hen is Zijn "Blijde Boodschap" bedoeld.

Alfeüs :  de vader van Jakobus, een van de eerste apostelen.

Allerheiligen: op dit feest worden alle heiligen , samen, herdacht. Het feest werd altijd op 1 november.  Nu vieren we dit feest meestal in het weekend ervoor of er na.

Allerzielen: op deze feestdag wordt alle overledenen herdacht. De officiële datum is 2 november en vroeger was ook dit feest een extra vrije dag. ‘s Morgens moest je dan naar de H. Mis en de rest van de dag was je bezig met zoveel mogelijk kerken te bezoeken, want dat zou aflaten opleveren voor de zielen in het Vagevuur. Driemaal in en uit een kerk gaan leverde de Portciuncula-aflaat op.

Aloë: een plant die een olie bevatte, waarmee de huid zacht gemaakt werd en beschermd. Deze olie werd ook gebruikt bij het balsemen van gestorvenen. ( Deze olie wordt ook nu nog in make-upartikelen gebruikt).

Altaar:  oorspronkelijk was een altaar vaak een groot rotsblok, waarop offers gebracht werden. Soms waren dit brandoffers en da werd er op het altaar een vuur gemaakt. Men bouwde ook wel altaren van stenen, met hetzelfde doel. Het ons bekende altaar is een altaartafel. Een altaartafel in een kerk bevat in het tafelblad altijd een altaarsteen, als herinnering aan de stenen altaren.

Altaardwaal:  een lange linnen doek, met aan een kant soms een brede rand kant, die over het altaar gelegd wordt, als een soort tafelkleed.

Altaarsteen: een vierkante steen , die midden in de altaartafel, in het blad verzonken is. Onder deze steen bevinden zich relikwiën van heiligen, die de kerk en de parochie moeten beschermen.

Altöttong:  de grootste Maria-bedevaartplaats in Duitsland. Het plaatsje bevindt zich in Beieren, in Zuid Duitsland, vlak bij de grens van Oostenrijk. Hier wordt een wonderbaarlijk Mariabeeldje vereerd. De mensen maken soms een lange voettocht naar het kapelletje, met een houten kruis op hun schouders.

Ambo: de lessenaar die op het altaar staat , waar de lezingen gedaan worden.

Amen: hiermee eindigt een gebed. Meestal zegt iedereen het gelijktijdig om zo zijn instemming met het gebed te uiten. Het betekent:" Het is zo!".

Amnesty International : een organisatie, die zich inzet om mensen die onschuldig in de gevangenis zitten, vrij te krijgen. Meestal zijn dit politieke gevangenen. Amnesty bemoeit zich met veiligheid, vrijheid en.....mensenrechten! Een prima organisatie, die geweldloos mensen bevrijdt, door bijvoorbeeld regeringen te bestoken met brieven.

Amict:  een soort halsdoek, gedragen onder de albe en het kasuifel. Er zitten lange linten aan, waarmee de doek vastgebonden wordt. De bovenkant van de doek kwam boven het kazuifel uit en beschermde het kazuifel ( dat niet gewassen kon worden!) tegen vuil en vettigheid.

Amos:  een profeet; hij heeft een boek geschreven, dat zijn voorspellingen bevat en dit staat in het Oude Testament. Uit dit boek wordt vaak gelezen in de advent, omdat hij de komst van Jezus heeft voorspeld.

Anna: volgens de overlevering was zij de moeder van Maria. Ze was getrouwd met Joachim . Vooral in Frankrijk wordt ze vereerd en in Bretagne is een grote bedevaartplaats, waar zij verschenen zou zijn: St. Anne d’Auray.

Andreas: een van de apostelen.

Anglicaanse kerk : Hendrik de Achtste van Engeland mocht niet scheiden van de Paus. Daarom werd Hendrik woedend op de paus en.........stichtte (=begon met) zijn eigen kerk. Van deze kerk werd hij het hoofd , de Anglicaanse Kerk. De vieringen in de Anglicaanse kerk lijken heel veel op die van ons, priesters in deze kerk mogen trouwen en.....er zijn nu ook vrouwen priester, zelfs bisschop in deze kerk. De koningin van Engeland is het hoofd van de Anglicaanse Kerk.

Annashogepriester toen Jezus veroordeeld werd tot de kruisdood.

Anthoniaburcht:  het paleis waar Pilatus woonde als hij in Jeruzalem was. Het lag tegen de tempel aan, aan de noordzijde. Hier huisden ook de Romeinse soldaten, die op deze manier goed in de gaten konden houden, wat er op het tempelcomplex gebeurde.

Antonius:  de naam van een heilige. Er zijn twee heel bekende heiligen met deze naam: Anthonius de kluizenaar, die meestal met een varken afgebeeld wordt. Dit is de beschermheilige van St. Anthonis. De andere is Antonius van Padua, die helpt bij het terugvinden van alles wat je kwijt bent.

Antifoon:  een regel tekst, die de inhoud van een lied ( vaak een psalm) in het kort weergeeft. Deze regel wordt voor en na het lied herhaald.

Antiochië: belangrijke stad  in het oude Midden Oosten. Het werd  een belangrijk centrum van het christendom, mede door de prediking van Paulus.

Antipendium: lap stof, in de liturgische kleur, met daarop een afbeelding, die in het midden voor het altaar hangt

Apocalyps:  het laatste boek van het Nieuwe Testament. Het boek is geschreven door de evangelist Johannes, toen hij al heel oud was en op het eiland Patmos woonde. Dit eiland ligt bij Griekenland. Johannes beschreef het einde van de wereld, als Jezus terugkomt, maar ook alle verschrikkingen die daaraan vooraf gaan. Hij beschrijft de visioenen ( beelden) die hij kreeg. Dit boek is het moeilijkste boek uit het Nieuwe Testament.

Apostelen: zo worden de volgelingen van Jezus, die Zijn Boodschap moesten verspreiden, genoemd.

Aramees:  een van de talen die in de tijd van Jezus in Israël gesproken werd.

Ark van Noach :  een heel grote houten boot, die Noach heeft gebouwd in opdracht van God, om zo de zondvloed te kunnen overleven. Het regende toen veertig dagen en nachten. In de ark had Noach dieren meegenomen, van iedere soort een mannetje en een vrouwtje. Zo was er na de zondvloed toch nog leven op aarde en kon alles weer opnieuw beginnen. Er wordt nog steeds gezocht naar overblijfselen van deze ark, want men vermoedt dat die op een hoge bergtop is blijven steken. Bijvoorbeeld in de Kaukasus op de berg de Ararat. Niet alleen in de Bijbel staat het verhaal van de Zondvloed, maar ook de Perzen hadden een verhaal over de zondvloed; dit staat in het Gilgames-epos. Ook de Maya’s in Zuid Amerika kenden een verhaal over een zondvloed.

Ark van het Verbond :  een houten kist, versierd met engelen. In deze kist zaten de Stenen Tafelen ( platte stenen) waarop de Tien Geboden stonden. Deze Stenen Tafelen had Mozes van God gekregen op de berg Sinaï. God had dus een Verbond gesloten met de Joden, vandaar dat deze kist de Ark van het Verbond genoemd werd. Toen het Joodse volk 40 jaar door de woestijn trok, hebben ze deze kist meegedragen en boven de kist zweefde een wolk, als teken van Gods aanwezigheid. Toen de tempel gebouwd was, werd de Ark van het Verbond in het binnenste deel van de Tempel geplaatst, in het Heilige der Heiligen en alleen de Hogepriester die dienst had, mocht daar nog binnen gaan. De Romeinen hebben bij de verwoesting van de Tempel, de Ark van het Verbond geroofd en waar die nu is, weet niemand.

Asceet:  iemand die heel ingetogen leeft, hij eet niet meer dan nodig is om in leven te blijven en gebruikt zeker geen genotmiddelen. Meestal ziet een asceet er dus mager en pipsjes uit.

Ascese:  het beoefenen van de matigheid , om zo tot een beter godsdienstig leven te komen.

Ascetisch: als je de ascese beoefent, leef je ascetisch.

Asielrecht: wanneer iemand achtervolgd wordt ( door politie, soldaten e.d.) en hij is op het altaar of houdt dit vast, dan is hij veilig, want daar mag hij niet gearresteerd worden. Het altaar is een " vrij-plaats" . Vrij-plaats is het zelfde als asiel, dus een altaar geeft iemand recht op asiel Vandaar dat asielzoekers, die met uitzetting bedreigd werden door de autoriteiten in ons land, soms hun toevlucht in een kerk zoeken. Daar kunnen ze niet opgepakt worden. Dit asielrecht is niet altijd geëerbiedigd, maar het is wel een van de oudste regels van de mensheid. Een kerk is dus behalve een plaats om te bidden, ook een plaats waar je veilig bent.

Askruisje:  een kruisje dat de priester je geeft, met aswoensdag, op je voorhoofd. Hij doopt eerst zijn duim in een schaaltje as, ( gemaakt van verbrandde palmtakjes van het afgelopen jaar) en dan heb je een zwart kruis op je voorhoofd. Dit kruisje is bedoelt om je er aan te herinneren dat ook jij eens weer stof wordt als je dood bent.

Assemblée:  een bijeenkomst van een heleboel vertegenwoordigers van verschillende godsdienstige richtingen. Hier worden afspraken gemaakt en probeert men steeds beter samen te werken.

Aswijding: op aswoensdag wordt de as waarmee het askruisje gegeven wordt eerst gewijd met wijwater en een speciaal gebed.

Aswoensdag:  de eerste dag van de Vasten of Veertigdagentijd, die voorafgaat aan Pasen. Op deze dag ga je naar de kerk om een askruisje te halen en zo bewust te beginnen aan de voorbereiding op Pasen. Deze dag is een van de twee, nu nog bestaande vasten- en onthoudingsdagen. Op Aawoensdag mag je dus geen vlees eten! Je mag ook maar een keer een volledige maaltijd eten, bij de andere moet je het een beetje kalmer aan doen.

Augustus:  de keizer van Rome, in de tijd dat Jezus geboren werd. Hij heeft zijn naam aan onze maand augustus gegeven.

Aureooltje:  een rond, gouden schijfje, achter het hoofd van een heilige. Het stelt een stralenkrans voor en het is een teken dat ons vertelt dat die heilige licht verspreidt!

Avignon:  een stad in Frankrijk, in de Provence; de rivier de Rhône stroomt dwars door de stad. In deze stad is een pauselijk paleis, want hier heeft ooit een paus gewoond, toen er twee pausen waren, één in Rome en één in Avignon.

Avondgebed: vroeger ( misschien nu nog) baden de mensen voor ze gingen slapen, soms geknield voor hun bed, soms ook aan tafel.

Avondmaal: letterlijk is het natuurlijk de maaltijd ‘s avonds, het souper! Een avondmaal werd het Laatste Avondmaal, dit was de laatste keer dat Jezus samen met Zijn leerlingen at. Hierbij heeft Hij de eucharistie ingesteld. De protestanten kennen ook een Avondmaal, dit is een viering, waarbij ook brood en wijn gebruikt wordt om Jezus te gedenken.